Emancipatie op godgeleerd erf - de scheiding van kerk en theologie  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Kerkstructuren > Emancipatie op godgeleerd erf - de scheiding va...
Theo van de Kerkhof (gastcommentator)
24/5/07

Emancipatie op godgeleerd erf - de scheiding van kerk en theologie

Theologie, opgevat als geloofsverheldering, is nauw verbonden met een concrete geloofsgemeenschap. Maar is het daarom ook nodig dat synodes en bisschoppen beslissingsmacht hebben op het terrein van de wetenschappelijke theologie? Dat is onnodig en ongewenst. Sterker nog: ook de kerken zijn gebaat bij een zelfstandige theologie.

De Nederlandse theologie is in de laatste vijftien jaar een paar maal grondig op de schop genomen. Een laatste herstructureringsronde kreeg zijn beslag in het begin van 2007. Wat opvalt in al die hervormingen is dat er zich een trend aftekent naar verzelfstandiging van de theologie ten opzichte van kerkelijke overheden. Dat is zichtbaar aan zowel protestantse als katholieke zijde (zie kader), hoewel de beroering over de oprichting van een nieuwe katholieke theologische faculteit, begin dit jaar, wellicht het omgekeerde deed vermoeden.

Theologie verschiet van kleur

 

Theologie op academisch niveau (1992)

Theologie en/of religiewetenschap op academisch niveau (2007)

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Groningen

Rijksuniversiteit Leiden

Universiteit Leiden

Rijksuniversiteit Utrecht

Universiteit Utrecht

Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam

Universiteit van Amsterdam

Vrije Universiteit (Amsterdam)

Vrije Universiteit (Amsterdam)

Theologische Universiteit Kampen

Protestantse Theologische Universiteit (Leiden, Utrecht, Kampen)

Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken, vrijgemaakt

Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken, vrijgemaakt

Theologische Universiteit Apeldoorn

Theologische Universiteit Apeldoorn

Katholieke Universiteit Nijmegen

Radboud Universiteit Nijmegen

Theologische Faculteit Tilburg    

Universiteit van Tilburg

Katholieke Theologische Universiteit (Utrecht)

Faculteit Katholieke Theologie (van de Universiteit van Tilburg met locatie in Utrecht)

Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam

 

Universiteit voor Theologie en Pastoraat (Heerlen)

 

groen = onafhankelijk van een kerkelijk overheid

rood = afhankelijk van een kerkelijke overheid

In 1992 kon men aan 4 van de 13 theologieopleidingen ‘kerkonafhankelijke’ theologie studeren (31%). In 2007 is dat aantal opgelopen tot 7 van de 11 (67%)

 
Je zou de ontwikkelingen aan de theologische faculteiten kunnen duiden als een voltooiing van de secularisatie. Na alle andere sectoren van de samenleving is nu ook de theologie doende zich aan de bevoogdende invloed van de kerk te ontworstelen. Dat is winst. De theologie kan zich daardoor vestigen als een zelfstandige wetenschap, zoals dat in een moderne samenleving hoort. In een aantal gevallen veranderden de theologische instellingen daarbij wel van karakter en gingen zij verder door het leven onder namen als geesteswetenschap of religiestudies.

Onderbelicht

De oprichting van de Faculteit Katholieke Theologie (FKT), waarbij de vermenging van wetenschap en kerkelijk leergezag nu juist zegevierde, moet dus gezien worden als een beweging tegen de trend in. Door de aandacht voor deze atypische ontwikkeling bleven een aantal andere ontwikkelingen wat onopgemerkt. Zo kreeg de Universiteit van Tilburg, tegelijk met de FKT, nog een tweede, wél kerk-onafhankelijke, theologieopleiding onder haar hoede. Daarmee bereikte een proces van inpassing van de voormalige Theologische Faculteit Tilburg in de universiteit – met een tussenstap in 2006 - zijn voltooiing. Een eerdere poging daartoe, begin jaren tachtig, werd door de toenmalige Universiteitsraad nog geblokkeerd vanwege de kerkelijke bepalingen in het arbeidscontract van de theologiedocenten. Nu is het er dan toch van gekomen. Het merendeel van de Tilburgse theologen maakt deel uit van de Faculteit Geesteswetenschappen die vier zogeheten ‘departementen’ overkoepelt, waaronder het departement ‘Religiewetenschappen en Theologie’. Voor het eerst kan men in Tilburg theologie beoefenen zonder bisschoppelijk toezicht.

Een andere theologische ‘onafhankelijkheidsverklaring’ voltrok zich al in 2005 toen de Nijmeegse theologen besloten af te zien van deelname in fusie van de drie katholieke theologische instellingen. Daarmee verzelfstandigde ook zij zich ten opzichte van de kerkelijke overheid.

En dan ontstond er op 1 januari 2007 nog een derde nieuwe theologieopleiding, ditmaal aan protestantse zijde. De Protestantse Theologische Universiteit, met locaties in Leiden, Utrecht en Kampen, is het resultaat van de fusie van de voormalige ambtsopleidingen van de drie PKN-kerken. Hoewel nog duidelijk kerkelijk gebonden, past die nieuwe instelling toch beter dan haar katholieke evenknie in de trend van een zich emanciperende theologie. Vóór de fusie werden de kerkelijke hoogleraren rechtstreeks door de synodes van de zendende kerkgenootschappen benoemd. In de nieuwe situatie heeft de synode van de PKN slechts nog een fiatterende bevoegdheid. “De kerk wordt meer op afstand geplaatst”, aldus rector Gerrit Immink van de nieuwe universiteit in het NRC Handelsblad.

Ook de theologieopleidingen aan de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit te Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen kwamen de afgelopen jaren los of losser te staan van kerkelijke overheden.

Autonoom domein

Maar is al die zich emanciperende theologie nu werkelijk wel zo’n heuglijke ontwikkeling? Theologen blijken daarover niet eensgezind (zie bijvoorbeeld Marcel Poorthuis in VolZin van 23 maart). Voor niet-theologen lijkt het een eenvoudige zaak: de academische vrijheid verstaat zich niet met de inmenging van een buiten-academische instantie. Zoals bij de scheiding van kerk en staat beide grootheden elkaars specifieke machtsdomein erkennen, zo heeft ook de wetenschap haar eigen autonome domein. Wat haar inhoud, werkwijze en uitkomsten betreft, daarover beslist uiteindelijk de wetenschap zelf. Wetenschap mag nooit het verlengstuk worden van een politiek, religieus of ander buitenwetenschappelijk doel. Dan verliest zij haar kritische functie, stelt de wetenschapsfilosoof Peter Wesly. “De eerste plicht van wetenschapsmensen is het verdedigen van de autonomie van de wetenschap, als verantwoord zoeken naar de waarheid.” Het extreme tegendeel van dat ideaal is de dictatuur, waar de wetenschap enerzijds wordt misbruik om politieke doeleinden te legitimeren en anderzijds wordt gefrustreerd wanneer zij die doeleinden dreigt tegen te spreken.

Waarom hebben sommige theologen zoveel moeite om deze algemene uitgangspunten voluit te aanvaarden? Waarom blijven zij maar proberen de vierkante cirkel uit te vinden? Waarom willen zij per se én de wetenschap dienen én loyaliteit betuigen aan het kerkelijk gezag?

Dat komt omdat zij hun wetenschap opvatten als iets heel bijzonders, heel anders dan de rest, een buitenbeentje aan de universiteit. Ten eerste benadrukken theologen graag dat hun wetenschap zich voltrekt binnen de context van een concrete traditie en geloofsgemeenschap. Theologie kan niet zonder achterban. Vervolgens vatten zij hun vakgebied (overeenkomstig een klassieke definitie) graag op als ‘geloof op zoek naar inzicht’. Geloof is niet de uitkomst maar het vertrekpunt van de theologie. Dit veronderstelt een persoonlijk verhouding van de theoloog tot een specifiek geloof: de theoloog werkt vanuit een binnenperspectief. Ten slotte verstaat de theologie zichzelf als een normatieve wetenschap. Theologen constateren niet alleen wat er zich zo allemaal aan geloof afspeelt in een samenleving; zij vínden daar ook iets van. Theologen stellen de waarheidsvraag: zij stellen zich kritisch op tegenover de feitelijkheid.

Het springende punt nu is de vraag of deze kenmerken van de theologie haar uitzonderingspositie aan de universiteit rechtvaardigen en of die kenmerken de binding aan een kerkelijke overheid noodzakelijk maken. Ik ben van mening dat noch het een noch het ander het geval is.

Meebeslissen

Laten we de drie kenmerken eens nalopen: Voor veel wetenschappen geldt dat zij een buitenwetenschappelijke inbedding kennen; zij functioneren als het ware binnen een eigen biotoop. De technische wetenschappen zijn niet denkbaar zonder de buitenwetenschappelijke wereld van de techniek. Het is niet goed voorstelbaar dat een technische universiteit niet zou weten wat er om gaat in de wereld van Philips, Akzo, of Shell, en dat zij geen contacten met deze bedrijven zou onderhouden. Die bedrijven en de samenleving als geheel doen daar hun voordeel mee. En de wetenschappers spelen in op de technische ontwikkelingen en vragen die zich buiten de academie voordoen. Maar verliest, laten we zeggen, de TU Eindhoven daarmee haar academische onafhankelijkheid? Dat zou het geval zijn als de directie van Philips zou kunnen meebeslissen over de aanstelling van de hoogleraren aan de TUE, of als zij bepaalde literatuur verplicht zou kunnen stellen, of onderzoeksmethoden zou kunnen afwijzen. Of als zij bepaalde uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek voor ongewenst zou kunnen verklaren. Dat alles houdt men in de relatie tussen de TUE en Philips voor ongepast. Toch is dat precies de situatie die zich bijvoorbeeld aan de nieuwe katholieke theologische faculteit voordoet: bisschoppen bemoeien zich met de aanstelling van wetenschappers, mengen zich in de samenstelling van het onderwijscurriculum en theologiedocenten zijn statutair verplicht niets te doceren dat strijdig is met de zeden of leer van de rooms-katholieke kerk. Waarom is in de theologie nodig wat elders ongewenst is?

Komt dat misschien door de persoonlijke betrokkenheid van de theoloog, het noodzakelijke ‘binnenperspectief’ (tweede kenmerk)? Maar ook daarin is de theologie niet uniek. Literatuurwetenschappers en kunsthistorici bedrijven hun wetenschap eveneens door zich persoonlijk in te laten met kunst en literatuur. Ook zij leven zich in tijdperken en personen, stromingen en stijlen in. Al die binnenperspectieven en existentiële betrokkenheid brengen zij op zonder toeziend oog van enig artistiek, historisch, of literair ‘leergezag’. Waarom? Omdat de wetenschap dat uit zichzelf van de wetenschapper vraagt. En natuurlijk ook de kunstwereld kent zijn kunstpausen, maar de kunstwetenschapper acht zich aan hen tot niets verplicht.

Hetzelfde geldt ten slotte voor de normativiteit (derde kenmerk); die is evenmin bijzonder aan de universiteit. Rechtswetenschappen, economie en filosofie bijvoorbeeld staan als normatieve disciplines te boek. En ook hier moet je constateren dat die normativiteit zich ontwikkelt binnen de wetenschap zelf. Het Kantgenootschap hoeft filosofen niet te behoeden voor misstappen bij de juiste interpretatie van Kant, noch voelen kantianen zich verplicht hun interpretaties in overeenstemming te brengen met de officiële richtlijnen van hun Genootschap. En toch blijft de filosofie van Kant overeind. Niet door de protectie van een of ander instituut ‘tot behoud van’, maar door de interne kracht die van die filosofie zelf uitgaat. En die interne kracht kan opbloeien doordat de wetenschap de ruimte krijgt. Onder het Sovjetbewind werden de werken van Marx eveneens bestudeerd. Toch is het Sovjet-marxisme wetenschappelijk nauwelijks van betekenis gebleken. Het was juist in het kapitalistische vrije Westen waar het marxisme tot creatieve hoogte kon stijgen. Waarom kan in de theologie niet wat in de filosofie wel kan?

Geen eigen methode

Je kunt de positie van de theologie aan de universiteit ook nog vanuit een andere invalshoek benaderen, namelijk door te kijken naar haar methode. Wie dat doet, kan tot de conclusie komen dat theologie geen eigen methode heeft. Wie de theologie nader beschouwt, zal zien dat die studie bestaat uit een aantal deeldisciplines die gebruik maken van methoden – literaire, historische, filosofische, sociaal-wetenschappelijke – die op de keper beschouwd niet wezenlijk verschillen van de methoden die elders op de universiteit worden gebruikt. Het geheel is meer dan de som van de delen. Dat geheel maakt de theologie bijzonder, maar de delen zelf zijn dat vanuit methodisch gezichtpunt niet. Ook daaruit blijkt dat de theologie probleemloos aan de universiteit thuis kan horen, mits zij in staat wordt gesteld zich aan de regels te houden en die regels voorzien niet in een extern leergezag.

Maar kan een theologie die niet in een gezagsrelatie tot de kerken staat nog wel ambtsdragers opleiden? Als ambtsdragers gebaat zijn bij een wetenschappelijke scholing (en dat zijn zij in een moderne samenleving), dan horen zij ook een wetenschappelijke scholing te krijgen die die naam verdient. Ook hier doen zich parallellen voor met tal van andere beroepsgroepen. De meeste sectoren van de samenleving betrekken hun hoger personeel van onafhankelijke universiteiten. Dat een vierjarige academische studie dan in vele gevallen aanvulling behoeft van een specifieke beroepstoerusting bijvoorbeeld door middel van in company trainingen behoeft geen betoog. Maar de (aankomende) werknemer heeft dan inmiddels het domein van de wetenschap verlaten en de werkgever kan nu zijn gezag volledig doen gelden. Dat model zouden ook de kerken kunnen hanteren.

Goede verstandhouding

De relatie van de theologie tot een specifieke geloofsgemeenschap (kerk) vormt op zich geen probleem voor haar wetenschappelijkheid; die relatie is onderdeel van wat de theologie tot theologie maakt. De ‘gezagsrelatie’ van de theologie tot een kerkelijke overheid is wel een probleem; die relatie conflicteert met de academische vrijheid. De erkenning van de eigen autonomie van de theologie door de kerken zou de samenwerking van kerk en theologie sterk kunnen verbeteren. Juist de gezagsrelatie staat een goede verstandhouding in de weg. Theologen proberen zo geruisloos mogelijk hun eigen gang te gaan en om conflicten te voorkomen kijken kerkelijke overheden als het even kan maar liever een andere kant op. Non-communicatie en vermijdingsgedrag zijn het resultaat.

Het is niet uit te sluiten dat een faculteit als de FKT goede theologen opleidt. De meeste theologie is immers onder de vleugels van een kerkelijke overheid tot stand gebracht. Maar wat mogelijk is, hoeft nog niet wenselijk te zijn, laat staan noodzakelijk. Het is dit jaar precies honderd jaar geleden dat paus Pius X de encycliek Pascendi gregis uitvaardigde, waarin hij het modernisme en meer in het bijzonder de historisch-kritische methode veroordeelde. Uiteindelijk bleek die methode zo ongeveer de belangrijkste methode voor de theologie van de twintigste eeuw. Het zou tot het Tweede Vaticaans Concilie duren voordat het anti-modernisme was overwonnen. Ondertussen waren katholieke theologen tientallen jaren gedwarsboomd en op achterstand gezet.

Wat kan een kerkgebonden theoloog wat een niet-kerkgebonden theoloog niet kan? Het antwoord luidt: niets. Zij kunnen in het gunstigste geval hetzelfde. Maar in de meeste gevallen zal de kerkgebonden theoloog tot minder in staat zijn; tot minder dienst aan de wetenschap, en dus tot minder dienst aan de samenleving en uiteindelijk ook tot minder dienst aan de kerk.

Theo van de Kerkhof

De auteur is redacteur van VolZin; zijn bijdrage is overgenomen uit VolZin van 20 april 2007 (www.opiniebladvolzin.nl).


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Kerkstructuren" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol