7/8/06
Kardinaal Willebrands, een behoedzaam oecumenicus
Jo Willebrands was directeur van het Philosophicum in Warmond, toen ik daar in september 1954 als priesterstudent aan ‘de hogere studies’ begon. Behalve dat hij er het college geschiedenis van de filosofie verzorgde, was er op het rooster ook een uur (of was het maar een half uur?) voor ‘spiritualiteit’ gereserveerd en ook dat gaf hij. Wat spiritualiteit inhield was in die tijd, en zeker in de context van een seminarie, wel duidelijker omschreven dan tegenwoordig, maar liet toch voldoende ruimte voor vrije invulling. Zo gauw wij er de lucht van hadden, dat de directeur weer voor de oecumene op reis was geweest, daagden we hem uit om daarvan in het uur ‘spiritualiteit’ verhaal te doen. Daar ging hij gretig op in. Waarschijnlijk heeft hij daarmee bij een hele generatie toekomstige priesters van de bisdommen Haarlem en Rotterdam interesse in de oecumene gekweekt. Daar hebben trouwens ook de colleges en het werk van zijn enkele jaren oudere collega Jan Groot, die eveneens op het Philosophicum professor was, toe bijgedragen.
Toen ik hem in 1954 leerde kennen, was Willebrands al zes jaar voorzitter van de St. Willibrord Vereniging (SWV – thans, samen met de voormalige Actie en Ontmoeting Oosterse Kerken, de Katholieke Vereniging voor Oecumene St. Athanasius en St. Willibrord). Onder zijn leiding heeft die het sterk apologetisch karakter van de Apologetische Vereniging Petrus Canisius, waarvan de SWV de voortzetting was, afgelegd. De oecumenische doelstelling, eerst eerder impliciet, was nu in het beleid van de vereniging de centrale geworden. In 1990 werd ik zijn vijfde opvolger als voorzitter. Hij had toen al niet zoveel meer met de SWV. Dat kwam natuurlijk ook door de positie die hij in de kerk was gaan innemen: hij was bisschop, kardinaal, lange tijd president van de pauselijke Raad voor de Eenheid en bovendien enige jaren aartsbisschop van Utrecht. Hij stond aan de kant van het beleid en was verantwoordelijk voor twee edities van het Oecumenisch Directorium, waarin dit beleid gestalte krijgt. De SWV nam uiteraard kennis van deze en dergelijke teksten, maar legde het oor ook te luisteren aan wat er aan gedachten en initiatieven leefde in de parochies en liet ook daardoor haar koers bepalen. De vervreemding tussen Willebrands en de SWV kwam op pijnlijke wijze tot uiting door zijn weigering bij de viering van het 40-jarig jubileum van de Vereniging op 7 april 1989 als spreker op te treden. Aanleiding voor de weigering was de publicatie door de Vereniging van een werkboek over de plaatselijke oecumene (Oecumene, Wat kan een parochie/gemeente doen, 1988). Dit boek, waarin over omstreden kwesties als open communie en oecumenische geloofsgemeenschappen wijselijk werd gezwegen, bleek een groot succes. Maar ‘vanuit Rome liet kardinaal Willebrands weten dat hij het ontbreken van een goed kerkbegrip in het werkplan betreurde’ en dat er te gemakkelijk van een grotere samenwerking tussen de rooms-katholieke kerk en het calvinisme werd gesproken. Bovendien vond hij dat de bisschoppen hadden moeten worden betrokken bij de verspreiding van het boek.
Willebrands was een voorzichtig en behoedzaam oecumenicus. Hij was zeker van mening dat de onenigheid tussen het katholieke en het gereformeerde christendom inzake de Maaltijd van de Heer nog niet zover was overwonnen dat een gezamenlijke viering ervan mogelijk was. In de jaren 70 publiceerde de onder auspiciën van de Raad van Kerken in Nederland werkende commissie Intercommunie en Ambt een rapport over de Maaltijd des Heren en het ambt in relatie daarmee. Namens de bisschoppenconferentie schreef Willebrands daarop een kritisch antwoord waarin hij o.a. stelde dat het rapport van de commissie in verschillende belangrijke opzichten achterbleef bij het voorontwerp van het latere Limarapport van de commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken.
Van de ene kant nam Willebrands zowel in zijn functie van voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie als in die van president van de pauselijke Raad voor de Eenheid kritisch afstand van de meeste ontwikkelingen in de vaderlandse oecumene. Maar van de andere kant had hij in Rome te stellen met de machtige Congregatie voor de Geloofsleer en de leider ervan, kardinaal Ratzinger. Dat schijnt geen vriend van hem te zijn geweest. Eind 70-er, begin 80-er jaren kwamen van verschillende internationale dialoogcommissies eindrapporten binnen en Ratzinger was van mening dat het oordeel daarover in eerste instantie tot de competentie van zijn Congregatie behoorde. Zo was de inkt van het eindrapport van de internationale rooms-katholiek/anglicaanse dialoog (ARCIC) nog niet droog, of er lag al een zeer kritisch antwoord van de Congregatie voor de Geloofsleer. Het duurde voorts nog jaren, voordat het officiële antwoord van de rooms-katholieke kerk verscheen, overigens nauwelijks minder kritisch.
Tussen kardinaal Willebrands en de SWV is het toch nog goed gekomen. Bij de viering van het 50-jarig jubileum van de Vereniging op 12 juni 1998 in Den Bosch was hij als eregast aanwezig. Ik ben er blij mee dat het zo gelopen is.
Ton van Eijk
Enkele gegevens van bovenstaande tekst zijn geput uit de geschiedschrijving van de St.Willibrord Vereniging door de Tilburgse hoogleraar dr.Jan Jacobs, Nieuwe visies op een oud visioen. Een portret van de Sint Willibrord Vereniging 1948-1998, Nijmegen (Valkhof), 1998.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.