Over kerk en staat
Bijdrage van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken aan het rondetafelgesprek d.d. 15 september 2011 in de Tweede Kamer over de scheiding van kerk en staat en de grondrechten
1. Het is al eeuwen lang onrustig als het gaat om de verhouding tussen kerk en staat. Dat zal het ook wel blijven. Het is een groot thema. Dat lossen we nooit helemaal op. We moeten er hooguit voor waken het thema af te schaffen. De interactie tussen kerk en staat is een spel. We spelen het misschien nooit helemaal goed, maar we moeten het spel daarom niet opheffen. Met grote woorden lossen we het probleem niet op en met radicale oplossingen spelen we het spel niet goed. Wie niet enige kennis en begrip heeft van de geschiedenis van dit thema, moet zich er maar niet aan wagen. De kans is groot dat dit leidt tot veel geschreeuw en weinig wol. De meeste dingen zijn organisch ontstaan. Wie vandaag het mes wil zetten in een organisch weefsel maakt de dingen kapot. Van politici mag de wijsheid worden verwacht dat niet te doen.
2. Het is onvermijdelijk dat er soms een serieus probleem is rond een religieuze instelling of vereniging. Het is verleidelijk om vanwege een bijzonder geval naar algemene maatregelen te grijpen. Is er een probleem op een school met religieuze grondslag, dan is er de neiging om in één keer generieke maatregel te treffen die het bijzonder onderwijs is zijn geheel aangaat. Dat is zeer ongewenst. Individuele gevallen moeten individueel beoordeeld worden. Er zal zeer terughoudend omgegaan moeten worden met algemene maatregelen.
3. Er is een scheiding tussen kerk en staat. Dat is het eerste grote woord, dat van belang is, zowel voor de staat als voor de kerk.
- Een wijze staat erkent die scheiding. Een wijze staat erkent dat er zoiets als een kerk is, die leeft vanuit een eigen gezag. Die niet onderworpen is aan staatsgezag. De staat stelt de kerkorde niet op. Dat mag de kerk ook nooit accepteren. In de kerk komt het gezag uiteindelijk van God, van de bijbel, van Christus. Gelovigen luisteren naar de stem van God. Dat is hun vrijheid. Die vrijheid komt in gevaar wanneer de staat het voor het zeggen wil krijgen in de kerk. Die vrijheid komt ook in gevaar wanneer de staat het aan gelovigen verbiedt om te leven vanuit hun geloof. Om hun geloof handen en voeten te geven, ook buiten de kerk. Een kerk is namelijk niet een privéclubje dat ergens achter gesloten deuren samenkomt. Een kerk is een openbaar lichaam, en kerkmensen leven met hun geloof in de maatschappij.
- Een wijze kerk erkent de staat. De staat valt niet onder het gezag van een burgerlijke instantie. Ook niet onder het gezag van de kerk. Wel geloven we in de kerk dat de staat gebruikt wordt door God. Daarom is de kerk ook dankbaar dat er een staat is. Dat geeft ook de motivatie om loyaal burger te zijn en met de staat mee te werken tot heil en welzijn van allen. Maar heersen over de staat is er niet bij. We willen ook helemaal niet dat de staat partij trekt voor de kerk, een kerk of een religie. De staat behandelt haar burgers gelijk en dat is genoeg.
3. Wij leven in een democratische rechtsstaat. Als kerk ondersteunen we dat van harte. Concreet betekent dit dat de regering steunt op een meerderheid. Dat is nog wat anders dan dat een regering slechts uitvoering geeft aan de wil van de meerderheid. Juist in een rechtstaat zal een regering recht doen aan minderheden. Het recht beschermt bij uitstek de minderheden. Ook religieuze minderheden. Zo niet, dan ontstaat de dictatuur van de meerderheid. Het gevolg is dat minderheden zich terugtrekken, afhaken, de kans niet krijgen hun bijdrage te geven aan de maatschappij. Helaas constateren we tendensen in die richting. Godsdienst wordt beschouwd als een privéaangelegenheid achter de voordeur. Zodra hij zich meldt op de straat, in het publieke domein, ontstaat er argwaan. Minderheden moeten hun praktijken aanpassen aan de smaak en opvatting van de meerderheid. Dat is niet ongevaarlijk. Deugden als tolerantie en ruimdenkendheid, die de Nederlandse samenleving kenmerken, kunnen verloren gaan. En er wordt gediscrimineerd tussen seculiere opvattingen die wel de ruimte krijgen en religieuze opvattingen die dat niet krijgen.
4. Veel gelovigen zijn gemotiveerd om een bijdrage te geven aan de samenleving. De overheid kan alleen maar positief staan ten opzichte van een dergelijke bijdrage. Zeker bij een terugtrekkende overheid is dit belangrijk. Dan moeten gelovigen er ook op kunnen rekenen dat hen geen onnodige obstakels in de weg gelegd worden, dit te doen. Die obstakels zijn er soms wel. Bijvoorbeeld, wanneer de overheid allerlei voorwaarden stelt aan organisaties op religieuze grondslag. In naam van de scheiding tussen kerk en staat worden dan religieuze instellingen gedwongen zich aan te passen aan een meerderheidsmoraliteit en wordt het hen onmogelijk gemaakt zich te organiseren op grond van eigen principes.
5. Wij begrijpen heel goed dat recht ook grenzen trekt. Dat in de Nederlandse samenleving sommigen dingen niet ‘horen’. Vrijheid is nooit onbegrensd. Er is een impliciete en expliciete moraliteit in de samenleving, waar niemand zich zomaar aan kan onttrekken. Die moraliteit staat niet in één keer vast, is flexibel, is organisch gegroeid. Dat laat onverlet dat er grenzen zijn. Ook een open samenleving heeft grenzen nodig. Dat kan soms spanningen opleveren. Het ene recht kan zich dan op gespannen voet met het andere verhouden. Daar is niets aan te doen. Er is wijsheid voor nodig hiermee om te gaan. Aan de ene kant zullen minderheden, ook religieuze minderheden, zich op een realistische manier moeten verstaan met het karakter van de Nederlandse samenleving, ook in haar expliciete en impliciete moraliteit. Dat vraag soms om aanpassing, flexibiliteit en relativering. Aan de andere kant is terughoudendheid gewenst, om minderheden te dwingen zich in het gareel van deze moraliteit te begeven. Vooral wanneer daarmee gewetensdwang wordt uitgeoefend. Besturen is altijd een kwestie van wijsheid en fijngevoeligheid. Wij zijn beducht voor populistisch taalgebruik, waarin onder het mom van ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ de botte bijl gehanteerd wordt. Laten we het spel blijven spelen en niet één speler buitenspel zetten.
6. Kerken hebben vanuit hun overtuiging een mening over wat er gebeurt in ons land. Zo zullen zij ook geëigende wegen zoeken een overheid aanspreken op haar verantwoordelijkheid. De kerk heeft daarin van ouds vooral oog voor zwakken en mensen in de marge. Kritiek veronderstelt betrokkenheid. Wij stellen het op prijs wanneer er van de kant van de overheid een open oor is om naar kritische stemmen te luisteren, ook van de kant van de kerken. Vanouds is die openheid er vaak geweest en wij hopen dat deze er zal blijven. Een neutrale overheid is een overheid die niet partijdig is. Neutraliteit gaat echter uitstekend samen met openheid voor wat er vanuit de samenleving naar voren wordt gebracht. Kerken pretenderen geen belangenorganisatie te zijn, maar vanuit hun roeping oog te hebben voor het heil en het welzijn van allen. Alleen al om die reden mogen wij hopen op een overheid die zelfstandigheid paart aan receptiviteit.
7. Wij zijn dankbaar voor alle goede banden die er zijn tussen overheid en kerken. Wij erkennen de faciliterende rol van de overheid ook waar het gaat om de inbreng van kerken in onze samenleving. Wij hebben geleerd elkaars zelfstandigheid te respecteren en van daaruit elkaar de ruimte te geven. Wij spreken de wens uit: wordt vervolgd.
15 september 2011
Namens het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO)
Dr. A.J. Plaisier (lid moderamen)
Drs. W. Deetman (voorzitter)
Mr. R. Steenvoorde (secretaris)
Drs. J. Bakker (lid moderamen)
Dr. T.J. van der Ploeg (lid moderamen)
R. Vis (lid moderamen)
Drs. E. van der Voorden (lid moderamen)
Dr. J. P. de Vries (lid moderamen)
Het CIO is een samenwerkingsverband van 30 kerkgenootschappen en behartigt hun gemeenschappelijke belangen bij de rijksoverheid.
Open brief van de Raad van Keken
Aan de fracties, vertegenwoordigd in de Eerste en de Tweede Kamer
Met deze brief willen we als Raad van Kerken in Nederland een bijdrage leveren aan het rondetafelgesprek over de scheiding van kerk en staat en de grondrechten. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft hiervoor een bijeenkomst gepland op donderdag 15 september a.s. Het betreft een thema waar we als koepelorganisatie van 17 kerken en kerkelijke organisaties, die zo’n zes miljoen christenen vertegenwoordigen, structureel mee te maken hebben. Wellicht kan de inhoud van dit schrijven helpen uw eigen mening verder in te kleuren. De beraadgroep Samenlevingsvragen, een groep van deskundigen uit de wereld van kerk, universiteit en samenleving, heeft ons geholpen om de gedachten op rij te zetten.
We zouden willen pleiten voor een volwassen relatie tussen overheid en religie, waarbij kerk en religie als een onmisbaar onderdeel wordt gezien van de democratie en waarbij de democratische afspraken over en weer van staat en religie vragen om
een open, nieuwsgierige houding (1),
dienstbaarheid aan het algemeen welzijn (2),
welwillende omgang met elkaar(3)
respectvolle bejegening van mensen met een andere levensovertuiging (4).
We willen dat graag toelichten.
Nieuwsgierig
De verhoudingen tussen godsdienstige genootschappen en overheid zijn voortdurend in beweging, hoewel ze een stevige, grondwettelijke basis kennen. Die veranderingen komen soms aan de oppervlakte in de vorm van incidenten, over zondagsrust, over rechten en plichten van religieus onderwijs bij het bewaren van hun eigen identiteit, over subsidiering van sociaal werk in christelijk of islamitisch geïnspireerde organisaties, over de positie en hoofdbedekking van vrouwen in de islam en over ritueel slachten. Er lijkt in de samenleving - in politieke en religieuze kringen - een neiging te bestaan om bij dergelijke situaties haastig en emotioneel te reageren. Maar hoe begrijpelijk ook, vluchtige (voor)oordelen zijn hier niet gewenst.
De in 2002 door het toenmalige Kamerlid Ab Harrewijn geconstateerde ’onbeholpenheid’ van de politiek in de omgang met godsdienst is sindsdien niet afgenomen. Tegelijk mag de vraag gesteld worden of die onbeholpenheid misschien van twee kanten komt. Beleidsontwikkeling op het gebied van kerk en staat vraagt van gelovigen de bereidheid om duidelijk te maken wat hun overtuiging voor hun identiteit als burger betekent, omgekeerd vraagt het van ongelovigen de bereidheid tot respect en inleving in de (maatschappelijke) betekenis van een religieuze overtuiging. Het vraagt van alle betrokkenen veel nieuwsgierigheid en bereidheid te leren en belangstelling te tonen voor de geschiedenis en de actualiteit van politiek beleid en godsdienst in hun onderlinge relatie.
Dat leerproces heeft te maken met een persoonlijke instelling; het vraagt daarnaast om facilitering. Dit is dan ook een reden voor ons om ook hier te pleiten voor ruimte voor levensbeschouwingen in de media, zodat er sprake kan zijn van informatievoorziening die niet bij voorbaat door commerciële belangen is gekleurd of ingekaderd en die zich ten doel stelt levensbeschouwing transparant te doen zijn in het geheel van de samenleving.
In de Nederlandse situatie is er in de afgelopen jaren sprake geweest van veel onderzoek, kennis- en opinievorming over de verhouding van kerk en staat. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid publiceerde een baanbrekend onderzoek, Religie in het publieke domein (2006). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaf in Tweeluik religie en publiek domein (2009) ‘handvatten’ voor de praktijk en er verscheen een lange reeks boeken en artikelen rond het thema. Ook de kerken lieten zich daarbij niet onbetuigd, blijkens o.a. de studie van de Protestantse Kerk in Nederland De kerk en de democratische rechtsstaat; een positiebepaling (2009) en recent nog een publicatie vanuit de Raad over de positie van religie bij publieke herdenkingen in het Tijdschrift ‘Religie, Recht en Beleid’ (2011).Voor wie zich - als politicus of kerkleider - wil oriënteren op een goede balans tussen religie en overheid zijn relevante bronnen aanwezig.
Dienstbaar
De situatie in Nederland is in de achterliggende decennia veranderd. De secularisatie heeft een indringende herschikking gegeven van organisaties en invloeden. Christelijke kerken hebben hun verbondenheid met de beslissende instanties in de samenleving moeten loslaten; een ontwikkeling waar sommigen aan moeten wennen, tegelijk een ontwikkeling waardoor de kerken nadrukkelijker bij hun roeping zijn bepaald zich dienstbaar op te stellen in de samenleving.
Van verschillende kanten, zoals door oud-WRR-voorzitter Wim van de Donk, krijgen kerken de suggestie aangereikt om tevreden te zijn met die toegespitste rol. Dienstbaarheid lijkt inderdaad een vruchtbare uitgangspositie voor de kerken in deze tijd. Het doet recht aan het besef één onder meer organisaties te zijn en het past bij de essenties van waar het christelijk geloof voor wil staan.
De kerken geven op diverse wijze invulling aan deze dienende verantwoordelijkheid. Ze dragen bij aan de ontwikkeling van een humane beschaving en zijn betrokken bij de bevordering van vrede en recht. Er is opvallend veel belangeloze inzet voor vrede, welzijn en gezondheid in allerlei vormen van professioneel en vrijwillig werk. Recent Europees onderzoek naar de invloed van Faith Based Organisations op sociaal maatschappelijk terrein (zie bijvoorbeeld de Nederlandse deelonderzoeken van het Verwey Jonker Instituut) bevestigt wat ook uit eerdere bronnen (zoals het Sociaal Cultureel Planbureau) bekend was: religieuze overtuiging motiveert tot maatschappelijke inzet. Kerken dragen bij aan het sociale kapitaal van de samenleving (aldus Kaski). Ook de Oecumenische Beweging heeft aan dat aspect van godsdienstig leven het nodige bijgedragen.
Kerken en andere religieuze organisaties zijn vanouds gewend om - via eigen onderzoek, publicaties en inzet van eigen infrastructuur - deel te nemen aan maatschappelijke discussies. De visies in de kerken kunnen en mogen verschillen, de wenselijkheid om een positieve bijdrage te leveren aan de samenleving en aan humaniteit is onder de diverse christelijke stromingen onomstreden. De sociale leer van de rooms-katholieke kerk en het oecumenische sociale denken aan protestantse zijde zijn hier voorbeelden van. Kerken beschikken ook over een schat aan cultureel kapitaal, in de vorm van allerlei erfgoed en monumenten, van kunstvoorwerpen, muziekstukken en rituelen. Deze worden door velen, kerkelijk betrokken of niet, gewaardeerd en gekoesterd.
Welwillend
Godsdienst is niet alleen een privéaangelegenheid. Geen enkele gelovige, tot welke godsdienst of levensovertuiging hij of zij ook behoort, zal erin slagen zijn of haar religieuze overtuiging in eigen huis of hoofd op te sluiten. Voor de Raad van Kerken is het duidelijk dat godsdienstige uitingen en overtuigingen zichtbaar mogen en zullen blijven in het publieke domein. Het publieke domein is immers niet het monopolie van de staat of de exclusieve verantwoordelijkheid van de staat. In het publieke domein treffen overheden, kerkelijke en maatschappelijke organisaties en individuen elkaar. De staat heeft recht op de inbreng van individuele burgers en van de burgers in hun georganiseerde verband. Hier kiest de Raad voor realiteitszin en ruimte. We vragen om erkenning van de religieuze dimensie die aanwezig is bij vele burgers en die daarmee tegelijk een relevante rol speelt in het publieke domein. Als we dat erkennen is er een basis om daar waar gewenst de religieuze dimensie een gepaste, dienende rol te geven, of het nu gaat om nationale herdenkingen, om educatie binnen de contouren van de democratie of om het respecteren van de ruimte die religies vragen om hun geloof te vieren.
De socioloog Anton van Harskamp pleitte al eens voor welwillende neutraliteit, Van de Donk voert een pleidooi voor een ontspannen omgangsregeling. Als kerken en religieuze organisaties hun rol als inspirator en motivator blijven spelen, zouden ze erop mogen rekenen dat ook van de kant van overheden en politiek welwillendheid en neutraliteit de boventoon voeren. Kerken zijn op hun plaats in de civil society (Frits de Lange), religieuze organisaties kunnen, in al hun diversiteit, aan hun best practices laten zien hoe het algemeen welzijn haar aan het hart ligt (James Kennedy). In de langzaam groeiende praktijk van het invullen en werken met de Wet maatschappelijke ondersteuning kan die ‘ontspannen omgangsregeling’ ook op lokaal niveau zichtbaar worden.
Respectvol
De Nederlandse samenleving is een samenleving waarin minderheden in wisselende coalities tot conclusies moeten komen. Het lukt de verschillende religies die in Nederland aanwezig zijn in toenemende mate om samen een bijdrage te leveren aan de democratie. We willen hier wijzen op onder meer de initiatiefgroep ‘In Vrijheid Verbonden’ en op het ‘Caïro-overleg’, waaraan de Raad van Kerken meewerkt. Tegelijk stellen we vast dat mensen religieus en a-religieus het in toenemende mate moeilijk vinden om hun houding te bepalen inzake levensbeschouwelijke vragen door de gegroeide complexiteit van onze samenleving, Reden voor ons om te pleiten voor ruimte, zodat de levensbeschouwingen zich democratisch kunnen laten zien.
We pleiten daarbij voor een goede onderlinge verstandhouding en een goede toonzetting van het gesprek op die momenten dat geestelijken, politici en burgers in het algemeen naar buiten treden. De Raad van Kerken is niet blij met de verruwing van taalgebruik en omgangsvormen die zich inmiddels niet slechts bij uitzondering tot in de maatschappelijke debatten in vergaderruimten van onze volksvertegenwoordiging heeft verspreid. De Raad van Kerken doet een beroep op respect, fatsoen en wellevendheid. We vinden het belangrijk mensen met een andere godsdienst dan de onze respectvol te bejegenen en ruimte te bieden,zodat ze hun overtuiging op voor hen zinvolle wijze invulling kunnen geven, we laten ons daarover door hen ook graag informeren; waarbij wij hen niet op een discriminerende manier wensen te stigmatiseren, noch persoonlijk, noch in het publieke domein, terwijl we in zaken van gemeenschappelijk belang met moslims, joden en mensen met een andere levensovertuiging verlangen samen te werken.
Dat wil overigens niet zeggen, dat wij vanuit onze godsdienst kleinzerig zouden kunnen zijn. In de moderne samenleving mogen er kritische vragen klinken, ook wat religie en kerken betreft. We zijn bereid om steeds weer te zoeken naar woorden en begrippen die niet alleen in eigen kring gemeengoed zijn, maar die ook door buitenstaanders moeten kunnen worden getoetst. En waar we zelf onverdedigbare keuzes maken of woorden kiezen die andere groepen in een karikatuur positioneren zijn we van harte bereid en nodigen we anderen uit om dat te verwoorden ten einde onze houding te kunnen aanpassen.
Samenvatting
De Raad van Kerken is blij met de groeiende aandacht voor en reflectie op oude en nieuwe vragen rond de verhoudingen tussen kerk en staat. We vragen de overheid om religie een passende plek te geven in het publieke domein en daar waar maatschappelijk zinvol deze rol te respecteren en te faciliteren.
De Raad wil zich zelf blijven inzetten voor een eigen rol van kerken en religieuze organisaties in de civil society en maakt dankbaar gebruik van de ruimte die de democratische rechtsstaat biedt.
Hoogachtend en u inspiratie wensend bij uw eigen bezinning,
drs. Henk van Hout, voorzitter
drs. ing. Klaas van der Kamp, algemeen secretaris
Bovenstaande Open brief schreef de Raad van Kerken als bijdrage aan het rondetafelgesprek van de vaste commissie van de Tweede Kamer over de scheiding van kerk en staat en de grondrechten op 13 september 2011.
Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.