28/7/08
Avondwake voor Jan van Kilsdonk
Oude Kerk te Amsterdam, zondag 6 juli 2008
geboren op 19 maart 1917 in Zeeland (NB)
overleden op 1 juli 2008 in Amsterdam
o - o - o - o – o
Lezing uit het boek Job, 29, 7-24
Als ik de stadspoort uit kwam
om mijn zetel in te nemen op het plein,
dan trokken de jongelui zich terug
zo gauw ze me zagen;
de ouderen stonden vol eerbied op;
magistraten durfden niet meer te spreken
en legden hun hand op de mond;
hun tong kleefde aan hun gehemelte.Wie mij hoorde, prees mijn woord,
wie zij zag, verkondigde mijn lof;
want ik was redder van reddeloze armen,
helper van hulpeloze wezen.
Degenen die bijna waren bezweken zegenden mijn optreden;
ontroostbare weduwen bracht ik weer tot blijdschap.
Gerechtigheid was mijn kleed,
rechtvaardigheid mijn mantel en hoofddoek.
Voor de blinde was in zijn ogen,
voor de lamme zijn voeten;
een vader was ik voor behoeftigen,
en ik zette mij in voor het recht van vreemden.
Van misdadigers sloeg ik de kaken stuk
en rukte de prooi uit hun bek.
Daarom dacht ik: als een welgestelde zal ik sterven,
zoals het zand aan de zee zal ik mijn dagen vermenigvuldigen.Water vloeide volop naar mijn wortels
en ’s nachts drenkte de dauw mijn takken.
Mijn naam en eer verbleekten niet,
mijn boog behield zijn spankracht.
Iedereen luisterde vol verwachting naar wat ik zei;
in eerbiedig zwijgen werd naar mijn beslissing geluisterd.Na mij kwam geen tweede spreker,
want gretig dronken zij woord voor woord;
ja, zij keken ernaar uit als naar de regen
en openden wijd hun mond voor die lentedruppels.
Lacht ik tegen hen, dan kregen zij moed;
mijn glimlach verdreef hun somberheid.
Gelezen door Laurent van de Maesen uit de Willibrordvertaling.
o - o - o - o – o
Teksten ontleend aan geschriften van Jan van Kilsdonk S.J.
o - o - o
De pastor
Nog weer een andere paradox. De pastor, zonder veel wetenschappelijke of bestuurlijke
dikdoenerij, heeft ook de durf een beetje ongewoon te zijn. Hij schaamt zich niet voor zijn roeping. Zijn naam is: le plus responsable (de meest verantwoordelijke). Het idee of de wens dat je alle mensen over één kam kunt scheren, is een leugen die iedere gemeenschap vernietigt.
Natuurlijk, aan letterlijk niemand ontbreekt enige herderlijke taak. Aan niemand ook het gevaar van huurling. Maar een gemeente, juist de meest eerlijke, warrige en voor de wereld herkenbare gemeente, kan niet bestaan zonder enige vrouwen of mannen, herderlijke mensen bij uitnemendheid, die de schapen kennen en wier stem de schapen kennen, omdat deze enkelen hun leven geven voor de schapen. Het spreekt vanzelf dat zo'n aparte herder ook op heel in het oog springende wijze kan verworden tot huurling, bijvoorbeeld door Gods naam ijdel, dat wil zeggen ten eigen bate te gebruiken. Maar het is een ongekende zegen in kerk of in wereld, met steeds vloeiender grenzen naar elkaar, als ons vrouwen of mannen resten die in goede én in kwade dagen deze herderlijke last willen dragen.
Het is tenslotte duidelijk dat de pastor – een geleerde en leraar in het boek der Schriften – vooral een herder is zodra zijn ogen in mensen zelf God zien, wetend dat in vergelijking met déze Openbaring de tekst van de oude, onvervangbare bladzijden toch niet anders is dan een prikkelende orkestratie van wat aan Openbaring gebeurt in deze wereld, dat wil zeggen als aanwezigheid van God in stervelingen. De pastor mag en moet spreken óver die aanwezigheid van de Verborgene en de Levende. Daar ligt al een gevaarlijk karwei, waartoe reeds de poging vaak stokt, ook uit eerlijkheid.
