Het einde van een middeleeuwse kerk  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Spiritualiteit > Het einde van een middeleeuwse kerk
Dr. Tjeu van den Berk
17/4/10

 

    

Het einde van een middeleeuwse kerk

 

Recensie van drie publicaties van Roger Lenaers sj:
De droom van Nebukadnezar of het einde van een middeleeuwse kerk, in  Tijdschrift  voor Geestelijk Leven, 2000 (ISSN 1370-6691);
Uittocht uit oudchristelijke mythen, Geloven na ‘De droom van Nebukadnezar’, in Tijdschrift voor Geestelijk Leven, 2003 (ISSN 1370-6691);
Al is er geen God-in-den-hoge, Een vervolg op De Droom van Nebukadnezar, Uitgeverij Pelckmans-Kapellen, 2009 (tweede druk 2010) ISBN 9789028952706.

In de zestiger jaren van de vorige eeuw schrijft de grote theoloog en jezuïet Karl Rahner in zijn Handboek van Moraaltheologie: “Op het ogenblik dat we werkelijk ingaan op de geestelijke situatie zoals die met de wereldsheid van de wereld gegeven is, rijzen er zoveel moeilijkheden voor een goed verstaan van de christelijke boodschap, worden zoveel dingen die tot nu toe vanzelf spraken problematisch, moeten er zoveel nieuwe toegangswegen naar inzicht gezocht worden, dat de hele christelijke boodschap in zekere zin fundamenteel theologisch en dogmatisch opnieuw doordacht moet worden, om werkelijk geloofwaardig en begrijpelijk te kunnen worden”.

Veertig jaar later doet zijn ordegenoot Roger Lenaers een serieuze poging tot deze copernicaanse doordenking. Zowat alle christelijke dogma’s en de voornaamste daaraan ten grondslag liggende fundamenteel theologische kwesties worden door hem ‘werelds’ geherformuleerd. Dat doet hij om te beginnen in twee essays, uitgegeven door het Tijdschrift voor Geestelijk Leven. En met een ongehoord succes. Van het eerste essay werden 10.000 exemplaren verkocht. Dat was deze drieëntachtigjarige priester (sinds 1995 pastor in twee bergdorpen in Tirol) blijkbaar nog niet genoeg. Bij uitgeverij Pelckmans verscheen van hem in 2009 (in 2010 al een tweede druk) nog een boek waarin onder meer een ‘wereldse ethiek’ wordt uitgewerkt.  De titel van dat boek is tekenend voor zijn denken: ‘Al is er geen God-in-den-hoge’. Dat is de rode draad in het hele werk. Wie nog uitgaat van een andere werkelijkheid dan onze aardse werkelijkheid, van één die daar los van staat, daar boven staat, waar nog een god woont, lijkt op het standbeeld uit de droom van koning Nebukadnezar in de bijbel. Het beeld is gemaakt van goud, zilver en brons en ijzer, maar het staat op lemen voeten! Eén verdwaalde steen die die voeten raakt, is voldoende om het hele beeld te verbrijzelen. En de steen zelf wordt een bergmassief dat de hele wereld bedekt!

‘Heteronomie’ noemt Lenaers het, wanneer men uitgaat van twee werelden, een natuurlijke en een bovennatuurlijke. Het is een begrip dat steeds weer terugkeert in zijn werk. In die opvatting bepaalt een ándere (heteros) wereld ónze wereld, ónze wet (nomos). Lenaers gebruikt voor het woord heteronoom ook woorden als ‘buitenwerelds’  of ‘voormodern’. We leven nu echter in een ‘moderne’ wereld, een wereld die onverbiddelijk ná de Middeleeuwen het leven zag. Daarin staat de mens centraal (humanisme) en die wereld gehoorzaamt in alles aan de innerlijke wetten  van de kosmos. De kosmos bestaat als autonoom wezen, de kosmos heeft zijn wetten (nomos) in zichzelf (autos). Voor de moderne mens is het ondenkbaar dat de kosmos nog danst naar het pijpen van een ándere wereld, welke dan ook.  Heteronomie en autonomie om deze twee begrippen is het hele werk van Lenaers gecentreerd en aan deze twee begrippen heeft hij voldoende om het hele vertaalproces van ‘buitenwerelds’ naar ‘werelds’ geloven te omschrijven.

Het is echter duidelijk dat daarvoor een derde begrip noodzakelijk is want wat betekent dat nog: werelds gelóven, wat betekent geloven nog als dat geen bovennatuurlijke connotaties meer kan hebben voor de moderne mens. Wat is dan in het autonome denken nog de plaats van God? Het antwoord van Lenaers is: “Die van de diepste grond van kosmos en mens. Hij is in dat denken het mysterie dat ons overstijgt en waarvan alle kosmische energieën en processen alleen maar het verbijsterende handschrift, de verbijsterende zelfopenbaring zijn. Die zelfopenbaring is niet statisch, ze is evolutief: ze voltrekt zich in de tijd als een onophoudelijke, miljarden jaren durende opstijging naar een steeds rijker niveau”. De verzoening tussen autonomie en godsgeloof benoemt Lenaers met het woord ‘theonomie’ : God (theos) als de diepste wezenheid van de wetten (nomos) van kosmos en mens. Lenaers verzekert ons dat hij geen pantheïst is. Dat is hij ook niet, denk ik. Hij is, maar ik ben die term niet tegengekomen in zijn werk, een panentheïst. Dat is de zienswijze dat God immanent is in het gehele universum, dat het universum deel van God is (niet God ‘is’) en dat God de drijvende kracht van alles is.

In zijn boek schrijft hij, dat achteraf gezien, theonomie toch niet zo’n gelukkige term is. ‘Theos’ is voor ons mensen nog zo verbonden met ‘de God uit de hoge’, dat men niet in staat is zo’n woord werelds aan te voelen. Maar je merkt dat Lenaers nog niet direct een beter woord heeft gevonden. Hij spreekt over ‘modern-gelovig’ en ‘binnenwerelds geloven’, maar realiseert zich goed dat hij in die woorden de transcendente dimensie mist.

Ik ben zo vrij hem te wijzen op het begrip  ‘transcendentaliteit’ van zijn eminente ordegenoot Rahner. Of om een term te ontlenen aan het rijke vocabulaire van weer een andere ordegenoot van hem, Teilhard de Chardin. Want hij beweegt zich duidelijk in hun context, met dit grote verschil overigens dat hij een wonderlijk direct, alledaags taalgebruik heeft met soms schitterende metaforen.

Prachtig beschrijft hij zó bijvoorbeeld hoe schepper en schepping één werkelijkheid zijn en niet twéé. “Denk aan dans, aan orgelimprovisatie, aan zang. Deze vallen niet samen met de danser of de organist of de zanger. Maar ze leiden evenmin een zelfstandig leven. Zodra de kunstenaar met scheppen ophoudt, houdt ook het kunstwerk op te bestaan”. Dat is heel mooi gezegd.

Weet Lenaers overigens dat Thomas van Aquino zó en niet anders over de schepping schreef, en het onmogelijk vond om schepping en schepper los van elkaar te zien, laat staan te denken dat ‘op een bepaald moment’, ‘uit het niets’ ergens ‘in den hoge’  God ‘begon’  te scheppen? Grote geesten, in alle tijden, ook in de Middeleeuwen (!), zagen steeds weer waar Lenaers, zeer terecht op doelt.

Lenaers lezend moest ik steeds denken aan het beroemde gedicht van Jan Luyken (1649-1712): De ziele betracht de nabijheid Gods. Ik citeer er enkele regels uit:

‘ Ik meende ook de Godheid woonde verre,
In enen troon, hoog boven maan en sterre,
En hefte menigmaal mijn oog
Met diep verzuchten naar omhoog;
Maar toen gij u beliefde t’openbaren,
Toen zag ik niets van boven nedervaren;
Maar in de grond van mijn gemoed,
Daar wierd het lieflijk ende zoet,
Daar kwaamt gij uit der diepten uitwaarts dringen
En, als een bron mijn dorstig hert bespringen,
Zo dat ik u, o God! bevond
Te zijn de grond van mijnen grond!

Dit gezegd zijnde, moet ik er meten aan toevoegen dat Lenaers in zijn werk niet sterk ervaringsgericht is in zijn beschouwingen. Hij zal zeker het ervaringsweten niet ontkennen, hij weet ook dat aan alle geloof ervaringen ten grondslag liggen, maar zijn werk getuigt ook sterk van het hanteren van denkcategorieën en van een historisch kritisch betoog. Hij zal geen pleidooi houden voor een hermythologiseren van de christelijke ideeën maar voelt zich beter thuis bij de ontmythologiseringstendens. Hij staat dicht bij een theoloog als Kuitert wiens aforisme hij ook regelmatig citeert: “Alles wat we zeggen over ‘boven’, komt van ‘beneden’”. Het beste lijkt me, dat ik een uitgebreid voorbeeld geef van hoe hij denkt en schrijft. Het betreft  een aspect van het verrijzenisverhaal.

“Maar kan een christen het zich veroorloven te denken en te zeggen dat het lijk van Jezus na Pasen even koud en stijf in het graf lag als voor Pasen? Is iemand die zo denkt en spreekt nog een christen? En waarom niet? Het wezenlijke van het goede nieuws betreft toch niet de gang van zaken met betrekking tot Jezus’ lijk? De klassieke voorstelling van de verrijzenis wekt niettemin die indruk. Ze laat een modern denkend mens dan ook met onbehagen achter. Alleen wie in een twee-werelden-schema denkt, met mirakels als toemaatje, struikelt niet over die voorstelling. Het echte goede nieuws daarentegen verkondigt op basis van ervaring dat van Jezus van Nazaret levenwekkende kracht blijft uitgaan, nu zonder de beperking van tijd en ruimte waaraan hij voor zijn dood gebonden was. En dat die kracht allen ten goede verandert die zich naar hem richten en zich op hem afstemmen, dat ze een bron van heil is voor hen. Is daarvoor perse nodig dat Jezus’ lijk spoorloos uit het graf verdwenen zou zijn? Moeten de stoffelijke resten van een Frans van Assisi verdwenen zijn, opdat deze zo aantrekkelijke figuur de wereld verder ten goede mag blijven beïnvloeden? Opwerpen dat alleen de ziel van Frans zelf nog niet herrezen is, is een heteronoom doekje voor het bloeden. Niemand keert zich tot de ziel van Frans. Een spreken in termen van een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam met de dood als scheiding tussen de twee, veronderstelt een visie die zich niet op de Schrift kan beroepen. Met die Griekse denkwijze de joods geïnspireerde boodschap willen duiden, heeft een heilloze chaos tot gevolg”.

Op deze wijze hertaalt Lenaers  vrijwel alle belangrijke ‘ uit-den-hoge’-onderwerpen. Ik noem er enkele: Jezus god en mens, triniteit, maagdelijk moederschap, leven na de dood, vraaggebed, schrift, hiërarchie, sacramenten, zonde en biecht, atheïsme en antitheïsme. 

Ik denk dat vele gelovigen het als bevrijdend zullen ervaren als ze Lenaers lezen. Dat bewijst trouwens het succes van zijn werk. Voor velen is de historisch kritische methode, maar dan consequent doorgedacht (niet halverwege halt houdend) een prachtig interpretatie-model. Lenaers ontmythologiseert. Ik denk dat het woord ‘mythe’ weinige keren door hem positief aangewend wordt. Ik denk zelf echter, dat we na deze ‘beeldenstorm’ weer behoefte zullen hebben aan re-mythologiseren. Ik denk ook dat de evangelist van het verrijzenisverhaal al heel goed wist dat hij het niet letterlijk had over een lijk in een graf. De evangelist Philippus schrijft in dezelfde tijd: “De waarheid is niet naakt in de wereld gekomen maar in symbolen en afbeeldingen: anders zou de wereld haar niet kunnen ontvangen”.

