25/6/09
Secularisatie en priesteropleiding
Op 19 juni j.l. begon het door Benedictus XVI afgekondigde Jaar van de Priester. De redenen die de paus hiervoor had heeft hij in maart van dit jaar uiteengezet voor de kardinalen en bisschoppen van de Congregatie voor de Geestelijkheid. Tot 1967 werd deze de Congregatie van het Concilie genoemd, omdat ze opgericht was na het Concilie van Trente.
Het profiel van de priester zoals dat op dit Concilie geschetst was karakteriseerde het leven van de katholieke kerk tot de tweede helft van de twintigste eeuw. Een tekenend voorbeeld daarvan was de bekende pastoor van Ars, Jean-Marie Vianney, van wie we dit jaar de 150ste geboortedag vieren.
Bij zijn zaligverklaring in 1905 werd hij uitgeroepen tot patroonheilige van alle priesters in Frankrijk. Na zijn heiligverklaring in 1925 werd hij in 1929 gekozen tot de beschermheilige van alle parochiegeestelijken, en bij gelegenheid van het onlangs begonnen Jaar voor de Priester werd hij uitgeroepen tot patroonheilige van alle priesters ter wereld.
Onder invloed van de secularisatie is de identiteit van de katholieke priester sindsdien in verschillende opzichten veranderd en onduidelijker geworden. De bedoeling van het jaar van de Priester is om zijn spirituele identiteit te herstellen en weer in verband te brengen met zijn oorspronkelijke missie. Dit houdt ook de poging in om het deel van de clerus dat over de schreef is gegaan van alle smetten te zuiveren.
Maar er speelt ook nog een andere kwestie die van belang is. Met de aanvang van het Jaar van de Priester is ook een begin gemaakt met de apostolische visitatie waartoe het Vaticaan heeft besloten bij de Congregatie van het Legioen van Christus. Deze congregatie mag zich verheugen in een groot aantal aanmeldingen en priesters. Maar sinds het dubbelleven van haar charismatisch leider Marcial Maciel aan het licht is gekomen, dreigt deze groep in snel tempo te desintegreren.
Het herstellen van de geestelijke identiteit van de priester houdt daarom ook in dat aan deze groep speciale aandacht moet worden geschonken. De Congregatie voor de Geestelijkheid heeft geen overzicht over de seminaries. Die staan onder toezicht van de Congregatie voor Onderwijs. Deze Congregatie moet daarom in het kader van het Jaar van de Priester een speciale inspanning leveren. Te oordelen naar de toespraak van haar secretaris Jean Louis Bruguès voor de rectoren van de pauselijke seminaries, die hij onlangs te Rome gehouden heeft, is hiermee inmiddels een begin gemaakt.
Jean Louis Bruguès
Aan zijn speech over de vorming van priesters gaf hij de ondertitel mee: Tussen seculier geloof en kerkmodellen. Hij begon zijn verhaal met het aanhalen van de verwachting van veel deskundigen, waaronder Jűrgen Habermas, dat de religies een nieuwe sociale rol in Europa zullen gaan spelen.
Met het oog hierop stelde Bruguès zich een drietal vragen, om die achtereenvolgens ook zelf te beantwoorden, namelijk of de jongens die het seminarie binnenkomen wel genoeg weten van de katholieke leer (1), of het kerkmodel van de oude generatie priesters of juist dat van de nieuwe voor deze tijd het meest adequaat is (2), en of de geestelijkheid de wereld in zijn armen moet sluiten of zich er juist tegen moet verzetten (3).
1. Het opnieuw leren van de katechismus
In zijn speech benadrukt Bruguès, dat seminaristen die aan hun studie beginnen, weinig weten over geloof en kerk. Eén van de gevolgen van het secularisatieproces dat de tweede helft van de vorige eeuw beheerste is geweest, dat de catechese op scholen verwaarloosd en in veel gevallen zelfs geheel verdwenen is. Daarom acht hij het nodig dat aankomende seminaristen eerst een jaar besteden aan het leren van de catechismus en de culturele achtergronden van het katholicisme.
Degenen die voor het onderwijs en de vorming van priesterstudenten verantwoordelijk zijn, moeten er volgens hem voor waken bij hen geen kritische geest aan te kweken, en hen af te houden van een te vroege specialisatie, zoals dat bij de opleiding van de oudere generatie priesters te doen gebruikelijk was. Priesterstudenten moeten, zo betoogt hij, wel een top-opleiding krijgen, maar die moet vooral in de diepte gaan, maar niet in de breedte.
