6/4/09
De religie van het subversieve feest
God, het lot, geesten, of misschien geheime straling. De meeste mensen in Nederland geloven wel in het bovennatuurlijke. Maar wat een kerk of een instituut daarover te zeggen heeft, begrijpen we niet. Van binnen bulken we van geloof, maar zo’n georganiseerde religie is niks voor ons.
Dat is in een land als India wel anders. India ís religie. Alles in dat continent is doordrenkt van geloof in goden en krachten en systemen en iedereen bidt, op weg naar zijn werk, school of de markt in de tempeltjes en kapelletjes die hij onderweg tegenkomt.
Je hebt oude hippies die daar speciaal voor in ashrams gaan zitten mediteren, maar mij komt dat gedoe op een gegeven moment de neus uit. Tijdens een verblijf in Delhi werd ik dagelijks om zeven uur gewekt door zangers van afwisselend Syrisch-orthodoxe, hindoeïstische of sikh-snit, die honderd meter van mijn slaapkamerraam tachtig keer hetzelfde liedje de ether in wisten te tetteren. De ene dag was het tempel numero één, de volgende dag was het de beurt aan z’n buurman. En als ze allemaal vakantie hadden, begonnen de aanhangers van een of andere Sri Sai Baba op de begane grond van mijn guesthouse een opwekkingsliedje te zingen dat om half negen nog steeds niet uit was.
We kunnen heel wat leren van deze devotie, maar is India beter door al die religie? Dat waag ik te betwijfelen. Alle religies hebben daar hun eigen scene, een kooitje waar ze binnen moeten blijven. Anders slaat de vlam in de pan. Elke subcultuur houdt zich verre van de andere. Als je erbuiten valt, omdat je niet tot een kaste behoort, of omdat je vrouw bent, dan heb je pech, want niemand voelt zich verantwoordelijk voor je. Zo sprak ik bewoners van de sloppenwijk Tilak Vihar. Zij zijn bij geboorte voorbestemd om de rest van hun leven latrines schoon te maken – poep te scheppen – en moeten uit aparte waterbronnen drinken. Alle religies hebben zo hun eigen redenen om hieraan niets te doen.
Legitimatie
Religie is niet meer dan een stelsel van normen, waarden, mythen en rituelen waarmee mensen collectief zin geven aan de wereld. Maar dat wordt heel vaak gebruikt om de bestaande orde te legitimeren, niet alleen in India, maar overal. De Franse filosoof René Girard heeft laten zien dat alle religies door middel van rituelen en mythen de sociale orde bewaren en het geweld in de mens in goede banen leiden. Daarvoor is wel in alle gevallen een slachtoffer nodig, een zondebok, op wie het kwaad geprojecteerd kan worden. Door het herhalen van het offerritueel kan de jaloerse geweldsneiging van de mens in toom gehouden worden, ontdekte Girard.
Dat geldt ook voor Nederland en de rest van het Westen. We hebben veel te danken aan onze religie. Bij ons vind je geen poepscheppers meer. Maar als we heel eerlijk zijn – heeft de christelijke religie niet ook vaak gewerkt als legitimatie van de bestaande, wereldlijke machten en van de gevestigde belangen? Ketters zijn met het zwaard vervolgd, omdat ze onze vrede in gevaar brachten. Inboorlingen zijn onder dwang bekeerd, omdat we ze minder waard vonden. Onder het mom van verdediging van onze normen en waarden mogen we moslims in de hoek zetten, vluchtelingen de toegang tot Europa ontzeggen en terroristen bombarderen.
Religie brengt het mooiste in de mens naar voren, maar dat is niet voldoende, want juist met dat moois voeden mensen hun eigen gelijk en projecteren ze het kwaad op de ander, of dat nu homo’s zijn, heidenen of moslims. Het is niet vreemd dat weldenkende (post) moderne mensen het met die religie wel hebben gehad.
De weg van het feest
Ik ben benieuwd wat de 21e-eeuwse Nederlander zou denken als hij de stichter van die christelijke religie zou tegenkomen. Dat was namelijk een man die met een boodschap van liefde voor buitenstaanders door een buitenprovincie van het Romeinse rijk trok. Hij had ‘goed nieuws’ voor de outcasts, de mensen die door de politieke en religieuze elite van zijn tijd werden geminacht. Hij ging geen hulpprojecten oprichten of diaconale raden instellen, en hij begon ook geen bevrijdingsleger om de keizerlijke legioenen over de kling te jagen. Wat hij wel deed: eten en feest vieren bij mensen met wie niemand feest wilde vieren en aandacht besteden aan mensen die werden uitgekotst: de blinden, de zieken, de lepralijders. Samen met legionairs, en schriftgeleerden, als ze dat wilden.
Jezus liet zien waarvoor de joodse religie eigenlijk bedoeld was: voor shalom, heelheid, harmonie – niet alleen voor het individu maar voor het hele volk. Hij kondigde met zijn eerste optreden in de synagoge doodleuk het jubeljaar af – kwijtschelding van schulden, herverdeling van het land, bevrijding van de gevangenen – en het is dus niet gek dat zijn toehoorders hem al direct het ravijn in wilden gooien. De shalom van Jezus was onverteerbaar voor de liefhebbers van orde en rust.
Die orde heette de Pax Romana: vrede en welvaart voor het hele Rijk – maar niet zonder slavernij, plundering en het afmaken van politieke tegenstanders. Jezus gebruikte welbewust Romeinse begrippen die voor de goddelijke keizer waren gereserveerd, zoals ‘koninkrijk’ en ‘evangelie’ en ‘zoon van God’, en overtrad de geboden van de keizerscultus. Zowel pro-Romeinse joden als conservatieve geestelijken besloten hem te executeren. Zijn afgang betekende paradoxaal de ontmaskering van het geweld achter de heersende machten en religies.
Mensen stellen zich vaak mooie doelen: een pure religie, een zuivere cultuur. Over de weg daarheen zijn ze echter minder kritisch en foute elementen mogen met geweld worden verwijderd. “Maar”, zei Mahatma Gandhi (die Jezus als voorbeeld zag), “in de ware religie moeten doel en middel volkomen inwisselbaar zijn”. Als je niet je middel tegelijk als doel ziet, zet je de deur open voor geweld en onderdrukking – in naam van de goede zaak.
Het is niet gek dat Jezus’ volgelingen – die op het belachelijke af volhielden dat hij was opgestaan – niet de mensen van ‘de leer’ heetten, maar de mensen van ‘de weg’. Bij hen stond een manier van leven centraal, het feest van het koninkrijk van God. Ze deelden wat ze hadden, en iedereen was welkom – maar de keizer aanbidden en het zwaard dragen kon dan niet meer, want je was nu burger van een andere ’hyve’. Niet gek dat de bestaande orde er alles aan deed om haar uit te roeien.
Met deze blik verandert onze kijk op de religieuze geschiedschrijving. Dan vallen ons ineens niet de kruistochten op, maar de kloosters die joden opvingen; niet de pauselijke oorlogen, maar de mensen die verkochten wat ze hadden en voor de armen gingen zorgen; niet de nazi-kerken, maar de dominees die openlijk hun regering trotseerden.
Nieuwe religie
Terug naar Nederland anno nu. Zijn we religieus omdat we in iets bovennatuurlijks geloven, of op poweryoga zitten? Ik denk het niet. We zijn religieus omdat we ons leven geven aan veel sterkere mythes, en wel de mythes van welvaartsgroei, veiligheid en het recht van de sterkste. Dat is onze werkelijke religie. We doen werk dat we niet leuk vinden om meer geld te kunnen verdienen, zodat we spullen kunnen kopen die we niet nodig hebben. Onze luxe levensstijl legt een enorm beslag op landbouwgronden, vispopulaties, oerwoud en andere natuurlijke hulpbronnen. Onze olieverslaving houdt corrupte regimes in het zadel en warmt bovendien de planeet op. De armen zorgen voor onze grondstoffen, maar ze moeten niet hier willen komen. Dan beveiligen we ons met muren, prikkeldraad en camera’s.
We teren ook in op ons sociale kapitaal. We hebben een samenleving gecreëerd waar een miljoen mensen zeggen dat ze geen vrienden hebben en waarin de meerderheid van de vaste liefdesrelaties tijdelijk is. Een tiende van de beroepsbevolking heeft last van burn-outverschijnselen.
In een gesprek met oud-minister Brinkhorst vroeg ik eens waarom hij toch bleef geloven dat Europa harder moet werken om de meest concurrerende regio ter wereld te worden. Waarom niet een stapje terug doen en onze tijd steken in de zorg voor ons kapitaal? Hij wuifde de vraag weg. Mensen denken eerst aan hun ehoeften, dus als we die niet bevredigen, komt er chaos. “Economische groei is de wortel van alles”, zei hij letterlijk. “Amen.”
Concurrentie – een net woord voor het recht van de sterkste – is een religie geworden, ook wereldwijd. Iedereen pikt het, want het doel (meer welvaart) heiligt de middelen. Bedrijven mogen over de kling worden gejaagd om de markt efficiënter te maken. Arme landen moeten – op recept van het IMF – hun publieke sector saneren en hun banken en mijnen verpatsen om hun bruto nationaal product op te krikken, waardoor hun kapitaal als sneeuw voor de zon verdwijnt.
Economische groei is een religie die gebaseerd is op angst, die steeds grotere offers vraagt, een gouden toekomst belooft, de wetenschappelijke feiten negeert en macht en rijkdom naar de top sluist. De orde sluit ons steeds beter af van de verliezers: die zitten in mijnen, in sloppenwijken, in vluchtelingenkampen of in de bak.
Tegenbeweging
Ik geloof niet dat wij in deze gewelddadige orde geroepen zijn om religieus te zijn, want dat is iedereen, maar om mee te doen in de feestelijke tegenbeweging van God. Er zijn veel mensen die daarvoor kiezen, zowel binnen als buiten de gevestigde kerken. Vooral in ontwikkelingslanden, maar ook in ons land.
Zoals een groep jongeren waarbij ik betrokken ben, die zich vanuit hun geloof actief inzetten voor duurzaamheid en rechtvaardigheid. We komen samen om te bidden en te vieren dat Gods koninkrijk komt. We gaan de straat op om creatief actie te voeren voor fairtrade bananen, of tegen de uitbuiting van de arbeiders in de mobieltjesindustrie. We praten met bedrijven en vragen ze om anders te gaan ondernemen. We stimuleren elkaar om anders te gaan leven, om de tv het huis uit te doen, voor het milieu te zorgen, in een achterbuurt te gaan wonen, te voetballen met moeilijke Marokkanen of ons geld weg te geven. Dat is bevrijdend, voor arm en rijk.
We zijn niet de enigen. We zijn onzichtbaar verbonden met katholieke vredestichters, met evangelische kerkjes die dansen in achterbuurten, met geloofsgemeenschappen die vluchtelingen opvangen en vele andere mensen die in stilte meedoen. Samen vormen ze een tegenbeweging, een religie die de mythe van het recht van de sterkste doorprikt. De beweging is klein, maar multicultureel, en niet kapot te krijgen. Tijdens een beroemde kerkdienst tegen de apartheid richtte aartsbisschop Tutu zich eens tot de zwaar bewapende ME: “Jullie denken dat de staat altijd blijft,” zei hij, “maar jullie systeem is God niet. Dit systeem gaat voorbij.” En hij besloot zijn woorden met de oproep: “Kom nu bij ons. Je mag nu overlopen naar de winnende kant.” Je ziet het alleen als je het wilt zien.
Frank Mulder
Frank Mulder (30) is freelance journalist en voorzitter van Time to Turn, een netwerk van christelijke jongeren die zich inzetten voor een rechtvaardiger en duurzamer samenleving. Met bovenstaande bijdrage won hij de tweede prijs in de VolZin-opinieprijsvraag 2008. De vraag luidde:”Hoe is het gesteld met gelovig Nederland? Waar gaan we heen en waar moeten we naar toe? Is religie een drama, bron van fundamentalisme, verstarring en geweld? Of is religie juist een blijmoedig spel, dat resulteert in vreugde, veerkracht en levensmoed?” 91 jong volwassenen tussen 18 tot 35 jaar hebben hun mening ingezonden. Overgenomen uit Volzin van 14 november 2008
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.