26/3/08
Een God die niet bestaat is heel gangbaar in de theologie
De protestantse predikant Klaas Hendrikse uit Middelburg afficheert zich graag als de ‘atheïstische dominee’. Dat handelsmerk heeft hem geen windeieren gelegd. Zijn boek Geloven in een God die niet bestaat vliegt de boekwinkels uit en is inmiddels toe aan de derde druk.
Zijn gedachten komen op het volgende neer: binnen de kerken houdt men zich met achterhoedegevechten bezig omdat daar verkondigd wordt dat God bestaat. Wat daar ‘God’ genoemd wordt is een historisch misverstand: het is wetenschappelijk onhoudbaar en daarom lopen de mensen de kerken uit. Geloven is meer vertrouwen op basis van ervaringen dan het voor waar houden van godsdienstige zaken. De theologie helpt mensen daarbij niet. God bestaat niet, God gebeurt of kan gebeuren. In de laatste hoofdstukken maakt de schrijver duidelijk waarom een ‘atheïstische’ dominee toch iets in de kerk heeft te zoeken. Het slothoofdstuk is een ‘droevig rondje om de kerk’ maar eindigt hoopvol. Er is toekomst voor de kerk dankzij het atheïsme.
Dat is wel veel tegelijk. Bovendien manoeuvreert het boek zich in een onweerlegbare positie: iedereen die nu een andere visie ernaast zou willen leggen laadt de verdenking op zich ‘nog niet zover te zijn’, of erger, ‘het heimelijk eens te zijn, maar voor de goegemeente de schijn op te houden’, enzovoort. Ook het voorwoord van Harry Kuitert laat al direct van de integriteit van de gelovige weinig heel. Het beeld van synodeleden in grijze pakken die de opstandige dominee wel eens in het gareel zullen dwingen, doemt op. Zo wordt de man al snel martelaar en icoon van de media. Pauw en Witteman waren zelfs geïnteresseerd. Een hype dreigt. Waar gaat het om?
Provocerende aanduiding
Zijn formulering “God bestaat niet”, is een onhandige en wat provocerende aanduiding voor de alleszins ware gedachte dat God niet een onderdeel van mijn wereldbeeld kan zijn en geen plaats inneemt tussen al die dingen die ik in de wereld ervaar. Dat is stellig het gevaar dat elke religie bedreigt: God opnemen als element in een wereldbeeld, waardoor God niet meer de radicaal Andere is, niet langer bron en grond van alles kan zijn. Ik denk hierbij aan de mooie formulering: “ik houd van God als van niemand”, waarmee de mystiek van Meister Eckhardt wel is getypeerd. Dergelijke gedachten zijn radicaal, maar niet nieuw en al helemaal niet ‘buitenkerkelijk’, ondanks recente pogingen om van Eckhardt een soloreligieus te maken. De negatieve theologie die meent dat wij alleen maar van God kunnen weten wie Hij niet is, stamt uit de Middeleeuwen, een door de auteur (en door menig protestant) als achterlijk versleten periode. De gedachte dat een god die in het bestaan opgenomen wordt, afgoderij is, kennen we van de joodse marxist Ernst Bloch: God is de macht van de toekomst, God ís niet, maar wordt en is altijd weer toekomstig, een permanente revolutie zogezegd die hij vooral in ketterse bewegingen ziet. De theoloog Moltmann heeft dit anti-ontologische denken uitgewerkt tot zijn ‘theologie van de hoop’. Theologie is dus geen bolwerk van conservatisme, maar is nog een stuk radicaler dan Hendrikse vermoedt. Welke theologie heeft hij eigenlijk bestudeerd?
Droogstoppel
Ook de Bijbeluitleg blijft hier niet bij achter. In Exodus wordt Gods bevrijdend handelen achteraf ontdekt en neemt Mozes God slechts in het voorbijgaan waar. Gods naam, merkt Hendrikse terecht op, verzet zich tegen alle begrip. Liturgie viert de aanwezigheid van God tegelijkertijd als uitzien naar de toekomst, wat we wel het koninkrijk van God noemen en dat ook niet ‘bestaat’ buiten mijn eigen inzet om: “het koninkrijk is binnen in u”. Iedere gelovige weet dat het in de liturgie niet om een goddelijke aanwezigheid gaat zoals dingen aanwezig zijn: al de tempel kon God niet bevatten. Hendrikse ziet in de liturgie evenwel louter een schijnvertoning, bedoeld om de gemeente een rad voor ogen te draaien. Maar hier reageert hij (en Kuitert) precies als Batavus Droogstoppel in de Max Havelaar die het toneel “niets dan leugens” vindt.
Dan de kerkverlating. Het lijkt wel of dat fenomeen voor Hendrikse de toetssteen is om te kunnen uitmaken wie werkelijk gelooft. De ware gelovigen verlaten de kerk vanwege de wetenschappelijke onhoudbaarheid van dat kerkelijk geloof. Is dat zo? Zou het niet ook zo kunnen zijn dat hedendaagse mensen zich laten overbluffen door het natuurwetenschappelijk prestige en dat zij van het geloof eenzelfde soort zekerheid eisen, een zekerheid die er nu eenmaal niet is? Een interessante reactie van de hoogleraar endocrinologie Jan Smit (Trouw, 13 nov. 2007). Hij ziet in het verwijt van Hendrikse dat de kerk niet meer aansluit bij de mensen, een bedenkelijk toegeven aan het marktmechanisme van vraag en aanbod. De eisen van de wetenschap kunnen het geloof niet bepalen. Pas als de kerk het vraag- en aanbodmechanisme van Hendrikse zou volgen, verliest ze werkelijk haar verstand. Paulus bood ook niet wat de mensen vroegen op de Areopagus, aldus Smit. Een boeiende repliek! Het is echter niet helemaal de waarheid: Paulus op de Areopagus sloot wel degelijk aan bij wat de mensen zelf bezighield. “Voor een onbekende god”, was geen uitvinding van Paulus maar een altaar van de Atheners. Door daarop in te gaan bereikte Paulus althans een enkeling. En daarin schuilt het gelijk van Hendrikse. Onbegrijpelijke theologie is niet hetzelfde als het mysterie van het geloof hoeden. Het is onthutsend hoe weinig de moderne mens het gevoel heeft dat de kerk aansluit bij zijn vragen. Dit kunnen we niet louter met denkluiheid afdoen. Wat nog meer opvalt is dat de theologie kennelijk een geheimtaal hanteert die ook Hendrikse niet heeft kunnen ontraadselen, gezien de karikatuur die hij van de theologie schetst.
Platte atheïsten
Hendrikse neemt in zijn betoog afstand van de platte atheïsten, zoals Cliteur, Plasterk en Philipse. Een goede en logische zaak, niet omdat deze mensen zouden moeten geloven, maar omdat zij met een negentiende-eeuws positivisme menen vraagstukken van levensbeschouwing en ethiek te kunnen benaderen. Met hun geloof blijven ze eerst in een kinderlijk stadium steken om er vervolgens met veel ophef afscheid van te nemen. Maar iedereen weet dat er ongelukken gebeuren als je ethiek bijvoorbeeld uit de biologie wil afleiden. Opmerkelijk is nu dat Hendrikse de mens in de kerk tegen dit soort atheïsten in bescherming neemt: “Ik heb meer geleerd van boeren dan van professoren”; de moderne gelovige slikt echt niet alles zomaar. Dat is verrassend omdat Hendrikse zelf eerder die gelovigen in de kerk als middeleeuws had weggezet en de kerkverlaters had gecomplimenteerd. Hoe kan dat? Om dat in te zien geef ik even de bassistructuur van Hendrikses argumentatie.
Hendrikse kent drie groepen: de platte atheïsten die menen dat geloof een gebrek aan verstand verraadt; de traditionele gelovigen (tot verdriet van Hendrikse oververtegenwoordigd in de PKN), die zouden menen dat God bestaat op de wijze zoals ook hun grootmoeder bestaat; en tenslotte de kritische geesten, onder wie Hendrikse zelf, die weten dat God niet ‘bestaat’, maar er wel in geloven. De gedachte van een God buiten het bestaan kan meer filosofisch met de woorden van de Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas worden verwoord: “Anders dan het Zijn en voorbij het wezen.” Het betreft hier een ‘godsdienst van volwassenen’. Toch zie ik hierin geen aanleiding om een onderscheid te maken tussen infantiele religie enerzijds (die dan bij voorkeur door anderen en doorgaans binnen kerkmuren zou worden gepraktiseerd) en de volwassen religie anderzijds waarbij de soloreligieus zich goed voelt. Een dergelijke kloof is alleen vruchtbaar in mezelf te ontdekken. Iedereen die maar een beetje thuis is in de mystiek weet dat precies zelfverheffing boven de gemeenschap de primaire verleiding is die dan ook grondig bestreden moet worden.
Kerkvolk shockeren
Hendrikse nu neemt het woord ‘bestaan’ als iets heel dingmatigs (zoals ook Bloch en Eckhardt dat doen). Daardoor kan hij voortdurend mensen schokken die dat woord ‘bestaan’ voor zichzelf positiever invullen en misschien wel menen dat niets een werkelijk bestaan heeft tenzij in God, een niet minder mystieke gedachte waarin God evenmin in het bestaande wordt opgenomen. Maar misschien is dat wel het opvallendste kenmerk van het boek: de auteur wil het gewone kerkvolk shockeren met gedachten die voor het overige volop in de rijke traditie van de kerk te vinden zijn. Etsi deus non daretur, laten we leven alsof God er niet is, zei Bonnhoeffer al, en: “Voor en met God leven we zonder God”. Natuurlijk, zodra we God opnemen in ons wereldbeeld is God niet langer God. Daar heeft de dominee gelijk in. God zelf wil dat wij onze vrijheid nemen: vandaar dat de heer des huizes in menig parabel van het Nieuwe Testament op reis gaat. God schenkt ons de vrijheid.
Als je support krijgt van Kuitert zelf die nog steeds het werk van de beeldenstorm niet afgemaakt heeft en nog nooit een religie heeft gewaardeerd behalve zijn eigen overtuiging (en daarin het eindpunt van de Reformatie belichaamt), als je de theologie voorstelt als orakeltaal en het kerkvolk als onmondige schapen, dan moet je je toch afvragen wat precies je agenda is. De huidige erosie van het geloof in God is toch echt iets anders dan het stamelen van de mysticus die beseft dat tegenover de transcendentie van God alle woorden tekort schieten. Het eerste is een zwijgen dat geen woorden vindt, het tweede is een zwijgen voorbij alle woorden. Toch komt aan Hendrikse de lof toe dat hij heeft laten zien hoe gigantisch de kloof tussen de theologie en de samenleving is geworden. En dat kunnen zowel theologie als samenleving zich aanrekenen. Dat geluid mag binnen de PKN én binnen de R.-K. Kerk wel gehoord worden.
Marcel Poorthuis
Coördinator Relatie Jodendom Christendom, Faculteit Katholieke Theologie te Utrecht (Universiteit van Tilburg). Bovenstaande bijdrage is eerder verschenen in VolZin van 30nov07 (www.opiniebladvolzin.nl).
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.