Mijn eigen waarnemingen rond de generaties in de kerk  
Home > Thema's > Inculturatie > Kerk zijn > Ambten > Mijn eigen waarnemingen rond de generaties in d...
Mirjam Wolthuis
23/6/08

Mijn eigen waarnemingen rond de generaties in de kerk

De peiling door de dagvoorzitter aan het begin van de bijeenkomst op 10 november 2007 over Kerk & Ambt in de Dominicuskerk te Amsterdam heeft me nog lang bezig gehouden: wat betekende het dat er op deze groep van 500 kerkgangers minder dan 10 mensen onder de leeftijd van 50 jaar aanwezig waren? Het was ter plekke reden voor enige vrolijke hilariteit. Maar wát als de dagvoorzitter toen radicaal had geconcludeerd dat het ambtsprobleem dat deze 50-plussers met de R.-K. Kerk hebben, klaarblijkelijk niet het probleem is waar de jongere generaties mee zitten? Voor zover de veertig-minners al in de kerk zitten, en voor zover zij een probleem zouden hebben met de kerkstructuren?

Bij wijze van inleiding en opwarmer wil ik u mijn eigen waarnemingen voorhouden rond deze jongere generaties en die van anderen over de positie van de kerken vandaag de dag.

Een priester vertelde me onlangs dat zijn orthodoxe missen het beste liepen: gewoon alles volgens de voorschriften, in vol ornaat en met alle heilige gebaren en formules. Een vriendin uit de franciscaanse beweging vertelde hoe onbekommerd jongere mensen zich in de katholieke gebruiken begeven, kennelijk niet belast door enige frustratie of krenking uit het verleden en, naar het blijkt, evenmin belast met idealen over hoe de kerk zou moeten zijn. Alleen maar met behoefte aan religieus onderdak. Ze voegen zich in in wat er is en merken wel of dat hun ding is of niet.

In mijn eigen kerk, de Dominicus hier, voelen we ons soms geroepen weer eens uit te leggen waarom we vieren zoals we doen, wat onze onderliggende theologische inzichten zijn en waar we vandaan komen. Maar die verhalen waar een contrast tussen ‘vroeger’ en ‘nu’ in zit, zeggen de jongere generaties steeds  minder. In de Dominicus zijn de veertig-minners relatief niet slecht vertegenwoordigd, maar het is niet de groep die de kerk draagt. Misschien moet ik zeggen ‘nog niet’, daarvoor moet er wellicht eerst iets worden losgelaten door de oudere generatie die deze kerkvorm heeft herwonnen op een traditie van macht en dogma’s.

Het is dus ook niet de groep die naar de bijeenkomsten rond Kerk & Ambt kwam. Het zijn mensen, zowel de eenlingen als de jonge families, die hun bijdragen voor het geheel door drukte en prioriteiten elders beperken tot bijdragen ten behoeve van hun eigen groep (de uitzonderingen daargelaten), die de liturgie van harte meevieren maar de ontmoeting met elkaar in deze context zo mogelijk nog belangrijker vinden. Participatie aan de gemeenteopbouw gebeurt niet zozeer op basis van lange termijn commitment (in bestuur of ander overleg), maar voor ad hoc klussen of overzienbare uitvoerende taken zijn de veertig-minners wel te vinden.

Ik zie ook dat de wekelijkse kerkgang zoals de ouderen onder ons gewoon waren of zijn, nauwelijks nog bestaat. Er zijn vele activiteiten op zondag en met het wegvallen van de externe opgelegde plicht tot kerkgang blijkt de innerlijke noodzaak om wekelijks ter kerke te gaan voor velen gering of op zijn minst praktisch niet haalbaar. Daarmee verandert de opbouw van de gemeente, de functie van de zondag, de activiteiten buiten de liturgie zoals pastoraat en diaconaat. Ik kan dat vooralsnog nauwelijks doordenken, maar daar valt iets weg en wat zal het nieuwe zijn?

Ik wil maar zeggen dat wij hier voor onszelf bijeengekomen zijn. Omdat wij – en ik besef dat dit ‘wij’ op zijn beurt ook weer heel pluriform kan zijn – een oude roomse kerk kennen, daar meer of minder onder geleden hebben en de beweging van vernieuwing nog willen voltooien, voor zover het maar aan ons tijdelijke mensen is om iets van kerk te voltooien. Maar we worden ingehaald, althans zo ervaar ik dat, door de actualiteit van kerkverlating en andere veranderingen in het sociale en religieuze landschap. 

Waarnemingen van anderen over kerk in dit tijdsgewricht in Nederland

Graag wil ik een aantal meer of minder recente onderzoeksuitkomsten in herinnering roepen die vanuit meer sociologische richting licht werpen op de jongere generaties.

In het onderzoek God in Nederland wordt geconstateerd: 16% van de Nederlandse bevolking is rooms-katholiek, 14% is lid van de PKN, 9% is bij een andere religieuze groepering aangesloten en 61% is buitenkerkelijk. Bij kerklidmaatschap gaat het vooral om ouderen boven 55 jaar.

Nog enkele cijfers om het geheugen op te frissen: 16% van de bevolking gaat regelmatig naar de kerk, de rest soms (14%), een hoogst enkele keer (23%) of nooit (47%). De regelmatige kerkgangers zitten vooral bij de kleinere religieuze groepen (72%) en de PKN (40%), en veel minder bij de katholieken (25%).

Ook de gelovigheid is afgenomen. In 1979 was dat over het geheel genomen 43%. In 1996 werd dat 40% en nu is het 31%. Binnen die groep van 31% is een beweging gaande die minder op transcendentie en meer op immanentie gericht is. De Britse godsdienstsocioloog Paul Heelas schreef al een boek over The Spiritual Revolution waarin hij stelt “de toekomst is aan vormen van spiritualiteit die het goddelijke in jezelf benadrukken, en niet aan vormen van religie waarin de transcendente, christelijke God centraal staat.” (uit Volzin nr 8/2007).                       

De binding van de jongere generaties met de kerk is anders: het is veelal niet meer de plek die je tweede thuis is, het sociale  vangnet. Jongere generaties dragen, zo constateren de onderzoekers, de sporen van de televisiecultuur waarin jij bepaalt wat er bekeken wordt, waarin je kunt weglopen of wegzappen, waarin het beeld soms belangrijker is dan het woord, waarin vaart en afwisseling de toon zetten. (bron: Robert Putman, Bowling alone: het televisiekijken heeft een verwoestende uitwerking gehad op actieve deelname aan vrijwel iedere sociale activiteit buitenshuis: “tv viewers are home bodies”). En daar is internet nog bijgekomen.

Een andere onderzoeker de godsdienstsocioloog, Gérard van Tillo, constateert dat de kerkelijke vieringen mager bezet zijn, maar dat cursussen als een trein lopen. Religie is gericht op productie en niet op consumptie, oftewel men wil er over weten maar het niet praktiseren. Religie is getransformeerd naar een systeem dat gericht is op het voltrekken van kennisrituelen.

Al deze diverse waarnemingen van al dan niet wetenschappelijke aard bevestigen de drie grote noemers waarmee het rapport God in Nederland categoriseert wat er gaande is: modularisering (men haalt wat men nodig heeft), afkoppelingshypothese (men vertaalt christelijke ideeën naar eigen maat en geloofsbereik) en individualisering (minder gemeenschap, of op zijn minst andere vormen van gemeenschappelijkheid, waarbij het accent op de individuele behoefte is toegenomen). Dit wordt ook wel omschreven met het believing but not belonging. En van daaruit is de stap maar klein naar de religieuze flexibiliteit die Manuela Kalsky waarneemt en bepleit.

Wat te doen of laten? 

Dit is de context, beter gezegd een deel van de context, want ik kijk niet naar bisschoppen of instituten, waarin wij vandaag onze kerkvragen bespreken. Er valt ongetwijfeld van alles op af te dingen, en toch herken ik de tendensen die de onderzoekers onderkennen. Laten we ons afvragen wat dit betekent voor de toekomst van kerkgemeenschappen, in het algemeen en voor onze eigen werkplek in het bijzonder.

Om de nieuwe situatie het hoofd te kunnen bieden raadt het rapport God in Nederland de kerken aan om naast de leden-kerk andere modellen van kerk-zijn vorm te geven, zoals dienstverlening aan incidentele participanten, en moral campaigning, het uitdragen van morele waarden die voor de hele maatschappij belangrijk zijn, zoals bijvoorbeeld de handhaving van de rechten van de mens en het behoud van de menselijke waardigheid (zoals het Messiaans Beraad vanuit met name de Amsterdamse Studentenecclesia beoogt). Ik voeg daar aan toe de behoefte aan mentaliteitskerken waar het profiel van een kerk, boven de locale functie uit, mensen trekt of niet – daarvan is de Dominicus een voorbeeld – maar ook een experiment als de Kamers in Amersfoort waar kunst en religie samenkomen.

Daarmee wil gezegd zijn dat het niet alleen om nieuwe vormen gaat die openingen bieden, tegen de vooroordelen of de onhandigheid met godsdienst in, maar minstens zozeer om opnieuw een presentatie van de inhoud. Wat bezielt christenen, waar staan kerken voor, wat voegt religiositeit toe aan je bestaan? Hier ligt een kans om het toevertrouwd pand van de christelijke geloofstraditie in een nieuwe ruimte (letterlijk en figuurlijk) door te geven.

Komend jaar starten we in de Dominicus met een opfriscursus over christelijk geloven voor de jongere generaties. In de Ecclesia houden ze jong-geleerd-diensten voor jongvolwassenen rond schriftuitleg. En zo zijn er overal initiatieven die blijken te werken en iets uitstralen dat vitaliserend werkt.

Kortom, we kunnen vergaderen en organiseren wat we willen, en deels moet dat zeker ook gebeuren. Maar alles ten behoeve van het doorgeven en doen leven van onze geloofsinzichten, van de oude idealen van gerechtigheid en liefde, en het laten zien dat dit een heilvolle weg ten leven is. Kant en klare oplossingen zijn er niet, maar laten we ter harte nemen dat dit is waar we staan. Nieuwe vormen van kerk en christelijk geloven vragen om uitgevonden te worden. Misschien blijken het wel hele oude vormen. Misschien leert de tijd ver voorbij ons bestaan en voorbij alle materialistische kaalslag van nu dat de kerk als bouwput van het Koninkrijk Gods altijd al toekomst had. Alleen niet zoals wij het hadden kunnen denken en vergaderen en vieren. En toch gaan we het proberen vandaag.

Mirjam Wolthuis

Mirjam Wolthuis is pastor van de Dominicusgemeente in Amsterdam en hield bovenstaande inleiding op 13 juni 2008 bij het beraad, dat als vervolg op het symposium van 10 november 2007, over Kerk & Ambt, is belegd.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Ambten" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol