Een rechter en een weduwe  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Bijbel > Een rechter en een weduwe
Dr. Wim Hendriks (gastcommentator)
10/10/07

Een rechter en een weduwe

Negenentwintigste zondag door het jaar, 20-21 okt 2007, een rechter en een weduwe (Ex 17.8-13, 2 Tim 3.14-4.2, Lc 18.1-8).

In Lucas 18,1-8 vertelt Jezus een parabel over een rechter en een weduwe. Deze twee niet bij name genoemde personen krijgen in het verhaal hun eigen gezicht. De rechter verschaft de weduwe geen recht, geeft haar geen gelijk. De weduwe daarentegen blijft (vasthoudend, zo blijkt) haar recht opeisen. De rechter gaat haar gelijk geven, zo staat er, hina mê eis telos erchoménê hupôpiazêi me, woord voor woord vertaald: opdat niet naar een-einde komende onder-het-oog-treft-zij mij. De gangbare vertalingen geven het grieks heel ver­schillend weer. Een paar voorbeelden.

            Sta      opdat zij niet eindelijk kome en mij het hoofd breke
            PC      en anders me eindeloos komt vervelen
            NBG   anders komt zij mij ten slotte nog in het gezicht slaan
            KBS    om niet langer geplaagd te worden door haar eindeloze bezoeken
            WV     anders komt ze me uiteindelijk een klap in mijn gezicht geven
            GNB   want anders komt ze me nog eens een klap in mijn gezicht geven
            NBV    anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan

Deze vertalingen verstaan de uitdrukking eis telos – letterlijk naar een einde – als ‘tenslotte' of ‘eindeloos'. Mij lijkt het daarentegen beter om de woorden eis telos erchoménê bij elkaar te nemen: naar een einde komende, of een grens bereikende. Dat wil zeggen: die vrouw is ten einde raad en zal actie ondernemen.

De gebruikte werkwoordvorm komt van hupôpiazô, dat weer afgeleid is van hupo-opion, (plek) onder het oog. De betekenis is: iemand onder het oog treffen, iemand een blauw oog slaan. De oudlatijnse vertaling bevestigt dit: sommige latijnse handschriften gebruiken het woord suggilo: bont en blauw slaan. Dan wordt mijn vertaling: (ik zal deze weduwe aan haar recht helpen) opdat zij mij niet ten einde raad een blauw oog slaat.

In de gebruikelijke vertalingen hangt vers 8b maar los bij de parabel aan. Dit versdeel plên ho huios tou anthrôpou elthôn ara heurêsei tên pistin epi tês gês wordt door de nieuwe bijbelvertaling als volgt weergegeven: maar als de mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde? Andere vertalingen wijken hier niet veel van af. Ten eerste gaat het om de weergave van tên pistin: Sta PC GNB NBV hebben ‘geloof', andere vertalingen ‘het geloof', en de Willibrordvertaling ‘dit geloof'. De tekst heeft tên pistin met lidwoord (dat in het grieks soms nog zijn oorspronkelijk aanwijzende kracht behouden heeft): dat ver­trouwen, van die weduwe uiteraard! Een tweede kwestie betreft de weergave van het woordje ara: je vindt de volgende vertalingen: ook, wel, dan, werkelijk. Maar geen van deze woorden raakt de betekenis. Dit ara is een vraagpartikel dat de aangesproken persoon in de vraag betrekt: ik bid je, wat denk je. Van dit ‘vraag'partikel ara zijn griekse woorden afgeleid die ‘gebed' en ‘bidden' betekenen. Als vertaling stel ik voor: doch zal de mensenzoon bij zijn komst, vraag ik je, dat vasthouden aantreffen op de aarde? Rest me nog de opmerking dat de oudlatijnse vertaling dit ara hier heel terecht weergeeft met ‘putas', denk je?

Vers 8b hangt dus niet zo maar los bij de parabel aan, integendeel, het gaat in dit vers juist om het volhardende vertrouwen van die weduwe dat haar ooit recht gedaan zal worden. En dan wordt ook iets meer van vers 1 duidelijk: hij vertelde hun een gelijkenis met de strekking dat ze moesten blijven bidden en de moed niet opgeven. Na de parabel in de verzen 2-5 volgt dan in de verzen 6-8a de toepassing van de parabel. Het grieks is hier lastig (in feite arameïserend). Rekening houdend met een tweetal aramese constructies, zou je vers 7 als volgt kunnen verstaan: zou God zijn uitverkorenen niet te hulp snellen, aangezien ze dag en nacht tot hem roepen? en hij heeft geduld met ze.

Een heel geschikte lezing zou Hebreeën 11 kunnen zijn, met dat steeds herhaalde pistei, in vertrouwen, in vertrouwen (de gebruikelijke vertaling 'door het geloof' dan wel door zijn/haar geloof zou terugvertaald luiden: dia tês pisteôs). De aanbevolen lezing van Exodus 17,8-13 is een heel toepasselijke illustratie van volhardend en vertrouwvol bidden (zie vers 1). De tekst spreekt voor zich.

Psalm 9,10-13 (NBV)

Moge de heer een burcht zijn voor de verdrukte,
een burcht in tijden van nood.
Wie uw naam kent, kan op u vertrouwen,
u verlaat niet wie u zoeken, heer.
Zing voor de heer die zetelt op de Sion,
maak aan de volken zijn daden bekend.
Hij wreekt vergoten bloed, gedenkt de doden,
de noodkreet van de nederigen vergeet hij niet.

Wim Hendriks


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Bijbel" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol