20/1/12
Luisteren naar een onhoorbare klacht
Wie stelt zich tegenwoordig niet de vraag: Hoe sta ik in de kerk? Het seksueel misbruik heeft het vertrouwen tot in de grond aangetast. Ook degenen die niet een gemakkelijk alibi zoeken om zich te distantiëren van wat al jaren een verwaterde praktijk was, voelen hoe hun liefde voor de kerk is geschokt. Relativeren door naar andere instellingen te wijzen, waar het ongetwijfeld niet veel beter was en is, helpt niet. Voor de kerk geldt: noblesse oblige! Diagnoses komen te vroeg en te laat: was het de bekrompenheid van de vijftiger jaren waarin seksualiteit onbesproken bleef zodat de praktijk van het beschadigen van kinderen jarenlang door kon gaan? Of was het juist het groezelige proza dat vanaf de zestiger jaren sprak van een stuk ontplooiing van de affectiviteit, beslist niet alleen in een exclusieve relatie, ja waar zelfs het woord seksualiteit onzichtbaar gemaakt moest worden en vervangen door intimiteit? Was dit het proza dat celibatairen deed geloven dat hun levensstaat gecombineerd kon worden met duistere praktijken met kinderen zonder enig begrip voor wat die moesten doormaken?
Zou de kerk er anders en beter voorgestaan hebben als ouders van kinderen wat hoger in de leiding hadden gezeten? Dat zou best eens kunnen: welke ouder denkt niet aan zijn eigen kind bij al die schrijnende verhalen? Zouden die ouders werkelijk de reputatie van de kerk hebben laten prevaleren boven de belangen van het kind?
We moeten voorzichtig zijn met totale instituties, zoals daar zijn: kazernes, verpleeginrichtingen, seminaries en internaten. Ongetwijfeld, de kans op ontsporing is daar significant hoger. Overigens is inzake de priesterstudie hetzij in een seminarie (permanent onderkomen geïsoleerd van de samenleving) hetzij in een convict (midden in de samenleving, verbonden met de academische wereld) de weegschaal in Nederland de laatste jaren duidelijk naar de eerste vorm doorgeslagen. Ook dat is een reden tot bezinning in eigen katholieke kring.
Goed, we weten nu dat seksualiteit veel ontwrichtender kan werken dan we dachten. We weten dat onze samenleving uiterste vrijheid wil combineren met uiterste bezorgdheid, hetgeen ook nieuwe problemen schept. Maar hoe staat het met de kerk? Raakt dit onrecht het wezen van de kerk niet?
Voorafgaand aan alle debatten, aan alle analyses en halfslachtige verontschuldigingen past een klacht. Een klacht van de gelovigen, maar misschien nog meer een klacht van de kerk zelf.
Want ook hààr gestalte is aangerand en besmeurd door menselijke praktijken. Haar klacht is in onze tijd onhoorbaar geworden door de veelheid van geprevelde excuses en voorbarige analyses. Toch is zij het die zich volkomen achter de slachtoffers stelt, zonder voorbehoud. Zo klinkt door de klacht van de kerk ook de klacht van de slachtoffers heen. Ik wil luisteren naar die klacht van de kerk. Ze verzucht:
Wie redt mijn ziel van de woorden der mensen?
Ze klinken van verre als bazuinen, maar
Dichterbij gekomen klingelen ze louter als schellen.
Ze dringen zich naar voren met vlaggen en wimpels,
maar als de wind opsteekt, fladdert hun protserigheid weg op de wind.
Wij bleven dorstig bij jullie bronnen, wij zijn
verhongerd bij jullie spijzen, bij uw lichten
werden we blind!
Jullie zijn als een doodlopende weg,
Jullie zetten alleen stapjes om jullie zelf heen!
Jullie zijn vandaag de wieg van je waarheid,
En morgen het graf!
Wee jullie die ons met handen grijpen; een ziel
wordt alleen met God gevangen!
Wee jullie die ons te drinken geven; een
ziel dient men de eeuwigheid te schenken.
Wee jullie die onderrichten uit de voosheid van je hart!Gertrud von le Fort, Hymnen aan de Kerk.
Marcel Poorthuis
Prof. Dr. Marcel Poorthuis is hoogleraar interreligieuze dialoog aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg.
Reacties
"Ook degenen die niet een gemakkelijk alibi zoeken om zich te distantiëren van wat al jaren een verwaterde praktijk was, voelen hoe hun liefde voor de kerk is geschokt”, aldus Marcel Poorthuis in zijn bijdrage “Luisteren naar een onhoorbare klacht”. Het zou helpen als wij in ons taalgebruik het begrip 'kerk' zouden reserveren voor de 'gemeenschap van gelovigen' of het 'volk gods'. In de geciteerde formulering zit teveel een verwijzing naar praktiseren (naar de kerk gaan), dan wel naar het kerkelijk instituut, de kerkelijke organisatie. Van de gemeenschap van gelovigen hoeven we ons niet te distantiëren en ook in ons in liefde bij het volk gods behoren hoeven we ons niet geschokt te voelen.
Dat je je kunt ergeren – en meer - aan het beleid van de hiërarchie en de Vatikaanse burocratie, met alle daarmee verbonden misstanden… je dáárvan distantiëren en die niet liefhebben, ja, daar is alle aanleiding voor. Hoe feller hoe liever!
Hubert Michiels van Kessenich - Voorburg
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.