29/5/08
Bespiegelingen rond brochure ‘Kerk en Ambt’
In een gedurfde brochure, toegestuurd aan alle parochies in Nederland, zetten vier theologen, lid van de Dominicaner Orde, een kerkopbouwend traject uit, dat ingaat op het toenemend priestertekort, maar dat ook los daarvan een kerkvernieuwende benadering beschrijft van het ambt in de katholieke kerk. Er wordt gepleit voor een open dialoog over dat thema.
Mijn eerste bespiegeling richt zich op de vraag “met wie moet die dialoog gevoerd worden?”. Er ligt namelijk een geduchte valkuil in het verschiet en dat is de gedachte als zou die dialoog met de bisschoppen gevoerd moeten worden. Als de katholieke kerk zou functioneren, zoals Vaticanum II dat zag en formuleerde, dan zou dat inderdaad voor de hand liggen. Dat is echter niet de werkelijkheid. De bisschoppen van Nederland (om me daartoe te beperken) – benoemd en geïnstalleerd tégen de overtuiging van de meerderheid van de gelovigen – hebben al decennia lang bewezen dat van een dialoog met hen niets te verwachten valt. Erger nog: ze geven er keer op keer blijk van, dat zij zelfs geen idee hebben van de randvoorwaarden van een dialoog in het algemeen en van de binnenkerkelijke dialoog in het bijzonder. Dus al wie de vernieuwing van het ambt ter harte gaat: hoed u – in de huidige omstandigheden – voor ruggespraak met de bisschoppen. Houd overigens de hoop levend, dat er aan de huidige reactionaire kerkvernietigende sturing vanuit het Vaticaan ooit een einde komt en er betere tijden aanbreken.
Mijn tweede (en derde) bespiegeling is gewijd aan een vernieuwd theologisch zicht op de eucharistie in relatie tot het kerkelijk ambt. Dat moet enigszins schetsmatig vanwege de beperkte ruimte op het website medium.
Allereerst roep ik in herinnering hoe voor onze wat oudere generatie de communie-katechese vorm werd gegeven, aan de hand van enkele klassieke uitspraken door broeders, zusters en kapelaans. “Jezus komt in je hartje” (dat gaat nog) – “niet op de hostie bijten want dan doe je Jezus pijn” en verder “je moet nuchter zijn want anders wordt Jezus verontreinigd door ander eten in je maag”. Ook in het handelen kwam diezelfde beeldvorming terug. Jij mag de hostie of de kelk niet aanraken; dat mag alleen de priester en daarom alleen communie op de tong. In elk, zelfs het allerkleinste, ‘partikeltje’ is Jezus tegenwoordig en dat moet dan ook door de priester ‘genuttigd’ of met een kelkdoekje weggepoetst worden. Ik kies maar een aantal voorbeelden.
Natuurlijk zal niemand meer – tenminste dat hoop ik – die beeldvervalsende uitleg gebruiken, maar het was lange tijd de gewone uitleg van de ‘H. Mis’. Was daar iets mis mee? Helaas wel, want het daardoor opgeroepen en scheef getrokken beeld is veel en veel taaier dan de uitleg die er de oorzaak van was. En dat werd aller-duidelijkst gedemonstreerd door de tovenarijachtige houding en spraak van de priester tijdens de consecratie, tezamen met rinkelende bellen en klokgelui en het hoesten na de adembenemende stilte daarvoor. Alles onderstreepte het allerheiligste ‘moment’ van de wonderbaarlijke (!) gedaanteverandering van brood en wijn. De priester, met zijn rug naar de kerkgangers, het hoogheilige areaal beschuttend tegen indringers uit de lekenstand.
Dit ‘wonder’ is in een eeuwenlange reflectie gestold in de formule ‘transsubstantiatie’. Daar moet je als katholiek in geloven op straffe van het verwijt van een gebrek aan orthodoxie.
Een klein uitstapje in de filosofie, die de achtergrond vormt van deze ‘uitleg’. De Griekse en later de Romeinse filosofen zochten begrippen om verandering te systematiseren; álle verandering, die immers de alomvattende karakteristiek is van heel de werkelijkheid: “panta rei kai ouden menei”: alles stroomt en niets is blijvend.
Zij ontwikkelden daartoe de begrippen substantia en accidens. Aan de hand van die twee begrippen probeerden zij ‘verandering’ te beschrijven. Ik blijf mijn hele leven dezelfde persoon (substantie), maar ik groei, verlies mijn haar, word blind en verander dus wat betreft bepaalde eigenschappen (accidens) die bij die zichzelf blijvende persoon horen. De substantie blijft gelijk, maar de accidenten veranderen. Welnu: bij de consecratie in de H. Mis gebeurt precies het omgekeerde. De zichtbare gedaante (accidens) blijft gelijk, maar het wezen (substantie) van brood en wijn verandert in vlees en bloed van Jezus: er vindt een overgang plaats (trans-) van de ene substantie naar een andere. Dat is wel slim geformuleerd, maar die verandering vraagt, zó bekeken, natuurlijk wel een soort tovenaarstalent, waarover niet iedereen beschikt… dat echter door de priesterwijding wordt verleend. Ook als de priester niet meer in zijn eigen effectiviteit zou geloven, dan nog ‘werkt’ het. Ex opere operato, louter en alleen door de woorden van de consecratie uit te spreken. In de loop der tijden werd dan ook een verbastering van de consecratiewoorden Hic est enim corpus meum (dit is mijn lichaam) tot de wijdverbreide toverspreuk ‘hocus-pocus’.
Die te respecteren antieke filosofische poging is echter binnen de latere thomistische theologie diepgevroren en heeft geleid tot een volkse, min of meer onbewuste beeldvorming, als zou er een microscopisch kleine Jezus in de hostie opgesloten zitten. Over de wijn werd door leken nauwelijks nagedacht, want die was gereserveerd voor de priester.
Helaas, helaas heeft de latere filosofie korte metten gemaakt met die onwrikbare systematiek, vooral in het existentialisme. Maar ook in andere filosofiestromingen zul je dat begrippenpaar niet meer aantreffen. De enige instantie die er nog mee werkt, is de kerkelijke overheid, die het dan ook nog gebruikt als ‘lakmoesproef’ voor rechtgelovigheid.
Er is inmiddels een veel beter interpretatiemodel, ondersteund door de fenomenologische reflectie: het ‘symbool’. Daarover is al decennia geleden door Jos Vrijburg in het weekblad DE LINIE gepubliceerd, met de pavlov-achtige opwinding op hiërarchisch niveau als gevolg. Hij benutte daarbij het misschien wat ongelukkige voorbeeld van een vader, die als teken van zijn liefde, aan zijn kind een stukje chocola geeft. Het voorbeeld blijft wel dicht in de buurt van iets eten, maar is verder toch iets te huiselijk gekozen. Maar zijn denkrichting was juist.
Ik neem daarom liever andere voorbeelden onder de loep. Volg maar eens de ontwikkelingsgang van een rode, witte en blauwe strook weersbestendige stof, die in het naaiatelier worden samengevoegd tot een rood-wit-blauwe banier. Bij de vlaggenfabriek is het gewoon een product in allerlei vormen en maten; dat blijft zo in de winkel. Maar dat verandert drastisch als de vlag met militair ceremonieel plechtig wordt gehesen of gestreken. Of voor wie zich herinnert wat een vlag betekende bij de bevrijding in 1944/1945. Dan is die vlag in staat mensen tot tranen toe te ontroeren. De lap stof verandert volledig van betekenis en van belevingskracht. Het is een wezenlijke verandering, geen fysieke – chemische of natuurkundige – verandering, maar een verandering van betekenis, van lading; niet geïsoleerd op zichzelf staand maar relationeel, verbonden met de beleving van wie die vlag ontvouwt en laat wapperen. En van degene, die de vlag aanschouwt. Die verandering is dan namelijk weer niet beschoren aan een vlag bij een haringtent of pretpark.
Wat gebeurt er met de paar kilo bijenwas, waaruit paaskaarsen worden gevormd. In de ateliers voor liturgische producten kun je kiezen uit verschillende variaties, de een nog mooier (en duurder) dan de andere, maar… gewoon een in de winkel te kopen kaars. Dat verandert tijdens de nachtelijke paasliturgie, waar die kaars de lijdenssporen van Jezus krijgt ingeprent, zegenend in het doopwater wordt neergelaten en aan het oervuur wordt ontstoken. En dan met een nieuwe identiteit feestelijk de kerk wordt binnengedragen onder de uitroep: “Licht van Christus – Gode zij dank”. Je moet wel stekeblind zijn voor symbolische beeldkracht wil je niet voelen, dat daar de Heer zelf binnentreedt in een ‘werkelijke tegenwoordigheid’ om zijn licht uit te zaaien naar alle kerkgangers, die dan ook hun eigen ‘Licht van Christus’ in de hand ontvangen.
Zo zijn er talloze situaties, waarin werkelijkheden wezenlijk veranderen doordat hun betekenis wezenlijk verandert: de bos rozen voor je lief, het juweel voor je 18-jarige dochter of voor je 25-jarige zilveren partner, het in brons gevatte kinderschoentje van je verongelukte kind. Veranderingen, niet fysiek, maar relationeel.
Op een vergelijkbare manier verandert brood in het lichaam, d.i. de menselijke werkelijkheid, van Jezus; in een werkelijke tegenwoordigheid. Maar alleen in relatie tot de eucharistie vierende gemeenschap.
Wie zo naar de eucharistie kijkt (derde bespiegeling) beseft onmiddellijk, dat daarvoor geen geheime toverformule, bezwerend uitgesproken door een voorover gebukte figuur met de rug naar de anderen van node is. Wel is vereist dat de gedachtenisviering van leven, dood en opstanding van Jezus wordt gearticuleerd. En zoals in elk wat groter gezelschap iemand de leiding heeft – de oudste zoon (of dochter), degene die het beste kan speechen, de aangewezen ceremoniemeester enz. – zo ook heeft de eucharistie vierende gemeenschap een voorganger nodig, die de samenkomst in goede banen leidt. En die kwaliteit is niet ‘principieel’ het exclusieve recht van een ongehuwde man, door de bisschop bevestigd als voorganger. Die kwaliteit is, in principe, bereikbaar voor elke gedoopte gelovige, afhankelijk van de geschiktheid om gelovig en stimulerend leiding te geven aan de vierende samenkomst. Iemand, die daar toe geschikt wordt bevonden, kan worden uitgenodigd dat dienstwerk op zich te nemen. Dat kan zijn een man of vrouw, homo- of heteroseksueel, getrouwd of ongetrouwd. En de keuze voor zo’n geschikte kandidaat kan dan voor bevestiging aan de bisschop worden voorgedragen. Die kan of mag dan echter geen oneigenlijke argumenten – wortelend in de eigen ambtsexclusiviteit – gebruiken om die kandidaat de toegang tot het ambt te ontzeggen. En precies daarover gaat de brochure van de vier dominicaanse theologen.
Conclusie:
- Een dialoog met de bisschoppen over deze theologisch hecht gefundeerde opvatting is onder de huidige omstandigheden zinloos. Immers, die bisschoppen fungeren als his masters voice van het Vaticaan, en gaan daarbij volstrekt voorbij aan de zich ontwikkelende geloofsvisie van de aan hun zorgen toevertrouwde gelovigen.
- Die gelovigen moeten bijgevolg dan maar zelf – tijdelijk zonder de bisschop – doen wat de geest hen te doen geeft. En dat aanpakken en doorspreken met verwante medegelovigen op het kerkelijk locale grondvlak.
- Ook afgezien van het priestertekort verdient deze wijze van rekrutering van parochiële voorgangers in de plaats te komen van de alleenheerschappij van de huidige kerkelijke ‘voorgangers’ (paus, bisschop, priester); primus inter pares (eerste onder gelijken) brengt die nieuwe positiebepaling goed tot uitdrukking. Een voorzitter dus, die een evenwichtige meningsvorming bevordert en zichzelf terughoudend opstelt.
- In afwachting van het wegebben van de huidige kerkrechtelijke verstarring moeten gelovigen dan ‘in ’s hemelsnaam’ maar zelf initiatief nemen en hun gemeenschap voorzien van een bij die gemeenschap passende leiding.
- Dit alles in de hoop op betere tijden.
Hubert Michiels van Kessenich
Hubert Michiels van Kessenich is theoloog. Hij is bestuurslid van de Stichting Kerk Hardop die verantwoordelijk is voor de website rk-kerkplein.org.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.