8/7/08
Viering in de Dominicuskerk te Amsterdam op 6 juli 2008
Woord van welkom
Welkom u allen op deze plek.
Wij dachten deze zondagmorgen een begin te maken met de zomerdiensten: lichter van toon, vrijer van taal, in die zin: dat ook poëzie en verhaal de ruimte krijgen. Het is tenslotte vakantietijd en we laten dan de gebruikelijke vorm een beetje vieren: de toespraak iets korter, meer stilte en muziek. Maar wel de tafel in het midden! Een poging om zo de weldaad van de losheid te hervinden.
Maar vanmorgen loopt het toch anders. Er is een lege stoel in ons midden. Daar zat hij, elke zondag weer: pater Jan van Kilsdonk. Gehaald en gebracht de laatste jaren, maar met volle aandacht luisterend en sprekend aanwezig in ons midden.
Afgelopen zondag was hij nog bij de installatie van de oud-katholieke bisschop van Haarlem en maandag was een gewone dag, voor zover een dag nog gewoon is als je 91 jaar mag worden, en dan, in de nacht van maandag op dinsdag, ongemerkt voor anderen, in de beslotenheid van de nacht: zijn uur, laatste uittocht, aankomst in de schoot van Abraham.
Voor Jan, die zo vertrouwd was met de stille omgang in lijden en dood, kwam – denk ik – de dood niet als een dief in de nacht, maar meer zoals de psalmen zingen 'de Eeuwige schenkt het zijn geliefden in de slaap'. Een zalige dood heet dat in het katholieke spraakgebruik.
Foto: Henri Soeterik
Een lege stoel nu, onvoorstelbaar vanwege zijn intense aanwezigheid:
een pastor in hart en nieren, bewogen door het appèl dat uitgaat van het gelaat van de ander,
een van ontmoeting waarin het wonder van vertroosting kon gebeuren: de gesloten deur van je ziel kiert open, de eigen levensbron opnieuw teruggevonden.
Een mens die de Naam van de Heilige van Israël spelde en leefde en deed met vuur en stille aandacht. Die onvermoede Naam:'Wees-er’, ‘Ik-zal-er-zijn’, ‘Jij-mag-er-zijn’ Uitnodiging én appel tegelijk.
Dankbaar en vol gemis dragen wij zijn naam mee in deze viering, niet om hem te begraven, want dat gebeurt morgen, maar om hem en allen die ons dierbaar zijn, verbonden te weten met het Geheim van Pasen dat we elke zondag, hier en op ontelbaar vele plaatsen overal ter wereld, gedenken én inademen. Pasen: de kracht om op te staan. Liefde die doet leven.
Laten we stil worden en binnengaan in onszelf
................
Verberg U niet,
dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Wees hier aanwezig. Amen.
André Wesche
Overweging
Soms komen de dingen op bijzondere wijze bij elkaar, alsof het precies zó en niet anders bedacht en bedoeld is. Weken geleden, vanwege afwezigheid door vakantie, was deze dienst opgezet rondom teksten van J. W. Schulte Nordholt over het thema Dood van Mozes. En nu, nog geen week geleden, is er de dood van Jan van Kilsdonk, de man Gods, zélf in alle opzichten een vondst van de Schepper. Dus… alles omgooien, lezing, liederen, thema en teksten? Ja, een paar veranderingen inderdaad. Maar de kern ervan? Nee, helemaal niet. Als íets past en wonderlijk mooi samenkomt, dan dit verhaal en deze liederen als gedachtenis van dit bijzondere gemeentelid. Vanavond en morgen het eigenlijke afscheid en de overgave van zijn lichaam aan de boden van licht, om hem te geleiden naar het land van de levensboom. Straks horen we nog enkele van hem zo typerende uitspraken. Nú alleen kort meditatief over juist deze vertelling, over de dood van Mozes. De vijf ‘boeken van Mozes’ (de tora) beginnen met het oerverhaal van licht en leven in de woestheid: “Er zij licht!”. Ze eindigen met het oerverhaal van Mozes’ dood en het hem geschonken vergezicht op het goede land.
Het is inderdaad een oerverhaal dat ook Jan van Kilsdonk op het lijf is geschreven: het even ultieme als intieme vergezicht dat aan Mozes wordt geschonken vóór hij sterft “op de mond van de Eeuwige”, zoals er letterlijk staat. Mozes kijkt en kijkt, ziet eindelijk, na alle geploeter en gesjok door de barre woestenij, met een mokkende gemeente achter zich, ademloos, het land van belofte: daar, aan de overzijde! “En zijn oog was niet verduisterd”, verzekert ons de verteller over de oude Mozes. Nu ja, dát kunnen we van De Kils nu niet direct zeggen, lijkt me zo. Of eigenlijk toch wel? Hij zág de schepselen die hij ontmoette met alle ontferming die in hem was, hij zág de verborgen glorie van de minsten der mensen, en hij zag óók het fijnzinnige geheim, vol schoonheid, van de liturgische verbeelding van dat wat geen oog nog heeft gezien: het land van gerechtigheid, genade en liefde, het oord van de vrede daar in de verte, het koninkrijk Gods.
“Achter de horizon van dood en schuld ligt er een landschap in het morgenlicht”, zo staat het in het bewuste gedicht Dood van Mozes. We moeten daar nog maar eens op terugkomen. Nú houd ik het bij die ene regel: “Achter de horizon van dood en schuld ligt er een landschap in het morgenlicht”. Een regel als voor Jan van Kilsdonk geschreven.
Nog een ander vergezicht roep ik in dit verband op. Twee jaar geleden hadden we hier een serie over etsen van Rembrandt. Eén daarvan verbeeldt ‘de verloren zoon’, die vanuit de leegte nét de drempel van het huis van de vader bereikt. Die staat daar al, gehuld in een wijde mantel waar de jongen ruimschoots in geborgen kan worden De vader “zág hem van verre”, aldus de parabel. Dat beeld nu, van welkom zijn, verwacht worden, van verre al gezien en gekend zijn, dat vond Jan van Kilsdonk heel bijzonder, “ongewoon indringend” (je hoort het hem zeggen, nietwaar?). En ik denk: dat was jij zelf, vader – díe vader! Tegelijk is hij nu ook die verloren zoon die thuiskomt. “Achter de horizon van dood en schuld ligt er een landschap in het morgenlicht”. Nu kent hij en wórdt hij gekend, tot in de diepste lagen van zijn rijke bestaan.
Zijn gedachtenis zij ons tot zegen.
Niek Schuman
Enkele uitspraken van Jan van Kilsdonk
Wat wel zo is – en dat is de aard van het beestje, overigens wel een beetje getemd in het leven, maar toch nooit helemaal weg te krijgen – dat is een zekere uitzinnigheid van mijn kant. Dat kan mensen verbijsteren en ook beangstigen. Ik doe onconventionele dingen, iedere dag weer. In zekere zin ben ik onaangepast. Dat wéten ze ook van mij. Iemand die een normaal economisch bestaan moet leiden, zou zich zulk gedrag niet kunnen veroorloven. Zo heb ik in Utrecht wel eens anderhalf uur in de gietende regen gelopen, om ‘toevallig’ een meisje te ontmoeten van wie ik vermoedde dat zij me nodig had. Dat bleek ook zo te zijn… Dergelijke dingen dus.
- o - o - o - o - o -
Mijn vader zei altijd: ‘Mensen die over God praten, willen zichzelf doen gelden’. Wij hielden zelf geen varkens, maar we hadden er wel twee – bij een boer verderop. Het dorpse gebruik was om de beste stukken van zo’n varken aan de pastoor te geven. Daar deed mijn vader niet aan mee. In plaats daarvan werd ik er ’s nachts op uitgestuurd om het beste vlees te bezorgen bij minder bedeelden. Mijn moeder vertelde mij precies waar ik moest zijn. Zo ben ik opgevoed. Met weinig godsdienstige prietpraat.
- o - o - o - o - o -
Als ik zeg dat ik God ervaar in de ontmoeting met anderen, gebruik ik die taal niet alleen om de onontkoombaarheid en de soevereiniteit aan te duiden die zo’n ontmoeting voor mij heeft. Ik bedoel er ook iets begrenzends mee, want ik ervaar God eigenlijk nergens anders. Ik heb weinig natuurgevoel. Op de meest indrukwekkende Alpentoppen ben ik in twee dagen uitgekeken. Maar ieder mens die zich in een ontmoeting in mijn nabijheid voegt, verbaast en ontroert mij letterlijk – en dit is natuurlijk niet te geloven – alsof ik nog nooit eerder iemand ontmoet heb.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.