1/11/10
Kostbaar als een edelsteen
Primo Levi beschrijft in zijn boek De verdronkenen en de geredden hoe hij in gesprek met een kampgenoot, de ijzeren stangen met daaraan soepketels op zijn vermoeide schouders, verwoede pogingen doet om een regel van Dante uit zijn geheugen op te diepen. Zijn lege maag ten spijt, zou hij op dat moment soep en brood hebben willen geven voor die ene regel. Want met die regel zou hij iets terugvinden van zijn eigenwaarde, zijn verleden, zijn dromen. Hij schrijft : “Cultuur kon helpen, niet dikwijls, niet altijd, niet overal, niet iedereen, maar een enkele keer, zeldzaam en kostbaar als een edelsteen, hielp het en voelde je je als het ware zweven”.
Voor Helen Colijn, drieënhalfjaar gevangene in een Japans vrouwenkamp, functioneerde het stemmenorkest als zo’n edelsteen. Het luisteren naar die muziek te midden van ratten en kakkerlakken en omgeven door de stank van latrines ervoer zij als een godsgeschenk. Zij schreef haar herinneringen op in het boek: De kracht van een lied en werd daarmee de chroniqueur van het stemmenorkest.
Het begint met de inval van de Japanners in Indonesië. De overgang van het luxe koloniale bestaan naar het schamele kampleven is groot, al zijn de condities in het eerste kamp nog redelijk. Zestien huizen voor vierhonderd vrouwen en kinderen. ‘s Avonds klinkt het ene lied na het andere. Het Nederlandse repertoire van Piet-Hein tot De blanke top der duinen, Engels repertoire, religieuze muziek. Steeds weet iemand uit haar herinnering wel weer een ander lied op te diepen. Er wordt een koor samengesteld en een Britse zendelinge schrijft een lied over vergevingsgezindheid en naastenliefde dat zal uitgroeien tot hét kamplied. Na anderhalf jaar lijkt het collectieve muzikale geheugen uitgeput. Dan komen twee vrouwen op het idee om een stemmenorkest te formeren. Een vocaal ensemble dat orkestrale werken uit het klassieke repertoire zal vertolken waarbij de stemmen als instrumenten fungeren Dankzij haar fenomenale muzikale geheugen herinnert de Britse zendelinge zich schijnbaar moeiteloos de harmonieën en melodieën van meer dan tweeduizend orkestrale werken en pianothema’s.
In augustus 1943 vindt de verhuizing plaats van het huizenkamp naar het barakkenkamp. Het schouder aan schouder leven, eten en slapen is begonnen. Beriberi, malaria en ondervoeding maken hun eerste slachtoffers, maar het zingen gaat door. Maandenlang repeteert het koor in het geheim in de houtschuur achter de keuken.
Dan, op 27 december, is het zover. Een concert. Voor de kampbevolking. Helen Colijn daarover: “In het zand stond het woord orchestra geschreven. Ik dacht: wat een onzin. Vroeg me af of iemand leuk probeerde te zijn. Wie verzint er zoiets als je geen muziekinstrumenten hebt?”
Alle scepsis ten spijt verzamelen de kampgevangen zich op het binnenplein. Het koor, dertig vrouw sterk, stelt zich op. De partituur, uitgeschreven op kleine stukjes papier, in de hand. Maandenlang hebben ze geoefend op het Menuet in G van Beethoven, het Largo uit De Nieuwe Wereld van Dvorak, en het Andante Cantabile uit Tsjaikovki’s strijkkwartet.
De dirigente heft haar handen op. Een verstoorde Japanse bewaker met bajonet staat op het punt om ruw in te grijpen maar de dirigente neemt geen notitie van hem. Over die bewuste avond schrijft Helen Colijn: “Heel zacht, als door een mist, zweefde de eerste maten van Dvorak’s Largo door het kamp. Een van de alten zette een solo in. (…) De muziek zwol aan tot haar eerste juichende crescendo. Ik kreeg er kippenvel van, had nog nooit zoiets moois gehoord. Het was geen vrouwenkoor dat liederen zong. Het was ook geen orkest, hoewel ik de violen kon horen en een hobo. Het was muziek die uit de hemel kwam, een wonder door God gegeven in dit gruwelijke kamp”. De Japanse bewaker raakt zo geďntrigeerd door de muziek dat hij zijn bajonet neerlegt en blijft luisteren. Er wordt gehuild. Het licht van de scheppende kracht splijt de droeve duisternis.
Er volgen meer concerten. Steeds opnieuw ontroert de muziek zangeressen en luisteraars. Een koorlid zegt: “Je zong en het was als een gebed.” Colijn schrijft: “De muziek werd steeds belangrijker. Was niet alleen een bron van vreugde maar ook een aansporing om te overleven, om op een dag terug te kunnen keren naar het bestaan waaraan de muziek herinneringen opriep.”
In september 1944 worden vrouwen en kinderen verscheept naar een volgend kamp. De situatie verslechtert, de dood wordt gulziger en het koor slinkt in omvang. Met een kleine groep verzorgt het stemmenorkest in december 1944 haar laatste optreden.
Veertig jaar later hebben de partituren hun weg gevonden naar Nederland. Leny van Schaik, dirigente van een Haarlemse vrouwenkoor stuit per toeval op de bladmuziek. De eerste keer dat het koor de liederen zingt herinnert ze zich als de dag van gisteren. “Het is niet te beschrijven wat een diepe emoties die muziek teweeg brengt. Niet alleen bij ex-kampgevangenen. Veel mensen hebben een persoonlijk kamp. De muziek is een confrontatie met die innerlijke gevangenschap. De vertolking daarvan werkt als een emotionele bom. Iedere keer als ik dirigeer voel ik de muziek in mijn sodemieter. Ze raakt aan het wezen van het bestaan. Ik heb tijdens de opnamen geluidsmensen meegemaakt die jankend wegliepen terwijl ze nooit van Bach of Beethoven hadden gehoord, laat staan van de marche funčbre van Chopin.”
Intermezzo: Chopin, Marche funebre door stemmenorkest
Het verhaal van het stemmenorkest is voor mij een illustratie van de diepste essentie van cultuur. Een geestelijke wereld die maakt dat je – soms even – kunt ontstijgen aan fysieke of psychische gevangenschap. Aan een afrastering van prikkeldraad, maar ook: aan diep verdriet, aan een pijnlijk gevoel van gemis, aan een onwillig lichaam, aan angst. “Je ziel als een vogel ontkomt, ontkomt aan de strik van de vangers”. Cultuur die fungeert als bescherming, houvast, opvlucht , een gebed. De blik reikt over de beproevingen van het dagelijks leven heen naar een andere werkelijkheid. Om te zien dat “er daglicht is, alle dagen, wat ook gebeurt”.
En hier raakt cultuur aan het grondbesef van religie, dat de werkelijkheid in al haar verscheidenheid door een eenheid wordt gedragen en dat wij daarin opgenomen zijn. Aan het weten dat onze wortels dieper reiken dan vandaag, verder dan wijzelf. Het raakt aan de ervaring van vertrouwen en het visioen van hoop. Het brengt ons onze roeping en bestemming in herinnering. Dat het aan ons is, hier en nu, met en voor elkaar, om die wereld te realiseren waarin schoonheid bestaat, de hoop gedijt en liefde regeert. Dat wij zo mogen leven.
Colet van der Ven
Colet van der Ven is freelance journaliste en programmamaakster voor radio en tv. Bovenstaande toespraak hield zij tijdens de eucharistieviering in de Dominicusgemeente te Amsterdam op 29 augustus 2010.
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.