Voetbal en spiritualiteit  
Home > Thema's > Cultuur > Wat is cultuur? > Voetbal en spiritualiteit
Dr. Bert Laeyendecker
7/7/06

Voetbal en spiritualiteit

Sinds het wereldkampioenschap voetbal aan de gang is en ik verschillende betogen ge­le­zen heb waarin hoog wordt opgegeven van de spirituele kant van dat gebeuren, van de in­drukwekkende saamhorigheid op de tribunes, het verlangen  naar gemeenschap en iden­titeit dat daarin tot uit­drukking zou komen, kortom, van de religieuze dimensie ervan, be­sluipt me een gevoel van on­behagen.

Ik ben absoluut geen voetbalhater. Vroeger sloeg ik geen wedstrijd over en elke zon­dagavond keek ik naar de TV, gewoon voor het plezier in het spel. Van het huidige kam­pioenschap heb ik echter alleen maar een paar korte fragmenten van een paar minuten ge­zien. Wel volg ik de stand, want het bloed kruipt waar het niet gaan kan maar ik kan het niet meer opbrengen er vele uren aan te besteden. Soms krijg ik achteraf gelijk. Het slag­veld Nederland-Portugal schijnt geen genoegen geweest te zijn. Maar het zou onrecht­vaar­dig zijn dat als representatief voor het gehele gebeuren te beschouwen. Soms is het spel spannend en aantrekkelijk. Waarom dan dat onbehagen? Om twee redenen.

Allereerst heb ik steeds in mijn achterhoofd van wat ik door de jaren heen gelezen heb over de ‘wereld van het voetbal’. Een wereld waarin de sport een begeleidend verschijnsel lijkt te zijn van het streven naar geld en aanzien, van bo­bo’s, trainers en voetballers, de goeden niet te na gespro­ken. Waarin mensen worden ver­kocht en afgestoten als handelswaar en verdienstelijke voetballers zonder aarzelen met gemak geofferd wor­den aan betere. Waarin demo­cratisch overleg een vreemd woord is en absolute gehoorzaamheid aan de trainer verschuldigd is, een gehoorzaamheid die in wei­nig bedrijven zou worden geaccepteerd en eigenlijk overeenkomt met de sterk bekri­ti­seerde onderda­nig­heid die r.-k gelovigen aan kerkelijke leiders verschuldigd zijn. Waarin ook de salarissen de pan uit rijzen om even ondeugdelijke redenen als die welke door ma­na­gers, leden van raden van bestuur en commissarissen worden aangevoerd. Het is opmerkelijk dat deze – terecht –  zwaar on­der kritiek staan terwijl vrijwel nie­mand een woord vuil maakt aan de even krankzinnige situatie in de voetbalwereld.

Men hoeft ook geen hele wedstrijden uit te zitten, eventueel op het puntje van de stoel, om te ontdekken dat sportiviteit op dit niveau – maar het ligt niet anders, alleen in minder mate, bij de ama­teurs – een zeldzaam verschijnsel is. Sinds de TV er bovenop zit, kunnen we alle gemene stre­ken, kopstoten, elleboogstoten, venijnige aanvallen op kost­bare benen, theatrale verto­nin­gen, ge­speeld leed en diep doorvoeld lijden met blote ogen waarnemen. Men noemt dat stevig,  manne­lijk spel. Is het eigenlijk nog spel?

Een kniesoor die aan het vitten is? Een chagrijnige cultuurpessimist die overal onheil ont­waart en blind is voor het oprechte genoegen dat vele aardige voetballiefhebbers er in scheppen? Dezer dagen las ik in de krant dat de reisbureaus het erg druk hebben gekre­gen. Nu Nederland is uitge­schakeld wil men niet langer thuisblijven maar zo gauw mo­gelijk op vakantie, met gezin, vrienden, alleen desnoods, ver weg als het kan en met vita­liserende uitdagingen. Het verlangen naar gemeen­schap wordt weer even tussen haakjes gezet. Of was dat verlangen niet zo intens en diep, of was het zo sterk met nationalistische gevoe­lens gekruid, dat die gemeenschapgevoelens niet bij andere wedstrijden te beleven zijn? Is het nu zo misplaatst in dat alles een uiting te zien van het verlangen naar brood en spelen, waarvan al heel vroeg in onze westerse geschiedenis werd gespro­ken. Bij­voorbeeld bij de Romeinse spelen waarbij de tribunes, voor zover wij weten, ook vol hebben gezeten met mensen die naar gladiatorengevechten of gevechten met wilde dieren keken. Bloede­rig, mee­do­genloos, rauw. Wij zijn uiteraard veel beschaafder: geen bloed meer, alleen de meedo­gen­loos­heid is gebleven.

Dat brengt me op de tweede reden, meer passend op deze website. Wat brengt mensen ertoe, met voorbijgaan aan de duistere kanten van de voetbalwereld en de, hierboven nog niet vermelde, corruptie binnen (sommige) nationale competities, met zo’n gemak te spre­ken over de spirituele kanten en de religieuze dimensie ervan? Doet de kwaliteit van het gebeuren er dan niet meer toe? Geeft het niet meer waar men naar kijkt als het maar leuke gevoelens oproept? Zijn de woorden spiritualiteit en religie zo uitgerekt en daardoor bete­ke­nisloos geworden dat we ze, klaarblijkelijk met enthousiasme, op van alles kunnen toe­passen? Of moeten we de donkere kanten maar eventjes tussen haakjes zetten? Valt er zo weinig te melden vanuit aloude tradities dat we onze toevlucht moe­ten nemen tot dit soort alternatieven? Liggen hier vindplaatsen van moderne religiositeit? Te­veel vragen om me behaaglijk bij te voelen. Vandaar dat onbehagen.

Bert Laeyendecker


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Wat is cultuur?" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol