De gemeenschap weet het beter  
Home > Thema's > Samenleving > Politieke partijen > De gemeenschap weet het beter
Dr. Erik Borgman
6/12/06

De gemeenschap weet het beter

Katholieke sociale leer helpt politici

Het was een van de schaarse momenten waarop religie een rol van betekenis had kunnen spelen in de verkiezingscampagne. Wouter Bos verweet het CDA veronachtzaming van de katholieke sociale leer. Maar Jan Peter Balkenende reageerde met een obligaat ‘nietes!’; en zo ging wat een stevige inhoudelijke discussie had kunnen opleveren, uit als een nachtkaars. Bos had gelijk. Een CDA dat zich werkelijk zou laten gezeggen door de katholieke sociale leer zou een andere politieke koers varen dan de huidige. Voor de PvdA geldt echter hetzelfde en dat zag Bos over het hoofd. Zelfkritiek aan beide zijden zou wellicht de brug kunnen slaan die wij nu zo node missen.

Overtuigend perspectief

Onderzoekers suggereren dat er een tweestrijd gaande is in de ziel van de Nederlandse kiezers. Zij willen vrijheid en zien de noodzaak van ingrijpende veranderingen in de samenleving, maar zij hebben genoeg van het onherbergzame maatschappelijke klimaat dat de laatste jaren het onvermijdelijk gevolg was van die beide wensen. Zowel het succes van de ‘ik ben trots op Nederland’-campagne van het CDA als de megawinst van de SP hangen hiermee samen. De kiezers willen bescherming, sturing, samenhang. Juist daarin faalde de PvdA van Bos en Ruttes VVD. Zij slaagden er niet in om de kiezers behalve een reeks maatregelen een overtuigend perspectief voor te houden.

De katholieke sociale leer had politici op zoek naar perspectief een helpende hand kunnen bieden. Deze leer zoekt het sociale heil niet in aanpassing aan de eisen van de mondialiserende markt, in lijn met de liberale koers van het vertrekkende kabinet. Noch zoekt hij de oplossing van de maatschappelijke problemen op sociaal-democratische wijze in meer overheidsmaatregelen. Ook concentreert hij zich niet op moraliserende en motiverende retoriek. De katholieke sociale leer heeft een ander uitgangspunt dan in de huidige liberale tijdgeest gebruikelijk is. Vertrekpunt is niet de menselijke autonomie en  individualiteit, maar de menselijke gerichtheid op gemeenschap. Mensen behoren tot een gemeenschap voordat zij individuen zijn en het is deze gemeenschap die hen tot individuen maakt. Mensen zijn kwetsbaar en daarom blijven zij ook in hun autonomie afhankelijk van de gemeenschap. De verantwoordelijkheid voor elkaar die dit met zich meebrengt, krijgt in de menselijke geschiedenis steeds weer vorm. Zeker, er is verwaarlozing en uitsluiting, geweld en onderdrukking, maar op  cruciale momenten geven mensen elkaar ook de zorg die zij nodig hebben. Zij scheppen en belichamen verbanden die zorg mogelijk maken voor kinderen en ouderen, zieken en armen, uitgerangeerden en nieuwkomers. Er is mantelzorg en professionele zorg. Ouders helpen elkaar hun kinderen op te vangen. Talrijke vrijwilligers geven vluchtelingen taallessen, gaan met hen naar de dokter of helpen bij het invullen van formulieren.

Subsidiariteit

Waar deze dingen gebeuren, vindt de waarachtige opbouw van de samenleving plaats, zo stelt het centrale leerstuk van de katholieke sociale leer, het zogenoemde ‘subsidiariteitsbeginsel’. En daar, op die concrete plaatsen waar mensen zorgen voor elkaar, daar behoort de waarachtige opbouw van de samenleving ook plaats te vinden, aldus ditzelfde beginsel. Door allerlei ontwikkelingen staat de samenleving steeds weer onder druk. Individuen en groepen worden uit elkaar gedreven en komen tegenover elkaar te staan. Dankzij hun sociale gerichtheid nemen mensen die druk tegelijkertijd ook waar en geven zij opnieuw aanzetten om de samenleving concreet, op de plaats waar zij leven, weer op te bouwen. Volgens het subsidiariteitsbeginsel kun je problemen het beste zien en oplossen op de plaatsen waar ze zich concreet voordoen. Het is de eerste taak van de overheid dergelijke locale activiteiten op te merken en te beschermen, te bevorderen en te verbinden. Als het niet anders kan, moet de overheid zelf dergelijke activiteiten ondernemen, maar dan moet zij actief uit zijn op maatschappelijke verankering. Dus geen integratie door inburgeringscursussen volgens een verplicht overheidsconcept, maar integratie door de gerichtheid van allochtonen en autochtonen op goed samenleven met elkaar te verbinden en te confronteren.

Het subsidiariteitsbeginsel staat haaks op de heersende manier van politiek bedrijven. In de heersende politieke discussie worden mensen allereerst beschouwd als zelfstandige individuen. Zij gaan, zo is de gedachte, pas in tweede instantie en met het oog op hun eigen voordeel een sociaal verband aan. Op een dergelijk beeld van de samenleving hadden ooit de liberalen het patent, maar inmiddels zijn in dit opzicht alle grote partijen in Nederland liberaal geworden: het geïsoleerde individu is het begin- en eindpunt van de politiek. Geen enkele partij gaat uit van de zelfregulerende kracht van de samenleving, noch is er een partij die tracht de altijd-al bestaande burgerlijke betrokkenheid bij de maatschappelijke problemen en haar oplossingen te stimuleren en te vergroten. Dat zou in de lijn liggen van de katholieke sociale leer.

Consumenten

De heersende liberale visie op politiek heeft twee belangrijke negatieve consequenties. Ten eerste maakt zij burgers tot consumenten van politieke programma’s. Politiek verwordt tot marketing van een partijstandpunt. Dit maakte de debatten in de afgelopen campagne ondanks al hun heftigheid voorspelbaar en doods. Vrijwel nooit had ik het gevoel dat politici probeerden de belangrijkste  maatschappelijke kwesties te bespreken. In plaats daarvan werden bedachte oplossingen verkocht. Ik wilde stemmen op de partij die voor mij op overtuigende manier de centrale kwesties aan de orde weet te stellen, zodat wij als samenleving vruchtbaar naar een oplossing kunnen gaan zoeken. Geen partij heeft zich de afgelopen weken zo geprofileerd.

Blijkbaar hebben partijen weinig vertrouwen in het oplossend vermogen van de samenleving zelf. Dat hangt samen met de tweede consequentie van de heersende liberale visie op politiek. Zij maakt politici en bestuurders principieel wantrouwend ten opzichte van burgers. Als het uitgangspunt is dat burgers op basis van eigenbelang handelen en uit zichzelf geen oog hebben voor het belang van anderen of voor het gemeenschappelijke belang, dan moeten bestuurders wel voor dit laatste opkomen. Gevolg is dat wanneer burgers hun  verantwoordelijkheid nemen in een bepaalde kwestie of op eigen kracht met oplossingen komen, dit niet gezien wordt als onderdeel van de voortgaande dynamiek van de samenleving. Of burgers nu opkomen voor behoud van hun loon, voor meer veiligheid op straat of voor een generaal pardon voor uitgeprocedeerde asielzoekers, politici en bestuurders zien hun acties als uitdrukking van hun  particuliere belang. Daartegenover menen zij te moeten opkomen voor het algemene belang.

Het subsidiariteitsbeginsel in de katholieke sociale leer stelt hier tegenover dat de samenleving niet alleen bron is van problemen, maar ook van oplossingen. Daarom dient er binnen die samenleving een permanent debat plaats te vinden over de richting die zij uit wil en hoe dit te realiseren. Het parlement is een belangrijk podium voor dit debat. Politieke partijen zijn er instrumenten voor. Zij geven stem aan een visie die in de samenleving ontstaat en proberen deze stem in het parlement te representeren. Zo zouden deze visies ook hun weerslag kunnen krijgen op de wijze waarop het land geregeerd wordt, al is volgens het subsidiariteitsbeginsel de focus van de politiek niet de regering. De focus is de samenleving. Regeringsbeleid dient erop gericht te zijn de samenleving te helpen zichzelf op een goede manier vorm te geven.

Niet conservatief

Maar is denken in termen van het subsidiariteitsbeginsel nog wel realistisch? Vanaf de jaren zestig verwijt men de katholieke sociale leer uit te gaan van een organische en stabiele samenleving. Een dergelijke samenleving bestaat niet meer en voor zover ze nog bestaat, diende ze te worden afgebroken, omdat zij mensen verhinderde hun vleugels uit te slaan. Echo’s van deze overtuiging hoorden we recent in Femke Halsema’s pleidooi voor ‘vrijzinnigheid’.

Het beroep dat men in CDA-kringen langere tijd deed op ‘het maatschappelijk middenveld’ was inderdaad vaak conservatief. Maar niet alleen de standsorganisaties en de besturen van bijzondere scholen, maar ook sportclubs, de milieubeweging en het Vluchtelingenwerk horen tot wat men tegenwoordig liever de civil society noemt. In dit soort organisaties drukken Nederlanders hun verlangen uit actief mee te bouwen aan de samenleving. Zij leren er wat het betekent en wat het vraagt om actief bij de samenleving betrokken te zijn. Naar liberale visie verenigen burgers zich in dergelijke organisaties op basis van een toevallige persoonlijke interesse en een gevoeld gedeeld belang. Volgens de visie die op het moment in het CDA toonaangevend is, zijn het organisaties van burgers die lof verdienen, maar die los staan en los moeten staan van de overheid – de hedendaagse vertaling van Abraham Kuypers ‘soevereiniteit in eigen kring’. Gezien vanuit een sociaaldemocratische visie vervullen deze organisaties plaatsvervangend een functie die eigenlijk door de overheid zou moeten worden vervuld. Volgens de katholieke sociale leer echter realiseert zich in deze organisaties, en in tal van anderen, de samenleving. Andersom is de samenleving niet ergens anders dan in dat wat zich in dergelijke organisaties, in buurten en op scholen, in bedrijven en in instellingen realiseert - aan gemeenschap en samenhang, aan zorg en verbondenheid, aan bevrijding van individuen en groepen uit afhankelijkheid tot vrijheid en autonomie. Het subsidiariteitsbeginsel zegt dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van wat op deze plaatsen plaatsvindt. Zij moet dat ondersteunen en bevorderen, en het waar nodig bijsturen en corrigeren.

Democratie

De heersende visie op democratie is smal: democratie is het systeem volgens welke wij onze regering kiezen. Het subsidiariteitsbeginsel heeft een brede visie op democratie voor ogen, een visie op een democratische samenleving. Democratisch is een samenleving waarin burgers zelf de samenleving besturen. Door ideeën en visioenen te ontwikkelen.  Door verantwoordelijkheid te nemen voor het praktisch vormgeving van die ideeën en visioenen. Door die vormgevingen met elkaar te confronteren en af te stemmen en door met argumenten over de relatieve waarde van ideeën en visioenen te discussiëren.

Een dergelijke brede visie op democratie sluit aan bij centrale elementen zowel binnen de christen-democratie als  binnen de sociaal-democratie. Zij herinnert beide politieke tradities tegelijkertijd aan vergeten aspecten, die juist van belang zijn in een situatie waarin wij de politiek opnieuw moeten uitvinden. Dat we ons in een dergelijke situatie bevinden, werd vier jaar geleden zichtbaar door de opkomst van Pim Fortuyn. De uitslag van de verkiezingen maakt duidelijk dat wij deze situatie nog geenszins achter ons hebben.

Erik Borgman

Bovenstaand artikel is tevens verschenen in VolZin van 1 december 2006 (www.opiniebladvolzin.nl).


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Politieke partijen" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol