Vertalingen: Nederlands Deutsch
20/2/10
Werkelijk bevrijd?
Over zelfcensuur in de theologie
Enige tijd geleden hebben twee teksten mij intensief beziggehouden. De eerste betreft een toespraak die Benedictus XVI hield voor de leden van de internationale theologencommissie. Zoals altijd bezigt de paus daarin een vriendelijke en spiritueel onderbouwde stijl. Hij spreekt over de hoge opgave van de theologie en over het gevoel voor het goddelijk geheim, dat een theoloog nodig heeft om de Schrift en het geloof te begrijpen. Wie zou het daarover niet met hem eens zijn? Hij haalt ook de uitspraak van Jezus aan die mij zo dierbaar is en die ik als theoloog ook altijd als maatstaf genomen heb: “Ik dank u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen, en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo hebt U het goedgevonden”. (Mt. 11, 25-26). Ik acht het juist, dat wij, mannelijke en vrouwelijke theologen, ons dat steeds opnieuw in herinnering brengen. Wie over het ‘Geheim van de wereld’ (Jűngel) spreekt, kan dat niet doen zonder deemoed en overgave.
Maar wat doet de paus? Hij misbruikt deze kostbare gedachte om ongenuanceerd over de theologen van twee eeuwen te oordelen. Velen van hen zouden het gevoel voor het geheim zijn kwijtgeraakt. Daarom zouden ze in hun grote domheid (in grande stolzetta) niets van de waarheid begrepen hebben en hun visnet zou voor de grootheid van het goddelijke te klein zijn. Zoals altijd noemt hij geen namen, maar voegt er dreigend aan toe, dat hij namen zou kunnen noemen. Maar waarom noemt hij die niet? Dan zouden de betrokkenen of hun verdedigers zich tegen deze kritiek kunnen verdedigen of zich over hun fouten kunnen beraden. Neem me niet kwalijk, maar deze argumentatiestijl van de anonieme veroordeling, die bij J. Ratzinger niet nieuw is, vind ik een paus onwaardig, want hij plaatst daarmee talloze geëngageerde christelijke mannen en vrouwen onder algemene verdenking. Dat kan niet tot de taken van de paus behoren. De bisschop van Rome staat immers in de traditie van een man die zich meer dan eens pijnlijk vergist heeft. En dat is nou precies het beslissende punt. Zichzelf zondert de universele herder van alle katholieken weer eens van zijn kritiek uit. Met zijn zwaardslagen hakt hij liever anderen het oor af en snoert hen de mond. Behoort het niet tot de algemene religieuze rede en spiritualiteit, dat men bij alles wat men zegt zichzelf insluit? Is Benedictus XVI dan misschien alleen maar een spookrijder die denkt dat alle anderen in de verkeerde richting gaan? Zou het niet goed zijn dat hij er eens een keer over zou nadenken, dat zoveel geëngageerde mannen en vrouwen op belangrijke punten een andere mening zijn toegedaan?
Al lange tijd schept deze hoogdravende belerende houding in de Kerk een sfeer van wantrouwen en daarom wordt het eindelijk tijd om tegenvragen te stellen: Wat heeft de schrandere theoloog Joseph Ratzinger, wat heeft de censurerende geloofsprefect, wat heeft de zo als inquisiteur optredende paus werkelijk van het geheim van Christus begrepen? Misschien heeft hij zelf het tipje van de sluier nog niet opgelicht waarachter vele anderen Gods waarheid al op nieuwe wijze ontdekt hebben. Ik weet het niet, maar ik zou er graag open, zelfkritisch en kritisch over spreken. De exegetische en theologische kritiek op zijn Jezusboek was in ieder geval niet gering. Daarop is hij tot heden nog niet ingegaan, hoewel hij zelf om die kritiek gevraagd heeft. Er zijn zeker aanwijzingen voor, dat hij maar moeilijk met kritiek kan omgaan. Op de terechte verontwaardiging over de verzoening met de antisemiet en pseudobisschop Williams reageerde hij in ieder geval beledigd, alsof “zijn critici agressief in de startblokken op deze dag gewacht hadden”. Wat een desastreus vooroordeel vergeleken met de werkelijke situatie.
Weliswaar is Benedictus XVI niet de enige die er deze stijl op na houdt. Met slechts weinig onderbrekingen behoort het sinds Pius IX tot de goede Romeinse toon, dat katholieke theologen gecensureerd, gekoeioneerd en afgezet worden; ons valt dat al helemaal niet meer op. Absolutisme en betweterige monologen hebben de geest van de dialoog al lang bedorven. Inspirerende figuren zoals kardinaal Alfrink en bisschop W. Bekkers, maar ook de martelaar O. Romero, werden uit de officiële gedachtenis verbannen. Het is nooit tegengesproken dat men Johannes XXIII al bij zijn dood in 1963 een nar genoemd heeft, en niemand minder dan Y. Congar heeft in zijn dagboek het censurerend gezag met de Gestapo vergeleken. Het is verdrietig dat alles te moeten zeggen, maar het kan niet langer verzwegen worden. Het onbaatzuchtige werk van de bevrijdingstheologen en hun aanhangers werd door J. Ratzinger al in de jaren tachtig in de rug aangevallen. Enkele dagen geleden heeft de paus deze oude kritiek nog eens naar voren gebracht. Van zelfkritiek is in Rome geen spoor te vinden.
Wie moet zelfkritiek beoefenen?
De tweede tekst waarop ik zou willen reageren heeft mij zeer tot nadenken gestemd. Al lang komt de vraag op, wie in de Nederlandse en in de Duitstalige katholieke Kerk de fakkel van de vernieuwing overneemt. Waarom ontbreekt het een hele generatie aan mensen die consequent voor kerkelijke vernieuwing strijden? Désanne van Brederode sprak het geweten aan van de katholieke leden van de Mariënburgvereniging op 19 november 2009. In navolging van Kierkegaard maakte zij onderscheid tussen het ethische en het religieuze type. Daarbij ben ik het met haar lofprijzing van een paradoxaal geloof niet eens. Maar haar aansporing om eindelijk de geloofssprong naar de andere oever te wagen neem ik even serieus als het standpunt van kritische katholieken. Want als dochter van een met veel pijn en verdriet uitgetreden ordeman moest zij tot haar verdriet mee aanzien, dat haar ouders deze carrièrebreuk niet echt konden verwerken. Nu heeft zij genoeg van hulpeloos postconciliair gejammer. Ze vraagt zich af waarom de getraumatiseerden zo verliefd zijn op hun eigen pijn. Waarom laten zij hun kies eindelijk niet trekken en waarom nemen zij geen positieve beslissing? Waar blijft de beslissende bevrijdingsslag, die voor hen eindelijk een eigen, constructieve en creatieve weg naar een nieuwe toerkomst opent? Zij heeft gelijk. Een kritiek die alleen zichzelf bevestigt en die ons alleen van katholieke ellende verzekert, helpt ons niet verder. Daarom spoort zij de critici aan tot zelfkritiek.
Maar de generatie waar dit alles voor geldt treedt langzamerhand terug. Wie volgt hen in de theologische instellingen op? Heeft de kritiek van mevrouw Brederode ook betrekking op de progressieven van de volgende generaties? Uiteraard reageren die anders. Zij dragen geen postconciliair trauma met zich mee en zij staan neutraal ten opzichte van het Tweede Vaticaans Concilie. Maar ik vrees dat ook velen van hen aan een noodgedwongen berusting en diepe angsten lijden. Men kan speculeren over de redenen daarvoor. In ieder geval is er een belangrijk onderscheid waar te nemen tussen wat men in de wandelgangen en bij de koffiepauzes zegt, en wat schriftelijk of mondeling in het Nederlands of in gepolijst Engels officieel naar voren gebracht wordt. Wat ik juist in de afgelopen maanden niet allemaal gehoord heb over de kerkpolitiek van de paus in het algemeen en over de beschamende faculteitspolitiek in Nederland, over de verzoeningspolitiek met antisemitische Piusbroeders en over de reorganisatie van de bisdommen naar rato van de beschikbare priesters, over de aanmonstering van de Anglicanen en over het omgaan met ongehoorzame vrouwen. Hoeveel vrouwelijke en mannelijke collega’s werden bij de herordening van de theologische instituten in Nederland ontmoedigd en hoe monsterachtig is het, een systeem dat in een vele lange jaren gegroeid is, eenvoudig te willen vernietigen? Maar er zijn ook tegenvragen: wie heeft daar iets tegen ondernomen of minstens te verstaan gegeven wat men daarvan vindt? Hoe velen van ons hebben de moedige interventie van onze Dominicaanse medebroeders tot ‘Kerk en ambt’ ondersteund en hoeveel hebben openlijk gereageerd op de beschamende wijze waarop dit initiatief de kop ingedrukt werd? Hoe velen zullen de impliciete beschimping van 200 jaar theologie afwijzen, terwijl hun docenten en wellicht ook zij zelf daardoor getroffen zijn. Voor velen van ons is zelfcensuur onze tweede huid geworden.
Ik mag en ik wil ook niet onbillijk zijn. Een welovergewogen oordeel moet er rekening mee houden, dat de theologie gelukkig ook andere thema’s kent en in de afgelopen jaren nieuwe belangrijke thema’s ontwikkeld heeft. Ik denk aan vrouwenstudies en vragen rond interreligiositeit, de nieuwe belangstelling voor spiritualiteit en veel initiatieven met betrekking tot nieuwe benaderingen van het werk in gemeentes en parochies. Ik ben mij ook hiervan bewust: we mogen niet voortdurend op de oude vragen naar seksuele moraal, ambt en kerkelijke structuren gefixeerd zijn; tenslotte kunnen we ons eigen geweten volgen. Toch lopen we het gevaar op het gebied van vragen rond de kerkstructuur onwetend te worden. De oude ambtstheologie is voor ons te saai geworden en dus vergeten we die. Dat heeft echter ook negatieve gevolgen. We reageren nog slechts kortademig en worden alleen nog verontwaardigd in naam van het gezonde verstand of van de mensenrechten, van de voortgaande globalisering en een afnemende moderniteit. We gaan liever te rade bij Franse filosofen en Indische wijsheidsleraren dan bij onze eigen traditie. Dat heeft niet alleen iets te maken met creatieve nieuwsgierigheid, maar ook met vluchtgedrag en berusting.
Juist dat strekt ons tot nadeel, want Rome is net zo min onder de indruk van een Indische goeroe als van de laatste profeten van het tijdsgewricht. Men moet bij hen met hun eigen theologie komen en hen laten zien, dat ze tegen de betekenis en de letter van de Schrift en tegen de grote tradities van het christendom handelen, dat zij de oecumene onder de voet lopen, hoewel ze beter konden weten. Men moet Benedictus XVI laten zien, dat zijn prohellenisme veel met zijn Beierse afkomst en kleinburgerlijke nostalgie te maken heeft, en maar weinig met de visioenen van Jezus van Nazareth. Men moet hem laten zien, hoe tegenstrijdig zijn programma van een “canonieke exegese” is, omdat ze de uiterst gedifferentieerde uitspraken van afzonderlijke bijbelse documenten door een molen draait, die alleen nog maar vooropgezette ideeën voortbrengt. Men moet (opnieuw, want dat alles was al eerder bekend) de sleuteltijdperken analyseren waarin de kerkelijke leiders hun macht boven de verscheidenheid van de geest stelden. Men moet – in een nauwkeurige studie van Ratzingers geschriften – aantonen, dat de moderne tijd, gelijkberechtiging en democratie hem zo weinig interesseren, dat hij die niet eens begrepen heeft. Dat moet luid en duidelijk aangetoond worden.
Men moet tenslotte besluiten (en met theologische gronden onderbouwd propageren), dat ook katholieke mannen en vrouwen bereid zijn “God meer te gehoorzamen dan mensen”. Het document ‘Kerk en ambt’ heeft daar op één punt ernst mee gemaakt. Onlangs kondigde een Oostenrijkse theoloog een “gecontroleerde ongehoorzaamheid” aan. De zwarte piet voor de situatie die wij priestertekort noemen en de daarmee verbonden ineenstorting van het klassieke pastoraat zijn uitsluitend door de bisschoppen en hun opperherders veroorzaakt. Het recht van de volgroeide plaatselijke gemeente (al betreft het maar 15 personen) op de wekelijkse viering van de eucharistie gaat boven alle vermeende geboden. Alleen als de theologen onder ons voldoende alert blijven, kunnen we zulke kritische situaties zo in evenwicht houden, dat we niet in andere valkuilen terecht komen. Het recht op de eucharistie wil nog lang niet zeggen, dat we die op eigen kracht tot stand brengen. Maar het betekent wel, dat niemand ons de gedachtenis aan de dood en de verrijzenis van Christus kan verbieden.
Openheid en vrijheid
Wat dus te doen? Ik pleit voor openheid en vrijheid om kritiek te leveren. IK pleit ervoor, dat wij onze kritiek onderling met het wapen van de theologie uitvechten. En ik pleit ervoor, dat wij als theologen niet toegeven aan de druk om conflicten te vermijden. Iedere buitenstaander en iedere geloofsgenoot heeft het recht te weten waar we precies staan. Het kan niet zo zijn, dat wij ongewild steunpilaar van een regime worden, dat zich in feite niet meer aan de christelijke boodschap houdt. Waarschijnlijk komen zulke gedachten niet overeen met de verwachtingen van Désanne van Brederode, die lid geworden is van een kleine christelijke gemeente, hoewel zij daar het volste recht toe heeft. Maar we zouden er met haar voor moeten zorgen, dat we op onze kinderen en kleinkinderen niet de indruk maken van meelijwekkende slachtoffers van een religieus systeem, waartegen we ons mentaal niet meer kunnen verzetten. We zouden bereid moeten zijn geloofwaardig te erkennen, dat Christus ons vrijgemaakt heeft. Katholieke theologen moeten niet alleen maar wetenschappelijk onderzoek doen. Het is hun taak de situatie en de toekomst van hun kerk offensief te doordenken, en op grond daarvan Kefas op goede gronden en open te kunnen weerstaan. Hoe meer wij dit met argumenten doen die publiekelijk overtuigen, des te sneller nemen de kansen toe op een hervorming, die vermoedelijk alleen aan de basis kan beginnen.
Hermann Häring
Prof. Dr. Hermann Häring is voormalig hoogleraar dogmatische theologie en emeritus hoogleraar wetenschapstheorie en theologie van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Vertaling: Gérard van Tillo
Reacties
Helemaal mee eens. Jammer dat de starre hiërarchie geen openlijke en eerlijke kritiek en discussie toestaat. Het is diep treurig dat erkende deskundigen/theologen pas vrij kunnen ageren nadat zij met emeritaat zijn, omdat er anders strenge maatregelen/ontslag dreigt.
M.J.A. van Kerkhoff - Ootmarsum
Met het vuur van Vaticanum II nog in onze botten, zullen wij, de ouder wordende en uitstervende theologen, ons ervan bewust moeten zijn, dat noch Vaticanum II, noch onze theologische pogingen om onze veranderende wereld te verstaan beslissend zijn voor toekomst van de kerk. Al helemaal niet onze afketsende kritiek op een kerkelijk instituut, dat slechts terug wil naar de macht van het verleden. Met al onze, ook wetenschappelijke inspanningen, zullen we weer opnieuw de echte onvervalste - en niet zo moeilijk te verstane - Jezus in stelling moeten brengen. En er dan bovendien ook rekening mee moeten houden, dat er een voor ons (wellicht niet meer gekende) onherkenbare Kuriake zou kunnen ontstaan, die de pijn van het verlies van een oude kerk volledig kan kompenseren.
Joost Tibosch Sr - Valkenswaard
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.