1/3/07
Terug in de krochten van het sociaal isolement
Hoe katholiek is een ‘verkerkte’ theologie?
In 1966 publiceerde de toen bekende Nijmeegse katholieke oecumenicus W.H. van de Pol een bestseller: het einde van het conventionele christendom. Niet langer is, zo stelde hij, het christelijk geloof algemeen geaccepteerd of biedt het nog geborgenheid. Onmogelijk is het om nog langer de boventijdelijke waarheid van het kerkelijk geloof te bewijzen. Het geloof is juist een toevallig historisch verschijnsel en moet uit de krochten van zijn sociaal isolement komen dat zo tekenend is geweest voor kerk, geloof en theologie in de verzuilde tijd. Gelovigen zijn mondig geworden en willen de eigen confessie-gebonden corpsgeest en het conformisme achter zich laten en in gesprek gaan met andere kerken en de wereld, zo vond de oecumenicus. Kortom, het einde van het conventionele christendom is nabij.
Hij uitte deze gedachten vlak na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) dat de weg baande voor een aggiornamento, een bij de tijd brengen van de kerk in een geest van openheid voor de wereld en het verstaan van de tekenen van de tijd. Die openheid voor de wereld hield voor Van de Pol het afscheid in van een traditioneel kerkelijk christendom dat in zichzelf besloten was. Dit afscheid motiveerde de Nederlandse katholieke kerk in het midden van de jaren zestig de daad bij het woord te voegen wat betreft de theologiebeoefening. De traditionele priesteropleidingen van bisdommen, ordes en congregaties werden samengevoegd tot vier zogeheten Katholieke Instellingen voor Wetenschappelijk Theologisch Onderwijs (KIWTO’s). Samen met de Nijmeegse theologische faculteit zouden zij een op de samenleving gerichte (later ook maatschappijkritische) theologie gaan verzorgen voor onder meer toekomstige priesters en pastoraal werk(st)ers, mannen en vrouwen. Inhoudelijk ging het erom de christelijke theologische traditie, ook het officiële kerkelijke spreken, in gesprek te brengen met de hedendaagse mens- en cultuurwetenschappen, de moderne filosofie en nieuwe sociale ontwikkelingen. Daarbij moet men denken aan wat toen dé secularisatie werd genoemd, maar ook aan de nieuwe sociale bewegingen uit de late jaren zestig tot en met de jaren tachtig, vooral de vrouwen- en vredesbeweging. Door deze ontwikkelingen was de katholieke geloofsgemeenschap, zoals kerkelijk Nederland in het algemeen, op drift geraakt en deze kon daarom de bijdetijdse reflecties van de nieuwe theologische opleidingen goed gebruiken.
Streng gescreend
De tijden zijn veranderd. Steeds meer hielden de bisschoppen in de afgelopen decennia benoemingen tegen van theologiedocenten die naar hun mening niet in het kerkelijk profiel pasten. Er ontstonden bovendien weer aparte, afgezonderde seminaries voor de priesteropleiding. Van de vijf katholieke theologische opleidingen uit de jaren zestig zijn er nu nog twee over. De ene is de Nijmeegse theologische faculteit, die echter reeds te verstaan is gegeven dat ze niet langer opereert volgens de kerkelijke wet- en regelgeving. De andere is de pas opgerichte Faculteit Katholieke Theologie, onderdeel van de Universiteit van Tilburg met als hoofdlocatie Utrecht en voortgekomen uit een fusie tussen de Tilburgse theologische faculteit en de Katholieke Universiteit Utrecht (zie het hoofdredactioneel commentaar in VolZin, 9 februari 2007, eveneens op deze website). Feitelijk is deze laatste faculteit de enige waaraan de Nederlandse bisschoppen de theologische opleiding van toekomstige priesters en pastoraal werk(st)ers willen toevertrouwen. Docenten van de beide fusiepartners zijn streng gescreend. Criterium is absolute trouw aan het kerkelijk leergezag. De decaan van deze faculteit, A. Denaux, zegt dat de dialoog met de wetenschappen en de samenleving blijft bestaan. Maar te verwachten is dat onder het wakend oog van de Groningse bisschop W. Eijk, verantwoordelijke in de bisschoppenconferentie voor het wetenschappelijk theologisch onderwijs, uitsluitend de trouw aan paus en bisschoppen voorop zal staan. Docenten die hieraan niet voldoen, worden niet aangesteld en moeten maar uitwijken naar de departementen religiewetenschappen. Daarover hebben de bisschoppen niets te zeggen, maar studenten daarvan komen niet in aanmerking om pastor in een bisdom te worden.
Dynamische synthese
De theologie van de KIWTO’s was een experiment. Maar wat je er ook van zeggen kunt, ze was een eigentijdse en dynamische synthese tussen geloof en rede, met een open oor voor vragen uit de kerken en de samenleving. Deze brede en open synthese kenmerkt een theologie die katholiek wil zijn. De door de bisschoppen ingeslagen weg is de weg terug naar af: een theologie die meer en meer een geïsoleerde kerkelijke schooltheologie is en ten dienste staat van een conventioneel, apart gezet christendom – dat reëel genomen nu nog veel minder bestaat dan veertig jaar geleden. Kenmerk van deze theologie is vooral de legitimatie van de traditionele kerkelijke (seksuele) moraal en van de officiële kerkelijke opvattingen over het gewijde ambt, de eucharistie en de liturgie. Deze laatste zaken willen de bisschoppen meer en meer in een heiligenschrijn plaatsen, afgezonderd van de leken en pastoraal werk(st)ers. Te vrezen valt voor een theologie die wederom in een kerkelijk, gelovig, wetenschappelijk en sociaal getto komt te verkeren; een getto waarvan Van de Pol veertig jaar geleden al beweerde dat gelovigen dat achter zich moeten laten, zo ze dat al niet hadden gedaan.
Dat dit getto opnieuw dreigt, is des te wranger omdat openheid voor de christelijke theologie nu meer dan ooit geboden is en bovendien meer dan ooit kansen heeft. We kunnen hierbij denken aan het theologisch doordenken van het interreligieuze gesprek en aan de veelzijdige terugkeer van de religie in het publieke domein. Deze vindplaatsen niet meer opzoeken en je beperken tot traditioneel kerkelijk-theologische bronnen is schieten in eigen voet.
Het dreigende getto van de Nederlandse katholieke theologie laat een merkwaardige paradox zien. Het streven om de theologie weer binnen de muren van de kerkelijke traditie te halen, maakt deze theologie juist geïsoleerd ten opzichte van de reëel bestaande kerk- en geloofsgemeenschap. In die zin leidt de politiek van de bisschoppen tot een minder kerkelijke theologie. De kloof met de ‘gewone’ gelovigen wordt er alleen maar groter door, vooral met degenen die zich aan de randen van de kerk op een eigen religieuze zoektocht hebben begeven. De officiële kerkelijke theologie vervreemdt zich meer en meer van de geloofszin der gelovigen die voor theologen altijd een eye opener moet zijn om te ontdekken waar het in het geloven om gaat.
Trouw aan onconventionele coalities
Hoe moeten theologen hun trouw aan de gelovigen die het conventionele christendom voorbij zijn – en dat is het grote merendeel – waarmaken, nu dat binnen de door de bisschoppen gestelde kaders niet meer kan? Dit is een serieuze vraag, met name voor die theologen die buiten het bereik van de officiële kerk werken in studiecentra, departementen religiewetenschappen en andere instituten binnen en buiten de academie. Zij zullen de geluiden moeten opvangen van de ‘kerk buiten de kerk’, bijvoorbeeld van mensen die genoeg hebben van alleen maar schaalvergrotingen in het pastoraat of van de terugdringing van leken en pastorale werk(st)ers in de kerk. Bovenal zullen ze hun oren te luisteren moeten leggen bij wat het recente WRR-rapport Geloven in het publieke domein de religieus en spiritueel ongebondenen noemt. Deze ongebondenen zijn beslist niet allemaal ‘soloreligieuzen’. Zij zoeken elkaar vaak juist op vanuit een ‘heilig niet weten’: in netwerken, fora, bijeenkomsten, het internet, etc. Zij doen dit om samen uit te vinden wat zij waardevol en onmisbaar vinden voor hun spiritualiteit en voor de samenleving en wat dit alles te maken heeft met hun religieuze aanvoelen omtrent het geheim van het leven. Langs deze weg ontstaan wat de filosofe Donna Haraway “onwaarschijnlijke coalities” noemde. In dit verband: onwaarschijnlijke (inter)religieuze coalities over de grenzen van denominaties, confessies en culturen heen. Met een knipoog naar Van de Pol kunnen we ze ook onconventionele coalities noemen. Deze coalities zijn geen hechte en zeker geen traditionele gemeenschappen, maar kunnen het, denk ik, ook niet geheel zonder gemeenschapsvorming stellen. Deze coalities hebben verbindende woorden nodig, zodat duidelijk wordt wat mensen in hun religieuze zoektocht met elkaar te maken hebben. Theologen kunnen helpen deze woorden te zoeken en uit te spreken, zodat er dwarsverbindingen in de coalities ontstaan. Het leggen van gelovige dwarsverbindingen over grenzen heen, dat is katholiciteit. En theologen die hieraan werken zijn katholiek.
Leo Oosterveen
Bovenstaande bijdrage is tevens verschenen in VolZin van 23 februari 2007 (www.opiniebladvolzin.nl)
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.