Niet de dood dichterbij brengen, maar het leven  
Home > Thema's > Kerk zijn > Tussen begin en einde > Euthanasie > Niet de dood dichterbij brengen, maar het leven
Annemarieke van der Woude
18/8/09

Niet de dood dichterbij brengen, maar het leven

 

’Dat mag u zeker niet van uw geloof, dominee?’ Het is een reactie die ik vaak hoor,  als ik met mensen in gesprek raak over euthanasie. Pas nog, naar aanleiding van de veroordeling van de voorzitter van de Stichting Vrijwillig Leven, Gerard Schellekens, nadat hij een bejaarde, die leed aan de ziekte van Parkinson, had geholpen bij haar zelfgekozen levenseinde.

Het argument vanuit de kerken ken ik wel: ’Wij mogen niet op de stoel van God gaan zitten en zelf het einde van ons leven bepalen. Dat is aan Hem’. Die redenering overtuigt mij niet: de manier waarop wij in verwachting raken en kinderen baren, de medicijnen die we slikken en de behandelingen die we  ondergaan bij ernstige ziekte zijn voorbeelden van een voortdurend ingrijpen in de loop der dingen. Wij leven allang geen natuurlijk leven meer. Ik zie niet in waarom we bij de dood dan ineens halt zouden moeten houden.

Of het van mijn geloof mag, is de kwestie niet. Iemand het sterven gunnen,  beschouw ik als een groot goed. De Wereldgezondheidsorganisatie brengt het gevoelige evenwicht tussen vechten voor het leven en de dood accepteren mooi onder woorden in haar definitie van palliatieve zorg: ’De dood niet versnellen,maar ook niet vertragen’. De, nog altijd jonge, Italiaanse vrouw die zeventien jaar in coma lag; de Française die leed aan een gruwelijke vorm van kanker in haar gezicht: hen begeleiden in het kunnen sterven is een daad om met mededogen te bezien.

De mensen bij wie de pijn minder zichtbaar is, maar die wel een doodsverlangen kennen, kom ik tegen in het verpleeghuis waar ik werk. Ze zijn boven de negentig, hun kinderen rond de zeventig. De partner is al twintig jaar dood, ook is er soms al een kind gestorven. Wachten kleurt hun leven: wachten tot iemand hen helpt naar het toilet te gaan, tot ze een boterham kunnen eten, tot ze naar bed mogen. Wachten op bezoek, met wie ze herinneringen aan vroeger kunnen ophalen en praten over wat hen bezighoudt. Zij missen een gesprekspartner in huis. En wachten op de dood: ‘Ik hoop dat het in mijn slaap gebeurt. Alles is al geregeld. Mijn nichtje speelt viool op de begrafenis. Er is een familiegraf’.

Wat is mijn antwoord aan deze mensen, die graag snel zouden komen te overlijden?   De dood dichterbij brengen? Nee. Ik vrees een samenleving waarin de dood wordt gezien als oplossing voor lijden aan het leven. Ik ben blij met de kaders die de huidige euthanasiewetgeving in Nederland aangeeft: een verzoek om op een zelfgekozen moment het leven te beëindigen, moet gedaan worden door iemand die wilsbekwaam is en bij wie sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.

Hoe dan om te gaan met een onterecht afgewezen verzoek tot euthanasie? Of met een begrijpelijk verzoek tot euthanasie dat buiten de kaders van de wet valt? Het zijn twee vragen die columnist Bert Keizer onlangs stelde in deze krant. De arts  verplichten naar een collega door te verwijzen? Stel dat we dokters zouden kunnen dwingen hun geweten uit te schakelen als toetssteen voor hun handelen, dan raken we pas echt ver van huis. Nietartsen opleiden om zorgvuldig een verzoek tot euthanasie te beoordelen en eventueel daarop in te gaan? Mensen aanwijzen die zich toeleggen op het helpen sterven van anderen is geen goede ontwikkeling.

Wat kunnen we dan zeggen tegen al die mensen voor wie het leven zonder franje is, van wie het lijf het nog niet opgeeft, maar een zelfgekozen dood biedt geen   uitkomst? Het enige alternatief dat ik zie is dat mensen om hen heen: de vroegere buurvrouw, ex-collega, kinderen, een verre vriend, eens langskomen om wat afleiding te bezorgen in dagen die eeuwig lijken te duren.

Ik heb hier geen romantische voorstelling van: mensen hebben het druk, wonen ver weg, komen niet graag in een verpleeghuis, doen elders vrijwilligerswerk. Alleen een beroep op naasten en kennissen is niet voldoende. Het zou van moed getuigen als de politiek de keuze maakt om te investeren in de kwaliteit van leven van bewoners van een verpleeghuis. De werkers in de zorg kunnen dan met meer rust en aandacht hun werk doen. Niet iedere doodswens zal verdwijnen als mensen iemand in hun omgeving hebben aan wie zij hun levensverhaal kunnen vertellen. Maar het  verlangen naar een spoedig einde zal wel minder heftig worden.

Kort gezegd komt mijn standpunt hierop neer: voor al die mensen die best willen sterven, maar nog niet kunnen, moeten we niet de dood dichterbij brengen, maar het leven.

Annemarieke van der Woude

Annemarieke van de Woud is predikant-geestelijk verzorger bij de Stichting Oranje Nassau’s Oord. Bovenstaande tekst is overgenomen uit Trouw van 27 juli 2009.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Euthanasie" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol