Laat mij je gezicht zien, laat me luisteren naar je stem  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Bijbel > Laat mij je gezicht zien, laat me luisteren naa...
Germain Creyghton
24/9/11

Laat mij je gezicht zien, laat me luisteren naar je stem

Lezing: Hooglied 2, 1-17

“Laat mij je gezicht zien, laat me luisteren naar je stem!” – dat is wat de geliefden in het Hooglied elkaar vragen, dat is wat de liefde zelf vraagt van ons: dat we tevoorschijn komen, dat we ons laten horen en zien, niet van achter een masker of in een mooie rol, maar gewoon en echt, zoals we zijn. Dat is niet gemakkelijk. We kunnen ons heel goed anders voordoen dan we zijn. We hebben gezichten, meer dan twee. En we kennen maar al te goed de ervaring dat we niet bereikbaar zijn; en dat we door onze geslotenheid de ander niet kunnen bereiken zoals we dat graag zouden willen. Dat is de muur waar de liefde doorheen wil breken. Als vanzelf roept die geslotenheid ook tegengestelde begrippen op. Als we spreken over de liefde gaat het al gauw over lichaam en geest en over innerlijk en uiterlijk. En deze neiging tot onderscheid maken is misschien nog groter als we in de liefde iets herkennen van een goddelijke inspiratie, als we geloven dat de Geest Liefde is, dat de naam van de Eeuwige luidt: Ik zal er zijn, Ik wil er zijn voor jou.

Iets van dit denken in tegenstellingen vinden we terug in de liederen die we hier zingen. Zojuist zongen we uit de Belijdenissen van Augustinus, geschreven rond 400 na Christus:

Laat heb ik u liefgekregen, o schoonheid, zo oud en zo nieuw, laat heb ik u liefgekregen! En gij waart binnen en ik was buiten, en daar zocht ik u, en ik rende, wanstaltig als ik was, op de schone dingen af die door u gemaakt zijn. Gij waart bij mij en ik niet bij u.

Augustinus is wel zeer gevoelig voor de schoonheid en voor het lichamelijk genieten daarvan, maar hij maakt meteen duidelijk dat daarin zijn geliefde God niet te vinden is. Zijn zoektocht naar de kern van schoonheid en goedheid leidt hem uiteindelijk naar de diepste diepte van de ziel. Er is een bijzonder soort aandacht nodig, een intensiteit in de waarneming die niet van onszelf komt, om die goddelijke dimensie in de schoonheid van de schepping te kunnen zien. Dat is heel mooi en het geeft misschien een soort zekerheid, maar er schuilt ook een gevaar in deze houding die de goddelijke bezieling helemaal in het innerlijk legt. Het gevolg kan zijn: wantrouwen ten opzichte van de zintuiglijkheid; een onbewust wakend oog bij alles wat ons plezier en genot verschaft; en steeds de innerlijke waarschuwing: loop ik niet ‘verloren tussen zoveel schoonheid die niet Jij is’?

Er is ook een minder wantrouwend perspectief mogelijk: het innerlijk ervaren van wat je voelt, het goddelijke daarin ontdekken, dat kan een mens alleen dankzij de zintuiglijke waarneming. Zo is de mens geschapen en zo is het goed. Als ik iemand mooi vind, dan is dat omdat ik haar of hem ervaar als innerlijk aanraakbaar en omdat ik daardoor getroffen word. De schoonheid van iemand is de zichtbare kant van zijn innerlijke kracht en kwetsbaarheid. Waarachtig leven, dat vereist dan niet zozeer een terugkeer in mijn innerlijk, maar eerder dat ik uittreed uit de geslotenheid van het ik. Bloot en onomwonden leven, dat doe je niet vanuit jezelf. Alleen ‘wie wordt ontmaskerd, wordt gevonden’. Dit geraakt worden begint niet in een sterk zelfbewustzijn, maar in zintuiglijke en geestelijke openheid. En als het gebeurt, bijvoorbeeld in de verliefdheid, dan doet het ons blozen, niet uit schaamte maar uit schroom en ontzag: “Wat heb ik jou, wat heb jij mij gedaan?” In de liefde voor een vriend of vriendin verlies ik mijzelf, vergeet ik mijzelf, riskeer ik mijn emotionele veiligheid, omwille van het geluk van de ander. En pas door deze innerlijke uittocht kan ik ook mijzelf vinden, niet in een totale eenwording met de geliefde, want de ander blijft oneindig en ondoorgrondelijk voor mij, maar wel in een gezamenlijk leven, in het delen van lief en leed. De hartstocht is innerlijke uittocht. Ik word niet geraakt vanuit een goddelijke diepte in mijn ziel, maar door de ander zelf, door haar of zijn geheel eigen schoonheid. Dat ik dit kan toelaten en dat ik het enthousiast kan beantwoorden – dat is het vuur van de Geest.

Wat betekent het Hooglied voor ons, in dit spanningsveld tussen innerlijk en uiterlijk? Het is poëzie, taal die voorafgaat en voorbijgaat aan alle tegenstrijdigheden in het denken en spreken over de liefde. Hier is de liefde zelf aan het woord. Het Hooglied bezingt, het proclameert en het viert de oorspronkelijke goedheid van de extase, van de erotiek. Er zijn vele pogingen ondernomen om de plaats van het Hooglied in de bijbel als geheel te verklaren. De meest overtuigende is misschien wel om deze liefdeszang te leggen naast het scheppingsverhaal. Het is dan één lange poëtische en lyrische uitdrukking van wat daar staat in de vorm van een mythe over de oorsprong van de mens, en vooral over de goedheid daarvan. De schepping van de mens is niet af, als hij er genoegen mee moet nemen dat hij de dingen en alle levende wezens alleen bij hun naam kan noemen. De mens heeft letterlijk aanspraak nodig, een tegenover, een andere mens, die hem in de ogen ziet, die toch zijn gelijke is en in wie hij zich verliezen en weer vinden kan. Er is eigenlijk helemaal geen taal zonder deze aanspreking, er is geen voltooiing van schepping, zonder deze extatische beweging van de een naar de ander. En als dan in zijn slaap de vrouw is gevormd uit zijn eigen lijf, dan roept de mens uit: “Eindelijk een gelijke aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees”. Voorafgaand aan alles wat er mis kan gaan in de liefde, voorafgaand aan ieder onderscheid tussen goed en kwaad, staat dit vast: de uitgaande beweging, de hartstocht naar de ander, is in zichzelf goed. Het is zelfs de voltooiing, het is het hoogste goed van de schepping, dat wij ons kunnen openstellen, dat we kunnen aanspreken en aangesproken kunnen worden: “Ik zal er zijn voor jou”. Om deze hartstocht voelbaar te maken, moet de dichter van het Hooglied wel alle zintuiglijke registers van de taal open zetten, met steeds weer nieuwe metaforen, alsof het nooit genoeg is, met beelden van beweging en vervulling, van groei en bloei, van doordrongen zijn en omhuld zijn met heerlijkheid:

Met mijn tong wil ik zijn zoete vruchten proeven.
De vijgenboom is al vol vruchten, de wijnstok rankt en geurt.
Mijn hoofd rust op zijn linkerarm, met zijn rechterarm omhelst hij mij.
Laat mij je gezicht zien,  laat mij luisteren naar je stem,
want je stem is zo lieflijk, je gezicht zo bekoorlijk.

Deze taal van de liefde zegt ons: het gaat om de aanspreking zelf, om het horen van de stem, om de werkelijke aanraking, het gaat om de kus die ik je geven wil, door de woorden heen. Het gaat erom dat jij er bent voor mij en ik voor jou en waar is dat meer het geval dan in het kussen van je mond: in de ervaring zelf van naar buiten gekeerde innerlijkheid?

Toch dringt opnieuw een vraag zich op: kunnen wij nog op deze manier enthousiast zijn in de liefde, kunnen wij ons nog vinden in deze oude dichterlijke taal? In de hectische wereld waarin we leven, is alleen al de natuurlijke samenhang tussen horen en zien drastisch veranderd. Zoveel kunstmatige beelden en gezichten flitsen aan ons voorbij, zonder dat we daarin nog worden aangesproken door de levendigheid van de stem, door de aarzeling in het verhaal, door de verte of diepte in het gezicht, laat staan door een goddelijk geheim. Moeten we niet eerder de dichtregels van Lucebert serieus nemen:

(…) in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand (…)
niet meer alleen het kwade
de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte morrelen (…)

In de lezing van vandaag staat een wijze uitspraak die nog een paar keer terugkeert in het Hooglied: “Meisjes van Jeruzalem, zet niet tot de liefde aan, laat haar vanzelf ontstaan”. De rabbijnen hoorden hierin een waarschuwing aan het volk Israël, tegen een al te ongeduldige verwachting van de Messias. Ons kan het iets zeggen over opstanding, in deze tijd tussen Pasen en Pinksteren. Het ontstaan van de liefde is een gebeuren dat wij niet zelf in de hand hebben, het is niet maakbaar. De taal van het Hooglied is niet blindelings enthousiast. We worden opgeroepen tot waakzaamheid, tot opmerkzaamheid. Dat kan ons helpen als we de liefde missen, als we eenzaamheid blijven voelen, zelfs in de omarming. Het kan vertrouwen geven: de liefde is niet alleen sterk als de dood, maar ook sterker dan alle eenzaamheid en vervreemding die haar bedreigt, sterker dan ons ongeduld. Zelfs Augustinus kan ons hier nog een beetje helpen, in zijn pleidooi voor aandacht, voor intensiteit in de waarneming. Wij zijn ook in onze tijd op zoek naar manieren om aandachtig te kunnen leven, om lichamelijk en geestelijk te kunnen verblijven bij onszelf en bij de ander, in het hier en nu. Daarom komen wij hier wekelijks samen. Daarom zingen wij van de liefde. Dat tilt ons op en doet ons goed. Het gebeurt, steeds opnieuw: mensen die van elkaar houden kijken elkaar in de ogen, ze zoeken elkaars blikken en verliezen zich daarin. En al is het kortstondig, al weten we dat we elkaar nooit volledig zullen vinden: de intensiteit en de extase van deze liefdevolle aanraking is onvergetelijk en komt nooit te laat.

Germain Creyghton

Germain Creyghton is theoloog en leraar Frans; hij was jarenlang koorleider van de studentenkerk te Nijmegen. Bovenstaande toespraak hield hij in de Dominicusgemeente te Amsterdam op zondag 22 mei 2011, in het kader van de serie over het Hooglied.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Bijbel" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol