16/9/08
‘Kerk, Eucharistie en Priesterschap’ - een mislukking
In juni 2008 publiceerde de afdeling ‘Pers en communicatie’ van het RKK-secretariaat in de serie ‘Bisschoppelijke brieven’ een brief, getiteld Kerk, Eucharistie en Priesterschap. Die brief was mede bedoeld als reactie op de brochure van vier leden van de Dominicanerorde met de titel Kerk en Ambt. Het was de brochure, die verspreid werd onder alle parochies in Nederland en die het - theologische en kerkorganisatorische - debat over het ambt in de r.-k. kerk een verse impuls verleende.
Al eerder was er een verwant episcopaal rondschrijven gelanceerd, uitsluitend gericht aan de priesters. Daarin worden opnieuw onder de aandacht gebracht reguleringen m.b.t. het liturgisch arsenaal. Dat was n.a.v. Sacramentsdag. Ik schreef daar eerder eveneens een commentaar op.
Een vergelijking van beide documenten valt beslist uit ten gunste van de juni-brief. Niet omdat hij zoveel meer te vertellen heeft dan de mei-brief. Maar de aan zichzelf altijd gelijkblijvende uiteenzetting van de gangbare eucharistie-theologie is tenminste op een duidelijk hoger niveau geformuleerd. Daarmee wil overigens niet gezegd zijn, dat de juni-brief een pastoraal bruikbare of nuttige bijdrage levert aan een moderne beschouwing van de eucharistische werkelijkheid in de katholieke kerk.
Daarvoor wordt gewoon te veel nieuwe theologie onverwerkt buiten beschouwing gelaten. Welhaast heel de moderne bijbelexegese – wat heet ‘modern’ als je rekening houdt met het feit, dat die exegese al de hele 20e eeuw door de Inquisitie achter de vodden wordt gezeten – welhaast heel de moderne bijbelexegese is aan de juni-brief voorbij gegaan. Dat is overigens altijd het geval, wanneer de klassieke traditionele kerkleer gepresenteerd wordt, met de pretentie het alleenrecht op ‘orthodoxie’ te bezitten. Dat levert dus geen solide, voor de moderne mens verstaanbare, katholieke theologie op.
Wat er werkelijk aan de hand is werd al in 1970 heel helder beschreven door prof. dr. W.H. van de Pol in zijn gedegen studie Het voortbestaan van kerk en christendom. Hij schrijft: “…kerk en christendom als instituut en wereldgodsdienst zullen niet kunnen blijven voortbestaan in hun tijdgebonden traditionele en conventionele vormen. Daarvoor ondergaan het denken, het normbesef en het gevoelsleven van de mens in zijn huidige ontwikkelingsstadium te veel veranderingen van diepgaande en verstrekkende aard. … Kerk en christendom zijn in een wereld ontstaan en tot ontwikkeling gekomen, die te ver afstaat van de onze om in hun traditionele vormen voor de moderne mens nog langer aanvaardbaar te kunnen zijn” (pag.260 v.).
Dat gebrek aan theologische vernieuwing formuleerde Fons Jansen indertijd op onnavolgbare wijze met zijn one liner: “Zij denken dat als je het weerbericht hetzelfde laat, dat dan het weer ook niet verandert”. Dit inzicht ontslaat mij van de taak om in detail commentaar te leveren op de theologische uiteenzettingen in de juni-brief. Zeg maar: het onveranderde weerbericht. Interessanter is het weerbericht, dat altijd weer geaktualiseerd wordt. Daaraan levert echter de mei- noch de juni-brief een bruikbare bijdrage.
Wel wil ik ingaan op een ander aspect van de juni-brief en trouwens van welhaast elk kerkelijk document. Daarin wordt de schuld voor het inzakken van de katholieke kerk gelegd bij de ‘moderne’ cultuurcrisis, individualisering, materialisme, secularisering en roepingencrisis. Gelukkig leerde mijn zoon, die bedrijfspsychologie studeerde, mij de begrippen ‘interne en externe attributie’. In gewone taal gaat het over wie je de schuld geeft: aan jezelf of aan de ander(en). Tussen die twee hoort een dynamisch evenwicht te bestaan.
In kerkelijke stellingnames wordt echter uitsluitend gegrossierd in externe attributie. Anders gezegd: het instituut kerk zou op geen enkele wijze schuld dragen aan de dramatische negatieve ontwikkelingen binnen de katholieke kerk. De booswichten bevinden zich elders. En daarmee sluit men de ogen voor alle institutionele en kerkorganisatorische wrong behaviours, kort te typeren als ontrouw aan Vaticanum II.
Dat kan niet goedgemaakt worden door veel te citeren uit Vaticanum II-documenten. In de praktijk wordt immers door de kerkleiders heel anders gedacht en gehandeld. Ook in Nederland.
De juni-brief schrijft ook over het belang van onderling open overleg/dialoog en maakt ter zake verwijten aan de vier dominicanen. Ook wordt de noodzaak ingezien van een vruchtbare wederzijdse samenwerking van gelovigen en kerkelijke ambtsdragers. Tezelfdertijd heft de Utrechtse kerkleider zonder overleg alle Utrechtse dekenaten op. En vinden de medewerkers van het bisdom ’s-morgens vroeg hun veranderde werkplek, aangeduid m.b.v. plakpapiertjes op de deuren; wederom zonder overleg.
Nu is dat niets verwonderlijks. Als je rekening houdt met het feit, dat het hele Nederlandse episcopaat decennia lang zinnig overleg met de 8-Mei beweging heeft geweigerd. Terwijl er nota bene praktisch geen kerkelijke organisatie bestond, die daarbij niet was aangesloten. Tegelijkertijd werd al wat tegenstand bood tegen kerkelijke vernieuwing, door de bisdomleiders vertroeteld. Dat pleidooi voor overleg en vruchtbare samenwerking klinkt dus behoorlijk vals. De randvoorwaarden daarvoor ontbreken immers nagenoeg totaal.
Ook nog een woord over de steun, die wordt uitgesproken voor het ecclesiologische commentaar van prof. dr. H. Legrand op de brochure van de vier dominicanen. Dat hadden de verantwoordelijke auteurs van de juni-brief beter niet kunnen doen. Het werkstuk van Legrand is namelijk intussen effectief onderuit gehaald door een aantal auteurs, die te vinden zijn op de webpage van rk-kerkplein.org. Die discussie laten we hier dan ook maar liever rusten, want we moeten niet twee keer hetzelfde produceren. Wij bevelen lezing daarvan intussen wel van harte aan.
Is er dan helemaal niks goeds te zeggen over de juni-brief? Jawel. Eerder al werd gesteld, dat het taalniveau een stuk hoger ligt dan in de mei-brief. Verrassend is ook het aantal keren dat de gelovigen opgeroepen worden aandacht te geven aan, en zich in te spannen voor een goed maatschappelijk en cultureel klimaat, voor steunverlening aan de ontwikkeling van een menswaardige/humane samenleving en de taak om verzoening in woonwijken, dorpen en andere verbanden te bevorderen.
Daar staat tegenover de toch wel schijnheilig uitgesproken waardering voor de grote inzet van de vele vrijwilligers in de parochies. Immers, van alle kanten gaan stemmen op, dat de recent opgeleide priesters in de parochies aan de lopende band juist met die vrijwilligers conflicten veroorzaken, met als enig motief: weer de volledige controle in handen te krijgen.
Ook enigszins schijnheilig voelt het getuigenis aan van de zittende clerus ten aanzien van de pastoraal werkers (m/v). Zij worden beschouwd als “van blijvende waarde voor de kerkelijke gemeenschap”. Maar tegelijkertijd wordt verwezen naar een nota, waarin juist hun werkterrein drastisch wordt ingeperkt. Ongeveer zo iets als “terug naar het aanrecht”. Het is – in de praktijk! – dus een vrijblijvende en niet zeer stimulerende waardering.
Conclusie
Er is sprake van een heel verzorgde brief, die bij gebrek aan openheid voor de moderne gelovige niet veel te bieden heeft en daarom in zijn opzet niet is geslaagd; dus een mislukking.
Wel is er enig positief kleingoed in verwerkt. Als we dat bewaren volgen we de evangelische uitspraak: “onderzoek alles en behoud het goede”.
Overigens ben ik van mening, dat – gelet op het steeds afnemende aantal priesters en (kerkelijke) gelovigen met hun te talrijke en niet meer te betalen kerkgebouwen – ook een aanpassing c.q. reductie van het aantal Nederlandse bisdommen en bijbehorende bisdombestuurders serieus overwogen dient te worden.
Hubert Michiels van Kessenich
Hubert Michiels van Kessenich is theoloog en bestuurslid van de Stichting Kerk Hardop die verantwoordelijk is voor de website rk-kerkplein.org.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.