8/4/08
Inleidende notities bij de brochure ‘Kerk & Ambt’
Eind augustus verscheen de brochure ‘Kerk & Ambt’ van een werkgroep van dominicanen, ingesteld op basis van een besluit van het provinciaal kapittel in juni 2005. Eind september verscheen een brief van de Religieuzen in Nederland, ingegeven door "bezorgdheid om bepaalde ontwikkelingen (...) waardoor de vitaliteit en aantrekkingskracht van de kerkgemeenschap in gevaar dreigen te komen". Beide getuigen van een sterke betrokkenheid bij de katholieke kerk van Nederland en haar toekomst. Met name de brochure, breed verspreid, riep veel reacties op. Op zaterdag 10 november was er in Amsterdam een studiedag.
Dit laat zien: de vraag naar een kerk met toekomst is een onderwerp waarover gesproken moet worden, ook al is het niet de eerste keer en kan men de verzuchting van Henk Baars in zijn nabeschouwing op 10 november, "Hoe vaak hebben we deze thema's al niet besproken"?, wel begrijpen. Blijkbaar is het niet zo eenvoudig. Maar wat is het alternatief? Henk Baars raadt aan om de "behoefte aan bevestiging van buitenaf" af te leggen en te kiezen voor "het protestantse model." Dat is een eventueel te respecteren keuze, maar eerstens vraag ik me af of het belang van een 'bevestiging van buitenaf' in de meeste protestantse tradities inderdaad ontbreekt, en ten tweede lijkt me de suggestie dat de genoemde behoefte past bij een gebrek aan emancipatie, allerminst dwingend.
Voor ieder die de vraag naar een (en welke dan?) toekomst van de kerk, ook in Nederland, ter harte gaat, is het een verdienste van de brochure dat ze het thema 'kerk en ambt' nog eens op tafel legt. Het is immers nodig om - zoals in een bijna poëtische tekst geformuleerd in de oproep van de VPW-Nederland, op 10 november uitgesproken door Nico Bulter - "het ijzingwekkend stilzwijgen" te doorbreken en tot ontmoeting en gesprek te komen.
Want dat is misschien wel de belangrijkste zorg: de heersende verschillen van opvatting over kerk en toekomst gaan gepaard met een nagenoeg volledig gebrek aan directe communicatie. Tot schade van iedereen, los van een (als men die wil stellen) schuldvraag.
I Vooraf
Ik wil beginnen met enkele algemene dingen die me zijn opgevallen bij het lezen van de brochure.
1. Het gaat in de brochure om eucharistie
Hoewel de term 'eucharistie' in de titel van de brochure niet voorkomt, ligt het startpunt toch bij de vraag of de eucharistie niet in het gedrang komt. De brochure is een pleidooi om degenen die nu voorgaan in woord- en communiediensten ook te laten voorgaan in eucharistievieringen in de geloofsgemeenschappen waarin ze werkzaam zijn. Het exclusieve voorgangerschap van de priester in de eucharistieviering wordt ter discussie gesteld. Als dit pleidooi gevolgd wordt, zouden de woord- en communiediensten kunnen verdwijnen en – ik volg de gedachte van de brochure – daarmee (1) de (soms) moeizame en tweeslachtige omgang met dit onderscheid dat (2) in de beleving van de gelovigen volgens de analyse van de brochure toch al geen rol speelt. Bovendien zou dan (3) het binnenhalen van buitenlandse priesters overbodig kunnen worden.
Aan de andere kant vermoed ik dat menig pastoraal werker de mogelijkheid om te kunnen voorgaan in woord- en communiediensten ervaart als een bevestiging van haar of zijn pastorale inzet. In die lijn kan ik het pleidooi verstaan dat Franck Ploum op 10 november hield om juist de veelvormigheid van vieren in de geloofsgemeenschap te versterken.
Let wel: ik beweer niet dat de brochure bedoelt om het onderscheid van eucharistieviering en woord- en communiedienst af te schaffen en zo in de feitelijke situatie het gebied van de pastoraal werker te beperken. Integendeel, hij wil juist eerder het gebied van de pastoraal werker verruimen via de mogelijkheid van een verkiezing door de gemeente/parochie tot gemeentevoorganger.
2. De brochure plaatst zich in het verlengde van spanningen tijdens Vaticanum II
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft met een duidelijke meerderheid van de deelnemers een belangrijke stap naar vernieuwing gezet. Een minderheid verzette zich soms fel hiertegen. Welnu deze stap dreigt ‘een vergeten stap’ te worden, terwijl ze juist ruimte kan scheppen voor het genoemde pleidooi.
3. De schrijvers van de brochure hebben zich ook aan de basis georiënteerd
Maar ik kan niet beoordelen hoe breed het gesignaleerde inderdaad ook kan worden aangetroffen. Anderzijds heb ik ook geen reden dat in twijfel te trekken.
4. Het grote probleem dat, wat mij betreft, in de brochure nog preciezer in beeld gebracht had mogen worden, is de dreiging van het uiteengroeien van pastoraat en sacramentele viering.
5. Ten slotte, bij het lezen van de brochure proefde ik inderdaad een intensieve zorg om de toekomst van de kerk die grote waardering en luisterbereidheid verdient.
II. Kerk
De auteurs grijpen, zoals gezegd, terug op Vaticanum II. Dat heeft in hun visie (1) een ommezwaai in het denken over kerk voltrokken, namelijk: (2) een hiërarchisch, d.w.z. eenzijdig van boven naar onder georganiseerd kerkmodel, verlaten en in plaats daarvan het geheel vooropgesteld.
(1) Waarop beroept men zich voor de stelling van een wisseling van kerkmodel in Vaticanum II?
G. Philips, die een groot aandeel heeft gehad in de totstandkoming van de uiteindelijke tekst van Lumen Gentium, sprak in zijn commentaar op deze constitutie over twee uiteenlopende stromingen – zo citeert de brochure – “waarvan de ene de klassieke wegen van de vorige eeuw (bedoeld is de 19e eeuw) wenste te blijven volgen, terwijl de andere een grotere openheid vertoonde voor de hedendaagse theologische ontwikkeling.” Deze tegenstelling kwam ook tot uiting bij de bespreking van het tweede ontwerp van een document over de kerk. Een resultaat hiervan was, dat tussen het hoofdstuk over het mysterie van de kerk en dat over het episcopaat een hoofdstuk werd ingevoegd over het Volk Gods. De brochure schrijft: “Het debat hierover was bijzonder fel.” Dat geldt misschien voor deze of gene discussiebijdrage. Maar dat was toch slechts het geluid van enkelen. Hoe dan ook, deze invoeging was inderdaad een belangrijke uiting van een nieuw bewustzijn over wat kerk zijn is. Alleen: in welke zin?
Het gaat hier niet om een voorrang van de basis tegenover de leiding. Immers, het Volk Gods waarover in het nu tweede hoofdstuk werd gesproken is het geheel van alle gelovigen, inclusief degenen die tot de leiding behoren. De wijziging bestond hierin dat het niet-gedifferentieerde geheel, dus om deze terminologie te gebruiken: de gezamenlijkheid en verbondenheid van basis en leiding, voorop geplaatst werd en vervolgens dit geheel ook gedifferentieerd werd beschouwd: eerst leiding en dan basis.
Na het hoofdstuk over Volk Gods volgen dan ook een derde hoofdstuk over ‘de hiërarchische inrichting van de kerk en in het bijzonder het episcopaat’ en een vierde over ‘de leken’.
(2) Wat verstaat de brochure onder het andere, nieuwe model voor een denken over de kerk?
Soms kan men bij het lezen van de brochure de indruk krijgen dat het oude model bestaat in een éénrichtingsverkeer van boven naar onder en dat vervolgens het andere gelegen is in het tegenovergestelde: van onder naar boven, waarbij het hiërarchisch ambt ‘secundair’ is. Maar er zijn ook formuleringen die erop wijzen dat men eigenlijk niet simpelweg een spiegelbeeld van het 'oude' wil, dus een éénrichtingsverkeer van onder naar boven. Met name kan men dat lezen in de karakterisering van de kerk als een ‘organische geloofsgemeenschap’. Moeilijker wordt het weer wanneer geformuleerd wordt: “Het gewijde ambt bepaalt de kerk (nl. in het ‘hiërarchische kerk- en ambtsmodel’). ... In het 'organische' kerkmodel is dat anders. Daar bepaalt de geloofsgemeenschap de hier en nu noodzakelijke verscheidenheid van functies en ambten.” Wat houdt hier 'geloofsgemeenschap' in? De plaatselijk verzamelde van dit moment of breder? Waarin bestaat daarbinnen het organisch eigene van het geordineerde ambt?
III Ambt
Hoewel de brochure daarover niet spreekt, lijkt het me toch goed om hier ook even een zin uit nummer 10 van Lumen Gentium ter sprake te brengen. Daarin wordt immers, in tegenstelling tot hoofdstuk 2, wel gesproken over de verhouding van priesters en gelovigen. Hij preciseert dus de strekking van de zojuist genoemde invoeging van hoofdstuk 2. Ik begin met een vertaling van de betreffende zin uit de 2e alinea van nr. 10.
Hoewel het gemeenschappelijk priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap uiteraard en niet alleen naar rangorde van elkaar verschillend zijn, zijn ze op elkaar aangewezen, want het ene zowel als het andere heeft op zijn bijzondere wijze aan Christus' priesterschap deel.
Deze vertaling wijkt op twee punten af van de gangbare vertaling van de hand van G. Philips, maar sluit preciezer aan bij de Latijnse tekst, waarover de conciliedeelnemers afsluitend hebben gestemd. Het verschil zit in 2 punten:
(a) 'Gemeenschappelijk' in plaats van 'algemeen'. 'Algemeen' suggereert sterker: voor ieder, al of niet afzonderlijk. 'Gemeenschappelijk' suggereert sterker: voor ieder in de gemeenschap. In het Latijn staat 'commune', niet: 'generale' of 'universale'. Dus: het gemeenschappelijk priesterschap geldt voor iedere gelovige zelf, maar zo dat dit zelf tegelijk positief in de gemeenschap staat en zich daarop richt. Als 'zelf' is het dus iets anders dan gemeenschap én tegelijk daarmee verbonden. Dat is overigens heel menselijk.
(b) De Philips-vertaling maakt naast elkaar geplaatste hoofdzinnen van de ene Latijnse zin, die is samengesteld uit: een toegevende bijzin (hoewel uiteraard verschillend), de hoofdzin (ze zijn op elkaar aangewezen) en een redengevende bijzin (want aan Christus’ priesterschap deel). Met die nivellering maakt de gangbare Nederlandse vertaling wellicht de tekst gemakkelijker leesbaar (korte zinnen), maar verzwakt (of misschien zelfs: verschuift) de betekenis, namelijk (weer in twee punten):
- Het hiërarchische of geordineerde priesterschap staat niet los van de (andere) gelovigen, ook niet, of beter: juist niet in datgene wat tot het eigene daarvan behoort, b.v. zijn functie van kritisch 'tegenover', als teken voor de gemeenschap van de prioriteit van genade. Kritiek ('krisis' betekent onderscheiding) loopt het risico alleen maar tot scheiding te leiden, wanneer het respect van de verbondenheid ontbreekt. Hoezeer ook 'uiteraard' verschillend (bijzin), kan het geordineerd priesterschap zich alleen goed ontvouwen in positieve verbondenheid met de hele geloofsgemeenschap (hoofdzin).
- Het tweede punt sluit aan bij de tweede bijzin. Daarin wordt om zo te zeggen een derde, maar wel fundamentele factor ingevoerd: Christus. Zo ontstaat er een tweedimensionale driehoek die de eendimensionale lijn basis - leiding doorbreekt. Of anders gezegd: hier is geen sprake van een proces via exclusieve filters, b.v. vanuit Christus via geordineerd ambt naar (andere) gelovigen. Beide, geordineerd ambt en gelovigen, hebben hun eigenheid én hun verbondenheid aan Christus te danken. Overigens, ook de dragers van geordineerd ambt behoren tot de gelovigen, meer nog: alleen maar als gelovigen, d.w.z. als behorend tot de gemeenschap van gelovigen, kunnen ze dragers van geordineerd ambt worden en blijven.
De strekking of draagwijdte van deze interpretatie kan geïllustreerd worden aan de hand van de traditionele karakterisering van geordineerd ambt (m.n. priester, inclusief bisschop) als representatie van Christus. Volgens wat ik nu maar het driehoeksmodel noem, kan het eigene van het geordineerde ambt niet zonder enige toevoeging (wat overigens in de traditie ook lang niet altijd gebeurde) zo worden aangegeven. Immers, alle gelovigen hebben deel aan Christus' priesterschap. Het geordineerde ambt vertegenwoordigt dus Christus, die tegelijk door de in gemeenschap verbonden gelovigen vertegenwoordigd wordt. Anders gezegd: vertegenwoordiging van Christus is altijd ook vertegenwoordiging van de geloofsgemeenschap, ook al kan dat in deze of gene situatie de geloofsgemeenschap in haar 'betere ik' zijn, dus de geloofsgemeenschap in een verwacht-verhoopte toekomstige fase – niet omdat die toekomst eventueel afgedwongen kan worden, maar omdat zij nu al als een vrij beaambare mogelijkheid aanwezig is. Dit laatste onderscheid (dwang-vrijheid) goed in het oog te houden is de precaire taak van het geordineerde ambt. In ieder geval mag een beroep op de Christusrepresentatie-kwaliteit van het geordineerde ambt geen aanleiding en al zeker geen reden zijn om langs de representatie van Christus in de geloofsgemeenschap van de gelovigen heen te gaan. Overigens geldt natuurlijk ook het omgekeerde.
Kort gezegd: kritiek (vanuit het eigene) en respect (vanuit de verbondenheid) horen bijeen.
IV Eucharistie
Voor de kwestie van het voorgangerschap is van belang dat eucharistie presentie van Christus is die tegelijk het hoofd, levensbeginsel, gegeven en oproepende identiteit van de geloofsgemeenschap is. Wanneer men daarvoor termen als 'maaltijd' en 'offer' gebruikt, dienen die telkens op elkaar betrokken te worden (vgl. Augustinus; H. de Lubac over corpus mysticum – om maar enkele getuigen van de traditie te noemen). Dit uit te werken, zou meer tijd vragen dan mij nu hier past.
V Voorgangers in de kerk
Onder dit opschrift komen in de brochure betrekkelijk uitgebreid celibaat en uitsluiting van vrouwen aan de orde. De strekking van deze uiteenzetting blijkt niet te zijn om te onderstrepen dat de voorgangers die de brochure op het oog heeft, niet aan deze voorwaarden zijn gebonden. Dat is ook zonder deze uiteenzetting duidelijk. Na het ‘nee’ tegen de toelatingsvoorwaarden vervolgt de brochure: “Het huidige priestertekort is beslist onnodig en in die zin irreëel.” Inderdaad gaat het hier over kerkelijke bepalingen die ook door de kerk teruggenomen kunnen worden, ook al lijkt dit wat het celibaat betreft voor meer kerkleiders en theologen duidelijk te zijn dan voor de uitsluiting van vrouwen. Maar er is geen aanleiding om te verwachten dat dit terugnemen op korte termijn gebeurt. Daarom volgt de brochure blijkbaar een tweesporenbeleid: (a) in principe verruiming van de toelatingsvoorwaarden voor het priesterambt (zonder dit te verbinden met een negatief beeld van de huidige celibataire priester), maar (b) “in de huidige situatie van het tekort aan gewijde celibataire priesters” verkiezing door kerkelijke gemeenten van voorgangers om (zoals geformuleerd in een lijst van antwoorden op veel gestelde vragen d.d. 2 november) “het eucharistisch karakter van de katholieke kerk (te) bewaren en (te) behoeden”.
Voor deze, om zo te zeggen, uit een noodsituatie geboren voorgangers gebruikt de brochure een eigen term ‘voorgangers’ of ‘gemeentevoorgangers’. De verhouding met priesters wordt niet aangegeven. Van de voorgangers wordt een aantal kwaliteiten verwacht, op basis waarvan ze door de geloofsgemeenschap voor deze geloofsgemeenschap worden gekozen, waarna aan de bisschop wordt gevraagd hen de handen op te leggen. Mocht de bisschop dit weigeren “op grond van argumenten die niet het wezen van de eucharistie raken, zoals de celibaatsverplichting, dan mogen de parochies erop vertrouwen, dat zij toch echt en waarachtig eucharistie vieren wanneer zij biddend brood en wijn delen”. Dat suggereert minstens dat de handoplegging kan ontbreken.
Ik hoor sommigen (b.v. in Amsterdam) zeggen: die kan inderdaad niet ontbreken, omdat eucharistie gemeenschap ook met andere christelijke geloofsgemeenschappen en met de traditie veronderstelt, maar tegelijk kan het in een noodsituatie moeten.
Dat is de spanning van idealen waarmee de brochure ons confronteert en waarin een kritisch en respectvol, daarom ook bij alle dringendheid geduldig, gesprek zeer deugd zou doen.
Ad Brants
Dr. Ad Brants is universitair docent aan de Theologische Faculteit van de Radboud Universiteit te Nijmegen. Bovenstaande bijdrage is als inleiding uitgesproken voor een gesprek van de Vereniging van Pastoraal Werkenden, afdeling Limburg, op 21 november 2007 en eerder gepubliceerd in het Limburgs tijschrift En Toch, december 2007 (redactieentoch@planet.nl).
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.