19/8/08
Zelfreflectie
Tot het midden van de jaren zeventig was ik lid van de Congregatie van de Priesters van het H. Hart, afgekort SCJ (Sacerdotes Cordis Jesu). Deze congregatie is er nog steeds en bestaat nu uit kleine gemeenschappen. Verder zijn er leden die in verband met hun werk, bijvoorbeeld in parochies, zelfstandig wonen. In het dagelijks leven van de leden neemt de meditatie een grote plaats in. Elke dag wordt daar minstens een half uur aan besteed.
In de meditatieboeken die we daar destijds bij gebruikten, en ook in de conferenties die regelmatig door oversten werden gegeven, werden we aangespoord die meditatie vooral te gebruiken voor een stukje zelfreflectie door jezelf vragen te stellen zoals: Kan ik mijn verleden verantwoorden in het licht van mijn lidmaatschap van de congregatie? Hoe verhoudt zich mijn doen en laten met de spiritualiteit van de groep?
Premier Balkenende
Een dergelijke zelfreflectie draagt ertoe bij in het spoor te blijven van de gemeenschap en je in te zetten voor de gezamenlijke doelen. Daarom was ik aangenaam verrast, toen premier Balkenende op zijn wekelijkse persconferentie op 15 augustus pleitte voor zelfreflectie door politici, en begrip toonde voor de behoefte van het opgestapte kamerlid Duyvendak om verantwoording van zijn verleden af te leggen. In zijn persconferentie zei hij letterlijk: "dat mensen de behoefte kunnen hebben met dingen uit hun verleden in het reine te komen".
Daarbij maakte hij de vergelijking met de Waarheidscommissies in Zuid-Afrika, die door de openheid over het eigen verleden ertoe hebben bijgedragen van het apartheidsregime af te komen. De premier: "Zaken die blijven hangen kunnen op een gegeven moment belastend zijn voor mensen zelf en voor hun verhoudingen". Politici moeten volgens hem bij zichzelf te rade gaan, of ze verantwoording afleggen over zaken uit het verleden (NRC 16.08.08, p.3).
Hij heeft er zich bij die gelegenheid niet over uit gelaten, of hij dat zelf ook wel eens doet. Als dat zo is, zijn er nog wel wat meer puntjes te noemen die in aanmerking komen om bereflecteerd te worden.
En Afghanistan?
Zo heeft de premier er alles aan gedaan om een onderzoek naar de participatie van de Nederlandse strijdkrachten aan de vredesmacht in Afghanistan tegen te houden. Daarvoor heeft hij opvallend veel medewerking gekregen van het kabinet en ook de Kamer heeft er niet al te moeilijk over gedaan. In de media is dit wel naar voren gekomen, maar die hebben de zaak toch al gauw laten rusten. Het lijkt wel of iedereen aanvoelde dat met een dergelijk onderzoek grote risico’s verbonden zijn.
Als dat onderzoek wel was doorgegaan zou daarbij zeker de vraag aan de orde zijn gekomen of het in Afghanistan om een gerechtvaardigde oorlog gaat. Door deskundigen is die vraag al lang in negatieve zin beantwoord. Want nadat de Amerikaanse president George W. Bush in 2001 alle voorwaarden die de Taliban hadden verbonden aan de uitlevering van Osama Bin Laden, had verworpen, stelde de Veilgheidsraad van de VN alleen in een resolutie, dat van de Taliban onvoorwaardelijk werd geëist dat Osama Bin Laden overgedragen werd en dat alle trainingskampen voor terroristen werden gesloten.
Nergens werd gesproken over het gebruik van geweld, en de invasie in Afghanistan was dan ook tegen de regels van de VN. Toch begon Bush met de hulp van Engeland en met rugdekking van de NAVO, Rusland en China in 2001 een militaire campagne tegen Afghanistan, waarin nadien steeds meer bondgenoten werden meegesleurd.
De werkelijkheid van toen was, dat buitenlandse mogendheden zonder gerechtvaardigde redenen en zonder voldoende legitimatie door het internationaal recht een bezettingsleger naar Afghanistan gestuurd hebben, dat daar vecht tegen een deel van de bevolking van dat land.
Intussen is een heel andere werkelijkheid ontstaan, van een land in opbouw, waar de coalitietroepen de Taliban proberen terug te dringen en een democratische regeringsvorm mogelijk te maken. Ook Nederland draagt daartoe zijn steentje bij en met trots wordt gewezen op de Nederlandse aanpak om de nadruk te leggen op het winnen van het vertrouwen van de bevolking en de wederopbouw te bevorderen. Deze hooggestemde methoden en doelen maken het gemakkelijker om de offers die gebracht moeten worden te accepteren.
Maar dit alles maakt het niet irrelevant om te onderzoeken wie voor de participatie van Nederland aan de vredesmacht in Afghanistan verantwoordelijk zijn. Want het creëren van een nieuwe werkelijkheid, hoe positief en perspectiefvol ook, is niet hetzelfde als waarheidsvinding. Daarbij gaat het in dit geval om de juridische basis van de militaire interventie van de coalitietroepen in Afghanistan, en van de gewapende strijd van het bezettingsleger tegen een deel van de bevolking aldaar. De verantwoordelijkheid hiervoor gaat zwaarder wegen naarmate er meer slachtoffers te betreuren zijn.
En er is nog een ander puntje waar de premier bij stil zou kunnen staan als het gaat om zelfreflectie. Dat betreft de vraag hoe de Nederlandse bevolking vindt dat het gaat, of ze tevreden zijn over de verrichtingen van het kabinet, of ze vinden dat het beloofde zoet opweegt tegen het vertrouwde zuur, en zich derhalve happy voelen en tevreden zijn. Dit blijkt allemaal niet het geval te zijn, maar de premier houdt niet op ons voor te houden dat het goed gaat met ons, we ons allemaal goed moeten voelen en alle reden hebben om tevreden te zijn, met andere woorden: "Mijn regering, en mijn vorige drie kabinetten, hebben het nog niet zo slecht gedaan".
Zo stelt de premier zich op als een huisvader die zijn gezin bestuurt en ook de hele sfeer daarin wil bepalen. Als heer des huizes stelt hij niet alleen de regels vast, maar houdt ons ook voor wat wij daarvan moeten vinden. Het Griekse woord voor huisvader, heer des huizes, is ho despoteis, waarvan ons woord despoot is afgeleid.
Van Dale’s Groot Woordenboek van de Nederlandse taal (11de herziene druk, p.583) geeft voor dat woord de volgende betekenissen: 1. Alleenheerser (met de bijgedachte aan willekeur en onredelijkheid); 2. Heerszuchtig persoon. Deze betekenissen wijzen wel in de richting van een heel andere regeringsvorm dan die van de democratie, die het Westen met geweld aan andere landen probeert op te leggen.
Gérard van Tillo
Dr. Gérard van Tillo is emeritus hoogleraar Godsdienstsociologie aan de Universiteit van Amsterdam en priester van het bisdom Haarlem.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.