6/1/10
Hun wijsheid bestond vooral uit hun moed.
Hoe wijs waren die wijzen die naar Bethlehem gingen eigenlijk? Niet zo. Hun eerbewijs aan de pasgeboren Jezus in de stal doet toch denken aan het Nobelprijscomité dat Barack Obama al beloonde voordat die goed en wel in het Witte Huis het haakje voor zijn presidentiële jas had gevonden. Was dat wijs? Eerder een tikje voorbarig, zou je denken.
Heten die wijzen dan wijs omdat ze uit het Oosten kwamen? Maar uit het Oosten komen ook Djenghis Khan en Mao en Pol Pot en de sharia en kinderarbeid. Zelf hebben wij in het Westen, ook in ons eigen taalgebied, een wijsheidstraditie van mystici die met gemak de vergelijking met oosterse lotuszitters kunnen doorstaan. Weinigen beseffen dat. Ook niet wijs, trouwens.
We mogen ervan uitgaan dat de botten van die wijzen kletterden op hun kamelen. Ze waren oud. En geleerd. In hun lange leven hadden die wijzen wetenschappelijke kennis opgedaan, zoals hoe je met een empirische zekerheid van vijftig procent uit de ingewanden van vogels zon of regen voorspelt. In die tijd werd je dan al gauw tot wijze bevorderd.
In de Bijbel verontschuldigt de jonge Elihu zich tegenover de andere vrienden van Job: ’Ik ben jong en jullie zijn oud…ik dacht: laat de ouderdom spreken, de jaren hun wijsheid verkondigen’. