30/6/08
Brief van een leek aan de bisschoppen over de eucharistie
Voor 25 mei dit jaar, Sacramentsdag, schreven de Nederlandse bisschoppen aan de priesters een brief over de viering van het sacrament van de eucharistie, waarin bij herhaling wordt benadrukt de eerbiedige wijze van vieren, waarbij bijvoorbeeld een koor het zicht op het tabernakel niet meer mag belemmeren, de priesters na de consecratie moeten knielen in plaats van buigen enzovoort. Jezus behoort in het geconsacreerde brood en de wijn als levend aanwezig aanbeden te worden.
Ondergetekende, zoals velen allerminst verblijd door deze brief, meldt ter verduidelijking, dat hij zelf ooit tot priester gewijd, zich vooral als leek ervaart, als laikos, lid van het laos, het volk van God.
Het was 2004. Bevriende parochianen hadden gelezen dat ik spoedig 50 jaar priester zou zijn en feliciteerden me al. Op mijn zuinige kijken vroegen ze dan of ik er niet blij mee was. “Jij bent misschien wel veel meer priester dan ik”, zei ik dan wel. En ook dat ik nooit een priesterfeest had gevierd.
Ik besloot tot een open brief aan mijn bisschop Ad van Luyn. Titel: Leve de Lekenstaat! Met het verzoek alle priesters te verheffen in de lekenstaat.
Hij en ik zijn bevriend. Vanwege onze beider gezamenlijk gedeelde zorg en inzet voor een rechtvaardige samenleving in vrede. Wij ontmoeten elkaar dan ook steeds daar waar dat aan de orde is. Zo bij de conferentie Arm en Rijk, door het FNV en de Raad van Kerken georganiseerd in 2004. Bij toeval zaten wij samen bij elkaar aan de lunch. Ik vertelde dat ik een open brief naar hem had geschreven, maar dat ik die eerst wilde laten lezen. En een passage daaruit alvast liet horen nu. Dat een mevrouw van de kathedraal tijdens de zomervakantie ook mij ten lange leste als emeritus gebeld had of ik zou willen voorgaan. Ik had geantwoord: “Mevrouw, ik ben er niet voor om uw gouden cibories met geconsacreerde hosties te vullen”. – Heb je dat gezegd? – Ja, maar toen het stil werd op de lijn, zei ik: “Maar ik wil wel graag het levende lichaam van Christus vieren.” – “O dus u komt wel?” – (mijn geloofsvisie kon haar echt niet interesseren). “Ja hoor, ik kom, maar ik zal wel een paar weken tevoren mee-preek-briefjes neerleggen over hoe Paulus het vieren van het breken van het brood ziet.” Het was allemaal prima, als ik, wasecht en krimpvrij priester nog altijd, maar kwam.
Ik vertelde mijn bisschop verder.
Die zondag vroeg de oppermisdienaar mij: “Wierookt u ook?” – “Nou en of”. Direct bij de aanvang tijdens het voortreffelijke Gregoriaans zingen van de cantorij, nam ik het wierookvat, niet vanwege het altaar, en ging voor de groep aanwezigen staan, hen vriendelijk, met lange halen bewierokend. Toen naar de ambo. “Ik heb niet het altaar, waar wij straks het breken van het brood vieren, bewierookt. Ik heb het lichaam van Christus bewierookt: U hier samen. Wel wat losse onderdelen zo te zien, een losse vinger, een elleboog, een voet of zoiets, zoals u hier in de kerk zit. Maar hopen we, toch wel wezenlijk saamhorig, zoals Paulus dat van een gemeenschap hoopte, een lichaam waar de hand zich verbonden weet met de voet en met elk mee-lijdt en mee gelukkig is. Als u straks de kerk uitgaat en aan iemand vraagt: Hoe is het toch met je dochter in het ziekenhuis, dan zit het wel goed met de kathedrale parochie. Zo niet – vast niet dus – dan konden we ons aan de mooie altaartafel wel eens een oordeel eten en drinken”.
Ik zag dat een aantal kerkgangers op het puntje van hun bank gingen zitten. De meesten zullen zich wel geërgerd hebben.
Maar goed, in die brief vraag ik je dus om priesters te verheffen tot de staat van medeleden van het volk Gods, het ware levende lichaam van Jezus Messias, ons dus te verheffen in de lekenstaat. Maar trek het je maar niet teveel aan, ik moet je niet in een nog onmogelijker positie brengen.
Daar bleef het bij en vanwege belangrijker opgaven: het dempen van de kloof tussen arm en rijk, gingen we beiden weer naar onze workshop.
Als bisschop kan ik hem vermoedelijk, wat ik ook deed, beschouwen als een burgemeester in bezettingstijd. En misschien moesten er wel een stel daarvan maar zo lang mogelijk op hun post blijven.
Heel kort besloten: Jezus’ opdracht Doet dit tot mijn gedachtenis is – niet alleen in mijn ogen – geen sacrale liturgische opdracht aan een apart gewijd groepje mannen, met het doel Jezus altijd als voorwerp van goddelijke aanbidding onder ons te ervaren, maar een opdracht aan allen, ook onkerkelijken ("Wanneer zagen wij u hongerig?") om ons leven tot het uiterste, tot doodvallens toe zelfs, in te zetten voor de naasten. Als een hap brood, om gegeten te worden, een teug wijn om de levensdorst van zovelen te lessen. Zoals hij dat deed. En hem zo te ‘gedenken’ : juist door zijn bereidheid te sterven, voor goed levend in ons te ervaren.
Fred Keesen
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.