Hij vraagt zich af, of het zinnig is om aankomende priesters, die niets weten van de catechismus, diepgaand te scholen in menswetenschappen en communicatietechnieken. Die tijd kan naar zijn oordeel beter worden gebruikt voor een fundamentele inleiding in de metaphysica als voorbereiding op de theologie.
2. Twee generaties, twee kerkmodellen
Hij betoogt ook, dat de openheid naar de wereld, voorgestaan door het Tweede Vaticaans Concilie, door de oudere generatie van gelovigen opgevat is als bekering tot secularisatie. Ze lopen wel warm voor vredesvraagstukken, gerechtigheid en humanitaire kwesties, maar de vraag is of ze nog wel geloven in het eeuwig leven.
Hij stelt vast dat de kerken zich wel druk maken om het ethisch debat en het bespelen van de media, maar hij mist het gesprek over zonde, genade en het goddelijk leven. Nog een ander voorbeeld van secularisatie vindt hij, dat de kerken zich uitermate inspannen om de participatie van de gelovigen aan de liturgie te versterken, maar dat het gevoel voor het sacrale grotendeels verloren is gegaan.
De belangrijkste verandering die de secularisatie in de kerken volgens hem teweeg heeft gebracht is de overgang van een kerk waartoe men behoort op grond van zijn geboorte, naar een kerk waarvan men lid is uit overtuiging. Jongeren die nu priester willen worden doen dat uit overtuiging. Door hun intrede in het seminarie geven zij hun maatschappelijke ambities op en breken met hun vroegere sociale omgeving. Zij hebben niet zoals de oudere priesters een fascinatie voor secularisatie, maar distantiëren er zich juist van en benadrukken hun eigen identiteit en de verschillen met andere carrières.
3. De wereld omarmen of zich er tegenover opstellen?
In dit opzicht refereert Bruguès aan de twee tegengestelde stromingen die binnen de Europese, en hier en daar ook in de Amerikaanse kerken waar te nemen zijn, namelijk die van aanpassing en die van verzet. De eerste stroming legt de nadruk op samenwerking met de profane wereld om die te beïnvloeden met van oorsprong christelijke waarden zoals gelijkheid, vrijheid, solidariteit en verantwoordelijkheid. De tweede stroming probeert meer afstand te houden en komt met een alternatief voor het gangbare model, wat impliceert dat de kerken de minderheidspositie waarin zij zo terechtkomen, accepteren.
De eerste stroming kwam sterk op na het Tweede Vaticaans Concilie en vormde in feite de basis voor de interpretatie van de concilie-besluiten. Mede onder invloed van Johannes Paulus II begon dit in de jaren ’80 te veranderen. De aanpassingsbenadering is verouderd, maar de voorstanders daarvan bekleden nog steeds sleutelposities in de kerk. De stroming van het alternatieve model is sterker geworden, maar is volgens Burguès nog niet dominant. Dit zou de spanning verklaren die in veel kerken en bij veel gelegenheden is waar te nemen.
De genoemde scheidslijn is geen louter kerkelijke aangelegenheid, maar is ook waar te nemen in andere maatschappelijke sectoren zoals bijvoorbeeld in het onderwijs. Katholieke theologische opleidingen worden soms door de bisschoppen gedesavoueerd, omdat ze in de leer die zij doceren en het onderzoek dat zij entameren, teveel kiezen voor aanpassing aan en samenwerking met de seculiere maatschappij. Maar er zijn ook opleidingen en scholen die de belijdenis van de zuivere leer benadrukken en actief deelnemen aan evangelisatieprogramma’s.
De meeste kandidaten die naar het seminarie komen bekennen zich tot de tweede stroming, van niet-aanpassing en een duidelijke katholieke identiteit die zich onderscheidt van en afzet tegen de seculiere samenleving. Maar ze aarzelen vaak om naar het seminarie te gaan omdat zij daar niet altijd vinden wat zij zoeken.
Aan het slot van zijn rede roept Bruguès de rectoren op om op de seminaries waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen een geleidelijke overgang te bewerkstelligen van de eerste interpretatie van het Vaticaans Concilie naar de traditionele benadering, en van het open kerkmodel naar het gesloten kerkmodel.
Commentaar
Een van de belangrijkste instrumenten van het wetenschappelijk gebeuren is het maken van onderscheidingen. Onderscheidingen zijn geloofwaardiger naarmate zij tegenstellingen vertegenwoordigen. Wat zich in de toespraak van Burguès wreekt is een wetenschappelijke benadering van vraagstukken rond kerk en godsdienst, die door het maken van onderscheidingen tot inzicht en keuzes probeert te komen.
Dit is een hachelijke onderneming, waaraan minstens twee risico´s kleven. Het eerste is, dat dat inzicht en die keuzes tekort schieten naarmate de gemaakte onderscheidingen mank gaan. Het tweede risico is, dat het moeilijk, zo niet onmogelijk is om door de keuze voor één deelvisie tot een voldragen totaalvisie te komen.
Om tot een evenwichtig zicht op de eisen voor de vorming van en het onderwijs aan priesterkandidaten te komen is het veel beter eerder gemaakte indelingen te overstijgen en uit te gaan van de vraag waar de bedienaren van de Kerk aan zouden moeten voldoen, wil zij haar zending optimaal kunnen vervullen. Die zending komt er op neer, dat de Kerk, zichzelf blijvend, het Rijk Gods op deze wereld moet vertegenwoordigen en verder moet uitbouwen.
In de vervulling van die zending spelen priesters een grote rol. Zij moeten daarom inderdaad goed op de hoogte zijn van het christelijke erfgoed en de kerkelijke leer, maar zij moeten even goed op de hoogte zijn van wat er in de wereld en in de maatschappij gaande is, wat mensen bezielt, en hoe zij tot een optimale communicatie kunnen komen met mens en wereld.
Dit betekent, dat zij de catechismus goed moeten kennen en die ook in een breder metafysisch en filosofisch kader moeten kunnen begrijpen, maar zich ook intensief moeten bezig houden met mens- en maatschappijwetenschappen, religiestudies, cultuur en geschiedenis.
Dit is onder meer nodig, omdat priesters als geen ander moeten begrijpen, dat de religie die zij vertegenwoordigen niet de enige is, en dat er ook nog zoiets is als oecumene in engere zin als het streven naar eenheid van de christelijke kerken, en in bredere zin als het ontdekken van wat wij als katholieken en christenen met niet-christelijke religies zoals bijvoorbeeld het jodendom en de islam gemeenschappelijk hebben.
Het intensief bestuderen van mens- en maatschappij- en communicatie-wetenschappen is ook nodig om priesters het blijvend besef bij te brengen, dat zij niet alleen op de wereld zijn, en dat het bestuderen van deze wetenschappen van belang is om maatschappelijk goed te kunnen functioneren, met mensen te kunnen omgaan, en een goed zicht te krijgen op de vraagstukken van deze tijd.
Want behalve een sacrale taak heeft de priester ook een sociale opdracht en een profetische functie. Eigenlijk zijn dit geen verschillende taken, maar met elkaar verbonden aspecten van dezelfde roeping om als priester in de kerk te functioneren. De priester gaat voor in bijeenkomsten waar mensen vieren dat zij het brood voor elkaar breken en elkaar in Jezus’ naam aansporen te delen met wie tekort komen.
In plaats van te blijven steken in tegenstellingen uit het verleden had Burguès er daarom beter aan gedaan de eenheid van deze verschillende taken te benadrukken, en naast het belang van het sacrale ook de sociale en profetische taken van de priester te onderlijnen.
Want een goede kennis van de katechismus en een waarachtige inzet voor de viering van de eucharistie kunnen niet zonder aandacht voor de gemeenschap, verantwoordelijkheid voor de samenleving, zorg voor de armen, bekommernis om zieken, gehandicapten, ouderen en behoeftigen, verzet tegen onrecht, strijd om gerechtigheid, afwijzing van geweld en inzet voor de vrede.
Als priesters opgeleid worden volgens de binnenkerkelijke formule en helemaal opgesloten worden in hun eigen geestelijke identiteit, raken ze zo van de wereld vervreemd, dat ze geen leiding kunnen geven aan de mensen van deze tijd. De vraag is ook, of zij op deze wijze niet voor een opgave worden gesteld, die zij niet kunnen volbrengen.
Het gevolg kan zijn, dat de Kerk straks miljoenen of misschien wel miljarden moet betalen aan de slachtoffers van misbruik, wat men nu juist met de instelling van het Jaar van de Priester wil proberen te voorkomen. De geestelijke schade die er mee aangericht zou worden aan mensen en aan de Kerk is uiteraard vele malen groter dan de materiële. Daarom dienen deze gevolgen tot elke prijs vermeden te worden.
Ze kunnen voorkomen worden als de seminaries hun priesterstudenten opleiden en vormen tot volwassen, evenwichtige, erudiete en kritische mensen, die midden in de wereld staan en mens kunnen zijn met de mensen zonder concessies te doen aan hun priesterlijke taken en verplichtingen.
Daarin zullen zij beter slagen als het celibaat niet meer gekoppeld blijft aan het priesterschap, en ook vrouwen en gehuwden tot het priesterschap worden toegelaten. Zeker zolang dit niet het geval is dienen de seminaries een uitgesproken open karakter te hebben. Daarnaast zou het goed zijn om bij de aanstelling van het wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk personeel op seminaries de voorkeur te geven aan vrouwen.
Ook is het belangrijk ervoor te zorgen, dat vrouwen goed vertegenwoordigd zijn in de werksettings van parochies en pastorale instellingen, ook in de hogere en leidinggevende functies en in de besturen, zodat ook vrouwen bij de opleiding en het functioneren van priesters worden betrokken, en seminaristen en priesters kunnen leren en werken in een natuurlijke leefomgeving, die een afspiegeling is van de samenleving waarin zij moeten werken.
Overigens valt te betwijfelen of religies in de nabije toekomst weer een belangrijke sociale rol zullen gaan spelen in de Europese landen. Er is wel meer belangstelling voor religie dan in de afgelopen decennia, maar die nieuwe interesse is nogal cognitief en beleidsmatig, mede in verband met de komst van de islam. De neiging die veel mensen hebben om te reli-shoppen om te zien wat voor bepaalde gelegenheden van hun gading is, is waarschijnlijk te vrijblijvend en te fragmentarisch om te spreken van een nieuwe sociale rol van de godsdiensten in de Europese landen.
Gérard van Tillo
De Engelse vertaling van de speech van aartsbisschop Jean Louis Bruguès, 66, dominicaan, is te vinden op Chiesa News. De oorspronkelijke Italiaanse tekst was gepubliceerd in de Osservatore Romano van 3 juni 2009. Jean Louis Bruguès was bisschop van Angers, Frankrijk, tot 2007. Hij is secretaris van de Congregatie voor Katholiek Onderwijs en tevens vicevoorzitter van het Pauselijk Werk voor Kerkelijke Roepingen en lid van de Commissie voor de Vorming van Priesterkandidaten.
Reacties
Altijd veel respect voor verrassend diepgravende van Tillo. Toch voor 2e maal verbaasd over zijn 'kerkelijk' gekaderd denken. Eerst (Roerom) over het onaantastbaar vastgestelde karakter van liturgieviering, nu over zijn Tridentijnse visie op het ambt. De priesters moeten de katechismus (reactie op hervorming die de gelovigen godlof de Schrift terug gaf) vooral goed kennen.
Sacrale wijdinsmacht (over het eeuwig heil van de gelovigen)wordt niet bevraagd. Ik ben niet zo'n scherpe theoloog, maar raad toch aan nog eens te lezen: Leve de Lekenstaat! een open brief aan mijn bisschop Ad van Luyn met de vraag alle priesters in de lekenstaat te verheffen, ze te rekenen tot gelijkwaardige leden van hét tastbare Lichaam van de Levende, de vitaal communierende gloofsgemeenschap. Te vinden op de bij Kerkplein niet gelinkte site: www.keesen.nl.
Fred Keesen (*1925) - Beesel L.
Met de strekking van het artikel is niets mis. Jammer blijft dat Van Tillo snel heengaat over “het mank gaan van de onderscheidingen”. Mgr. Bruguès maakt namelijk een karikatuur van “het aanpassingsscenario” dat naar zijn idee progressieve gelovigen zouden aanhangen. De verschillende bevrijdingstheologieën zijn echter nooit op “wereldconformiteit” gericht geweest. Confrontaties met cultuur en samenleving werden door hun representanten juist níet geschuwd, noch zworen zij het profetische karakter van de Schrift af! Wie een beetje ingewijd is, weet dat! Van Tillo lijkt echter zijn tegenstanders niet te willen overtuigen. Zijn commentaar blijft in de lucht hangen, daar het fundament eronder onzichtbaar is. Het stigmatiseren van progressieve katholieken als belachelijke, zouteloze gelovigen, wordt echter door de bisschop wél feilloos demagogisch ingezet om zijn eigen keuzes acceptabel te doen lijken. Van Tillo had daar toch iets krachtiger, en overtuigender, stelling tegen kunnen nemen!
Piet A. - Nijmegen
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.