Een bijzondere moeilijkheid van de Joodse Schriften, en niet in de laatste plaats van de Evangeliën, ligt in de kracht waarmee zij aan ieder, ook en juist aan de pastor, in herinnering brengen dat God niet zozeer moet worden besproken, maar dat Hij moet worden gedáán. Natuurlijk niet alleen door de pastor, maar liefst niet minder door hem dan door anderen, kerkelijk of niet. Doet hij het als regel minder dan anderen, dan gelooft niemand hem.
Gelezen door Paul Begheyn S.J
o - o - o
Vondst van de Schepper
Als wij met gelovige ogen vermoeden dat de honger en de gave van liefhebben tussen vrouw en vrouw en tussen man en man niet verzonken is in het donkere toeval, maar als schepping ontspringt aan de lichtende keuze van God, dan bedoelen wij dat ook in deze liefdesstructuur de Eeuwige heeft gesproken, dat Hij deze vrouwen en deze mannen zegent, dat Hij achter hen staat, dat Hij voor deze gestalte van het mens-zijn verantwoordelijkheid neemt, dat Hij ziet dat het goed is, ja zeer goed kan zijn. Ja, dat het ook voor hen niet goed is om tot alleen-zijn te worden gedoemd. Zodra mensen het wagen op deze wijze schouder aan schouder te gaan, is het ook hun weg beeld van God te zijn, enige openbaarwording van God, niet als onmiddellijke afschildering – evenmin als man en vrouw dat zijn – maar als appèl tot navolging van God.
Antieke culturen, ook de Joodse, spreken enkel en alleen met sympathie en begrip over de asymmetrie van man en vrouw. Alleen de Grieken brengen een wat gevarieerder ervaring in beeld. Maar sindsdien hebben wij niet alleen de geologie van de aarde, maar ook de geologie van de ziel en van al haar ingeslepen gevoelsenergieën met meer graafwerk kunnen blootleggen dan waartoe de rabbijnen, Paulus inbegrepen, in staat waren. Deze ontdekking geeft ons niet alleen het recht maar ook de plicht hun theologie van schepping en van
bevrijding te transponeren op de verstrengeling van vrouw en vrouw en van man en man. Wat zou de Schepper beogen met deze oorspronkelijke vondst? Zonder twijfel het wonder van de afwisseling en van veelkleurigheid. Honderd bloemen, zingt een kerklied. Ach, de dichter schijnt nog te geremd. Duizend maal duizend, zegt de Schepper. Dictaturen, ook kerkelijke, beogen uniformiteit, ja zelfs uniformen. De Schepper speelt blijkbaar vanuit een geheel andere smaak.
Raad ik nog andere elementen in dat artistieke denken van God? Het wemelt van onhuwbare jongens die met een zeer intieme vertrouwensvriendin een band van vertroosting en wederkerige doorschijnendheid ontwikkelen. Je kunt het ook anders zeggen: vele vrouwen hebben als uiterst nabije vriend een jongen die in zijn erotische ontvankelijkheid van jongens houdt. Het zijn vriendschappen, even uitzonderlijk door diepte als door onbaatzuchtigheid. Ja, de Schepper is tuk op verrassingen waarin de cultuur, ook de kerkelijke, ons misschien niet altijd geoefend heeft. Ik noemde er maar één.. .
Gelezen door Inga Mielitz
o - o - o
Loyale opositie in de Kerk
Kritiek, oprechte kritiek, is niet alleen de uitdrukking van de humaniteit die nooit in een blinde gehoorzaamheid, perinde ac si cadaver (als een lijk), tot ontplooiing kan komen, maar slechts in de eerlijke, misschien voor beide partners afmattende dialoog. Neen, veeleer blijkt deze kritiek een uiting van die humaniteit welke op goddelijke wijze meer zichzelf wordt, n.l. door de theologale deugd van liefde, van bloedwarme zij het soms bedroefde liefde tot de Kerk.
Wat betekent loyale oppositie in de Kerk? Ik denk dat het een onmisbare eigenschap is van deze oppositie dat haar stem een zekere openbaarheid krijgt die, let wel, tezelfdertijd haar macht en haar controle is. Een ondergrondse, te zeer anonieme en daardoor toch weer vrijblijvende oppositie verliest immers spoedig haar ernst en haar verantwoordelijkheidszin. Bovendien zuiveren de verschillende openlijk klinkende stemmen in de Kerk elkaar; alleen de krampachtige ambtsdrager raakt in paniek, als er onverwacht een geluid zich aanmeldt dat nog niet was gehoord en dat pijnlijk klinkt. Als hij even wacht, wordt het spoedig in de synthese geworpen met tegenklinkende geluiden. Deze vrije geluiden, juist in de ruimte van de biddende Kerk, brengen elkander tot evenwicht en tot loutering en meestal geschiedt zulk een dosering volgens een praktisch spontaan, haast vegetatief proces.
Maar de betekenis van deze hoorbare stem berust niet in een ambtelijk gezag, maar in de ernst van haar getuigenis, om niet te zeggen in de klaarblijkelijkheid van haar argumenten. Zij is een profetische stem, opklinkend uit weten en geweten, waarin zij bij voortduring dezelfde Heer raadpleegt, die ook werkzaam is in het ambt. Mannen en vrouwen die kritiek uitoefenen in de Kerk zonder ooit hun Heer in het gebed te raadplegen, zijn nog onbetrouwbaarder dan niet-biddende ambtsdragers. Want écht gebed schept nooit een narcose voor de problemen van deze aarde, maar stelt de gelovige onder de kritiek van de Heer die steeds ons oog voor de aardse vragen scherpt en verheldert.
Met deze opmerking springen we reeds over naar het loyaliteitsaspect van de oppositie. Die oppositie blijft loyaal en eerlijk, zolang zij, misschien niet getemperd, maar steeds ontkrampt wordt door de liefde, door de behoefte immer te blijven binnen de band der Kerk.
Gelezen door Harry van Mierlo
o - o - o
Dorp zijn is groeten, zegenen!
Het zal wel altijd een belangrijke en onvergetelijke ervaring zijn voor een dorpskind als hij voor het eerst een stad betreedt. Als je zelf een stadskind bent, ken je die schok niet. Vele jonge mensen, soms bijna volwassen, blank of zwart, die nu in Amsterdam studeren of werken, hebben wel die schok gekend. Misschien gefascineerd, soms ook verpletterd of verlamd. Toen ik als dorpskind, nog min of meer aan de hand van moeder, voor het eerst een stad betrad – dat was Nijmegen – waren het, zo is mijn herinnering, niet de hoge en ook wel statiger huizen die mij imponeerden, niet de trams in het verkeer, maar de vreemde gewaarwording: hier groeten de mensen elkander niet. Dat groeten was in de dorpsstraat voor mij zó natuurlijk dat ik bij iedere snelle voorbijganger op het trottoir haast het gevoel kreeg dat ik een groet moest inslikken of dat wij werden weggekeken.
De stad is dus de wereld waar ze elkaar niet groeten. Het dorp houdt op, in sociale zin, dorp te zijn, zodra de mensen elkaar niet meer goedendag zeggen.
Groeten betekent dat mensen elkaar een beetje willen kennen. In dat kennen kan de verrassing trillen van herkenning of ook de warmte van erkenning. Herkenning en erkenning, ze hangen misschien wel samen als in een droom, een sluimerend beeld dat soms klaar wakker wil schieten.
Het is fijn bijna dagelijks een kwartier te kunnen wandelen over de Albert Cuyp, gewoon voor ontspanning. Op deze volkrijkste van alle Amsterdamse markten zijn de kleurlingen oververtegenwoordigd. Het is mij méér dan eens overkomen dat een Surinaamse vrouw, volstrekt onbekend, uitriep: Ik ken u! Toen, zoveel jaar geleden heb ik u gezien in Moengo. Of een ander: in Nickerie. Overrompeld, ook wel een beetje vertederd, antwoordde ik: Ik zou het graag bevestigen, maar ik kan het niet. Ik weet niet eens, denk ik inwendig, dat die plaatsen in Suriname bestaan. Het enige dat de zwarte vrouw niet droomde: ze was begroet. Ze waande zich terug in Suriname, in haar jeugd.
Groeten is zegenen. Zegenen is groeten. Groeten is hoop en verwachting dat jij zult spreken. Groeten is hoop op jouw openbaarwording, op de opdelving van jouw gezicht. Van jou, sterfelijke? Van jou, Eeuwige? Dat blijft altijd een onontbindbaar parallellisme, zoals het refrein ononderbroken doorklinkt in Thora: Groet hen. Want Ik ben, zegt Hij.
Gelezen door Cootje van Kilsdonk
o - o - o
De ‘meest Verantwoordelijke’
Hij is nog bij ons.
“Ik mis geheel en al het talent om een mens te vergeten die mij eenmaal ontroerd heeft. Ze zitten allemaal op mijn netvlies, dat weer zijn wortels heeft in mijn hart.” In alle oude talen betekent het woord geheugen hetzelfde als het woord hart.
Hij kende ons allemaal bij naam en niet alleen ons. Hij sprak je aan, maar in ons, ons hele verhaal. De ouders, de geliefden, de kinderen, ze waren bij de naam inbegrepen.
Dat werd vaak gezien als een politesse de roi. Wìj zeggen: Het was een goddelijke gave dat hij met zijn legendarische geheugen ons allen aansprak bij naam.
“De tijd heelt geen wonden”, zei hij ooit, “mensen helen wonden”. Het leven in waardigheid behouden en vooral als het bedreigd wordt, om vertroosting te brengen. Bij vertroosting gebeurt iets even geheimzinnigs als bij mensen die een gedicht maken. Vertroosting wordt gegeven waneer de verborgen levensbron van de ander weer wordt opgewekt. Wat heeft híj getroost. Liefde is troost, zei hij vaak. En tragisch is iets anders dan schuldig zijn. Het lied van de zon is evenzeer het lied van de nacht.
Op ‘Huize Bernardus’, waar hij het laatste jaar woonde, was ik bij hem toen hij op de gang een oude mevrouw aansprak, ze was pas weduwe geworden. Hij ging naar haar toe en zei: “U bent ontroostbaar”. Later kwam ik deze vrouw tegen en ze zei: “Het was alsof het licht doorbrak. Iedereen zei: ‘Het was toch een mooie leeftijd, u moet blij zijn’”. Zij vroeg mij:”Wie is deze oude man, die zei: ‘U bent ontroostbaar’? Dat was troost, dat was liefde”.
Over de Tien Geboden zei Pater van Kilsdonk: “Het waren tien woorden. Ik die u heb weggeleid uit het slavenhuis van Egypte. De tien geboden, die tien woorden dienen niet om je in het gareel te houden. Het zijn regels van bevrijding.” Aan het vierde gebod ‘Eert uw vader en moeder’, voegde hij toe: “Eert uw dochter en uw zoon”. Dit heeft ontzettend veel ouders geholpen. Ouders die wanhopig bij hem kwamen, maar ook kinderen die vertroosting zochten. Steun, verbinding, bemoediging. “Ouders, ach, misschien hebben ze niet alleen de eerbied voor hun kind, misschien zijn zij er alleen om ten eeuwigen dage de brokstukken te zegenen”.
Wat zou het voor de samenleving veel uitmaken als alle ouders de brokstukken van hun kinderen kunnen zegenen. De dochters en de zonen heeft hij ondersteund met zijn vondst van de Aeneas mythe door te zeggen: “Het is niet licht om versleten ouders te torsen en zelden zijn ze vlekkeloos, maar misschien is het de enige manier om zelf volwassen te worden. Aan dat gewicht. Je zwerft, alleen als je ze wilt dragen, voldoende vrij naar de toekomst. Zonder complex.” Daar waar de tragiek dichtbij was lag zijn grootste kracht.
Hij kon ook enorm meeleven met vreugde, met liefde. Hij kon de liefde vieren. “Als je geliefd bent, word je liefdevol. Als je bewonderd wordt, word je bewonderenswaardig.” Hij heeft veel mensen in de liefde dat gegeven wat mensen in de liefde ook nodig hebben. En velen waren ontheemd en ontworteld. Hij gaf de plek van geborgenheid. Sprekende ogen, de spiegel van je ziel, Hij kon door het licht in zijn ogen in de ander een licht doen ontsteken. Liefde vragend en liefde gevend. De hand die uitgestoken werd door hem, hij was even dankbaar voor de hand die hem aanvaardde. Dus geven en ontvangen was één bij hem.
Hoe vaak heeft hij niet zo eerbiedig mensen begraven.
Zwart was het hart, was het geheim van mensen, die zichzelf van het leven beroofden. En dat heeft hem het hele leven lang zijn hele pastorale leven beziggehouden. En hij werd getroost door het gedicht van Gorter: In de zwarte nacht is een mens aangetreden. Dat gedicht had hem meer onthuld over suïcide dan al het andere dat hij hierover had gelezen. Hij schrijft: “Ik heb geprobeerd worgengelen weg te trekken. Ik denk dat het niet lukt. Natuurlijk is de crisis daar en is warmte en koestering en het spel der tederheid nodig, maar als de crisis sluipend en verrassend zijn omsingeling voltooid, schijnt ook nabijheid te gaan behoren tot de olijven die niet meer smaken.”
Mensen kwamen soms als versteend bij hem. Hij noemde zichzelf graag een beeldhouwer, maar dan een beeldhouwer die een steen tot leven bracht. “Mag ik nabij zijn, mag ik mijn levenslust en liefde in jouw hart planten”? Hij vond eigenlijk ieder hart van alle mensen die hier zijn, geschikt om te beminnen en bemind te worden. En in die bewondering is hij zo’n liefdevolle pleisterplaats voor ons allemaal geweest.
Het celibaat bracht een zekere eenzaamheid, ook voor hem. Maar wat noemde hij zich graag vader en soms zelfs grootvader. Vader in de letterlijke zin: omheining. We waren veilig bij hem, ieder van u heeft misschien een brief ontvangen en vaak eindigde hij met de tekst: “Het verborgen lief en leed van je hart”.
Die onverwoestbare vitaliteit en dat licht dat hij gegeven heeft; “Altijd nog een treetje hoger op de toonladder van tederheid”, zei hij. En het laatste taboe van de dood, de majesteit van de stervenden en de gestorvenen.
Hij ligt daar. Met z’n allen gaan we het licht aansteken, om Genesis te ervaren:
“God zag dat het goed was”.
Toespraak van Else-Marie van den Eerenbeemt
o - o - o - o - o
Dag lieve Jan
De God van zijn jonge jaren was een koning. Hij werd Jezuïet, hij werd soldaat in dienst van die koning, in de compagnie van Jezus. Die beeldspraak is hem in de tweede helft van zijn leven volkomen vreemd geworden. God werd de ondenkbare ander, de onzienlijke, de verborgene -de nauwelijkse stem die ademt: mens waar is je broer.
God verschijnt in het aangezicht van de andere mens die ons weerloos aankijkt en woordeloos vraagt: mag ik leven? Mag ik zijn die ik ben. Ook dat is beeldspraak – maar verwijzend naar andere menselijke verhoudingen en ervaringen.
Jan van Kilsdonk, die strenge, welsprekende, fascinerende pater Jezuïet uit mijn jeugd, is in die nieuwe beeldspraak over God moeiteloos meegegroeid.
God-na-Auschwitz in de jaren ’50-’60 van de vorige eeuw, door profetische denkers als Karl Barth en Emmanuel Lévinas opnieuw benoemd – deze oeroude bijbelse, nieuw geïntoneerde godsnaam werd zijn tweede roeping.
“God vinden in alle dingen” had hij in de geestelijke oefeningen van Ignatius, de stichter van zíjn Jezuïetenorde, geleerd. Dat werd vanaf 1970: God vinden in die vele mensen die er van de heersende, gangbare wereldorde, van het systeem niet mogen zijn en die er dus meestal ook van zichzelf niet mogen zijn.
Dat heeft Jan van Kilsdonk ingezien. En het werd hem tot roeping-opdracht-en-zegen. Mensen horen en zien. Ruimte geven, eerbiedigen, zo mogelijk troosten – dat werd zijn definitieve gestalte.
Hij heeft de mystieke intuïtie van zijn jeugd, gevormd door Ruusbroec, Hadewych en Ignatius, een leven lang doordacht, doorvoeld en uitgeleefd in zijn nabijheid aan zomaar mensen, kome wie komt. Wij die het zagen geschieden, buigen diep voor hem in deze uren van laatste eerbetoon – voor hem die ons heeft laten zien dat mensen God kunnen doen in hun eerbied voor mensen.
Dag lieve Jan.
Toespraak door Huub Oosterhuis
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.