11/6/07
Maaltijd met het Volk
Bij de lezingen van sacramentszondag
In Genesis 14,18-20 biedt Melchisédek, koning van Salem, Abram brood en wijn aan. Aangezien hij priester was van God Verheven, zegende hij Abram met de woorden: "gezegend jij door God Verheven, Schepper van hemel en aarde." Het valt altijd weer op hoe in de hebreeuwse bijbel hemel en aarde bij elkaar gedacht worden. Zoals in Gn 1,1: "in het begin schept Elohim de hemel en de aarde." Of ook zoals in de oudste vorm van het onze vader: "uw wil geschiede in de hemel en op de aarde" (grieks denken heeft hier 'zoals' ingevoegd: de hemel als beeld van de aarde, een beetje platoons dus). Uiteraard is deze lezing gekozen vanwege het noemen van brood en wijn.
In het tweede boek Koningen 4,42-44 geeft iemand, op last van de profeet, twintig gerstebroden en gedroogde druiven (sic) te eten aan honderd man: "ze zullen eten en overhouden", zo heet het. Ze aten en ze hielden over. In het evangelie volgens Johannes keert dit verhaal terug, met slechts vijf gerstebroodjes en twee gedroogde vissen. Voor wel vijf duizend mensen. Minder eten dus voor meer mensen. En ook hier: ze aten en ze hielden over. Eten in overvloed. Traditie heeft de neiging te overdrijven, waardoor nog duidelijker wordt waar het om gaat: weinig eten voor veel mensen, zelfs heel weinig eten voor heel veel mensen.
Het verhaal volgens Lukas 9,11b-26 sluit bij dat van Johannes aan, maar nu met vijf gewone broden en twee vers gevangen vissen. Opmerkelijk is wat Jezus ermee doet (let bijzonder op de formulering ervan): "Toen nam Jezus die vijf broden en twee vissen. Hij keek op naar de hemel, sprak de zegenbede uit en brak ze, en gaf ze aan de leerlingen om aan de mensen uit te delen." De overeenkomst met de (bekende en minder bekende) instellingswoorden is onmiskenbaar.
Over instellingwoorden gesproken: Uit de kerk van de eerste eeuwen zijn niet minder dan zesentachtig door de kerk geaccepteerde eucharistische tafelgebeden bekend. De instellingswoorden daarvan verschillen allemaal van elkaar, maar de verschillen zijn uiterst miniem. De grondstructuur ervan kan als volgt weergegeven worden. Dit brood dat gebroken wordt verwijst naar mijn lichaam dat gebroken wordt. Deze beker met wijn die leeggeschonken wordt verwijst naar mijn bloed dat vergoten wordt. Anders gezegd: het breken van het brood duidt op Jezus' lijfeigen bestaan, gegeven voor ons, de beker die leeggedronken wordt, duidt op zijn bloedeigen leven, gegeven voor ons.
In de lezing uit de eerste brief aan de Korintiërs 11,23-26 geeft Paulus de overlevering door die hij zelf naar eigen zeggen 'vanwege de Heer' (lees: van de gemeente van Jeruzalem) ontvangen heeft. Dat de heer Jezus brood nam, dankte, het brak en zei: mijn lichaam voor jullie. Ook de beker, nieuw verbond, in mijn bloed (door mij bloed). Zowel bij brood als bij beker: "doe dit tot mijn gedachtenis." Zo geeft Paulus de ontvangen woorden door. Traditie heet dat. Ook aan ons doorgegeven.
Dan volgt de interpretatie van Paulus, de betekenis van deze traditie: "Telkens als jullie dit brood eten en deze beker drinken, verkondigen jullie de dood des Heren totdat hij komt. Dus reeds voor Paulus verwijzen brood en beker naar de dood van Jezus. Vandaar dat het zo zinvol is dat wij als gemeente Gods (zijnde subject van eucharistievieren) instemmend zingen of bidden: als wij dan eten van dit brood en drinken uit deze beker, verkondigen wij de dood des Heren totdat hij komt. Onnodig te zeggen dat overeenkomstig de bijbelse en patristische gegevens het tekenkarakter van de eucharistie dynamisch is: het gaat om de handelingen van het breken van het brood (fractio panis) en het ronddelen van de beker. Denken in termen van substanties lijkt mij een te statische benadering.
Om de tekst van 2 Koningen 4,42-44 bij de hand te hebben, laat ik die hier volgen in een eigen vrij letterlijke vertaling (als alternatief voor de parafrase in de NBV). Het hebreeuwse woord karmel (karem = wijngaard) doet eerder denken aan (gedroogde) druiven dan aan vers graan. De septuagint verstaat inderdaad gedroogd fruit.
Er komt een man uit Baäl Sjalisja. Hij bracht voor de man Gods eerstelingenbrood mee: twintig gerstebroden en gedroogde druiven in een zak. Hij (Eliseüs) zei: "geef het volk te eten." Zijn bediende zei: "hoe kan ik dit geven ten aanzien van honderd man?" Hij zei: "geef het volk te eten. Ja, zo spreekt JHWH: men zal eten en overhouden." Hij gaf het ten aanzien van hen. Ze aten en hielden over, naar het woord van JHWH.
Dr. Wim Hendriks
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.