6/8/07
Geloven begint op straat
Anders dan Bernard Mandeville de aard van de menselijke relaties meende waar te nemen – namelijk als effectief ten aanzien van een wereld met meer welvaart dankzij het egoïsme en de competitie – heeft het Joodse volk in de samenvatting van het tweede deel van de Tien Woorden de positieve relatie tussen mensen als ethisch uitgangspunt herkend. Krijg je naaste lief zoals je houdt van jezelf, niet omdat dat van iemand zou moeten, maar omdat die is als jij. Zij/hij is niet je baas/bazin of je sloof/slaaf maar iemand die jou meer heel kan maken: gelijkwaardig aan jou.
Een uit ervaring opgedane wijsheid: al het bestaande is niet hiërarchisch, piramidaal geordend, waar de ‘sterkste’ het uiteindelijk wint, ook al zal die zelf uiteindelijk ook in de dood het loodje leggen. Darwin’s ‘survival of the fittest’ wordt onjuist vertaald door het ‘overleven van de sterksten’. De fittest zijn degenen die als een lamp zich in een ‘fitting’ weten te voegen, in dat wat haar/hem omgeeft.
Het Joodse scheppingsverhaal haalt alle zonne- en dondergoden en al wie en al wat als overmacht verstaan wordt in religies, ook de zogenaamd goddeloze, onderuit. Al het bestaande is positief ‘gerelationeerd’. Is van en tot de anderen en van en tot het andere.
Dat gaat bepaald niet van aai-aai, maar langs pittige gepolariseerde conflicten, waarbij de onderstreping van het con de pijnlijke processen meer dan de moeite waard maakt.
Teilhard de Chardin zegt van de Jood Jezus dat deze in de evolutie van de mensheid een nieuw kristalliseringsmoment betekent. Dat is dan wel te danken aan dat wat het Joodse volkje, waarvan Jesjoea deel uitmaakte, al eerder in die evolutie heeft betekend. Vanuit ervaringen, dat klein nog niet gekleineerd betekent, en de daaruit ontsproten wijze verhalen over het op weg gaan naar een geheelde wereld. David en Goliathverhalen, uittocht-uit-piramideland-verhalen, beelden van de kleinste in het midden, om maar iets te noemen.
Dit soort levenswijsheid komt niet van boven, maar gewoon van beneden. Zelfs Kuitert – zij het zonder dat hij de oorsprong ervan aangeeft – heeft het meermalen, zomaar tussen de regels door, over de ‘oerschreeuw’: mens waar is je broer? Als je dan al nog niets van boven kan weten, kan het misschien toch vanuit de diepte!
Joden en hun erfgenamen zijn geen softe lieden, die de vooruitgang tegen houden. In tegendeel hun kleine aantal is ongelofelijk productief. Juist door hun intensieve, vanuit kleinschaligheid uitgegroeide, communicatie. Niet de eerste keer dat ik het noteer: 2 joden – 4 meningen – 8 conflicten en dan een Nobelprijs of een ongelofelijk mooi vioolconcert.
Groen Links heeft een paar jaar terug het idee gelanceerd om in steden en dorpen ‘groetzones’ aan te geven. Passanten worden uitgenodigd elkaar te groeten ook al kennen ze die ander niet. Benieuwd of het ergens gepraktiseerd is.
Voor mijzelf ligt zo’n houding behoorlijk voor de hand. In Tuindorp Vreewijk waar ik 28 jaar woonde, een wijk van ééngezinswoningen, met om de acht huizen een doorgang naar de vroeger ook vrije inkijktuinen en weitjes tussen de woonblokken, Onvermijdelijk dat er veel wordt gegroet en uitgewisseld en goede buren beter blijken dan verre vrienden.
Na de renovatie van de wijk met veel nieuwe bewoners was ikzelf ook zomaar buur tussen de buren. Niemand kende mij als iemand die wat met kerk te maken had. Maar toen mijn buurman asbestkanker kreeg – als arbeidspastor had ik alle ellende van de massaontslagen bij de RDM waar hij gewerkt had, meegemaakt – en ik vaak even bij hem langs ging en hij stierf, kwam de dag van zijn uitvaart.
Ik zag buurvrouw Miep naar de uitvaartwagen lopen en vroeg: Zegt er nog iemand wat straks? Nee, kleinzoontje had wel een mooie tekening gemaakt voor op opa’s kist. Ik: Vind je het goed dat ik toch wat zeg? Hetgeen ik mocht en deed. Niet over God en hemel en eeuwig leven na de dood, maar wel over al het goede wat blijft en wie weet verbondenheid door alles heen. Familie en de vele RDM-ers waardeerden het.
Even later stierf de moeder van een al even onkerkelijke overbuurvrouw. ‘Wil jij net als bij Arie wat zeggen, straks in de aula?’ ‘Ja hoor’. Zo heb ik buiten alle kerkelijk gedoe om zeker voor een tiental buren en bekenden van hen bij het verlies van hun geliefden iets vrij wezenlijks mogen betekenen.
Geloof in een geheeld bestaan begint, althans wat mij betreft, gewoon op straat. Daarvoor heb je geen kerk nodig, allerminst een piramidaal gestructureerde.
Fred Keesen
De auteur is emeritus arbeidspastor
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.