Dit alles neemt niet weg dat met een kerk die die symbolen in afbeeldingen letterlijk is gaan nemen, een harde confrontatie moet worden aangegaan. Lenaers weet overigens heel goed dat beeldtaal geen beschrijvende taal is! Hij schrijft daarover. Maar in vele van zijn redeneringen blijft er van die beelden op het einde weinig meer over. Wat blijft er nog over van ’het lijk in een graf’ hierboven? Toch vrijwel niets! Dit doet echter niets af aan de grote winst die zijn geschriften wél opleveren: namelijk de waarschuwing om dat lijk, en al die de vele ‘lijken’ in al die dogma’s en riten niet letterlijk te nemen. Anders staan we op lemen voeten.

Er is één groot thema waar Lenaers naar eigen zeggen (herhaaldelijk zegt hij dat!), geen raad weet, namelijk de werkelijkheid van het kwaad. Lenaers gaat er in een diep geloof van uit dat de Oerwerkelijkheid in diepste wezen volkomenheid en liefde is. En eenmaal dit aangenomen hebbend, is voor hem eigenlijk niet te begrijpen waar de aardbevingen en tsunami’s dan vandaan komen of de shoa’s  en de goelags. Hij komt er niet uit. Hij is heel eerlijk, zoals hij in heel zijn werk eerlijk is. “Maar ik moet kiezen. Ik kan daar niet omheen. Ik moet ofwel geloven in de Liefde ondanks het kwaad, ofwel alles voor zinledig houden ondanks de overweldigende indruk van zinvolheid. Dan kies ik maar voor het eerste. Ik waag het erop en vertrouw me aan de Liefde toe”.

Ik denk in alle bescheidenheid dat het hier geen of-of-kwestie betreft. In alle vriendschap en achting nodig ik pater Lenaers uit de volgende tekst uit Jesaja te overwegen: “Ik ben de Heer, er is geen ander die het licht vormt en het donker schept, die vrede maakt en onheil schept. Ik ben het, de Heer, die al deze dingen doet.’ (45, 6b-7). Of dat nu de Heer ‘uit den hoge’ of ‘uit de diepte’ is, dat maakt niet veel verschil denk ik. En laten we samen ook maar eens gaan staan voor het beeld van Shiva die twee vuren in zijn beide handen heeft, één waarmee hij constant schept, één waarmee hij constant vernietigt.

Het werk van Lenaers is zeer de moeite waard. Het rekent rücksichtslos af met een volstrekt farizeïsche wijze van geloofsverkondiging. We worden verblind door goud en zilver, door mijters en plechtige gewaden maar in de rode schoentjes steken lemen voeten. Lenaers tilt, vol van genade, genadeloos de togen op! Vol van genade!

Tjeu van den Berk

Dr. Tjeu van den Berk studeerde theologie in Rome, Lyon en Utrecht. Hij heeft gepubliceerd over o.a. de thema’s ‘initiatie’, ‘religie en kunst’ (met name film en muziek) en ‘symboliseringsprocessen. Bekende boeken van hem zijn: Die Zauberflöte, een alchemistische allegorie (5de druk), Mystagogie, inwijding in het symbolisch bewustzijn (5de druk), Het mysterie van de hersenstam (5de druk) en het Het Numineuze (2de druk). In april 2009 verscheen van hem Eigenzinnig kunstzinnig, de visie op kunst van Carl Gustav Jung, Uitgeverij Meinema.

De twee publicaties van Roger Lenaers in het Tijdschrift voor Geestelijk Leven zijn nog beschikbaar bij mevr. Ans Metz, Prof. V.d.Heydenstraat 36, 6524 PX Nijmegen, Tel. 024-322.8285, anna.metz@planet.nl. Het derde boek is in de boekhandel verkrijgbaar. 

Reacties

Vooreerst van harte dank voor deze recensie die ik met belangstelling gelezen heb. Mijn reactie beperkt zich tot een vraag die bij me opkwam in verband met de begrippen 'theonomie' en 'transcendentaliteit', namelijk: in hoeverre zou het begrip 'natura naturans' van Spinoza hier inzetbaar zijn? Dit thema ligt me nauw aan het hart en ik kijk uit naar uw antwoord waarvoor reeds bij voorbaat mijn dank. Met voorname hoogachting,
Jan Cosemans - B-3740 Bilzen



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol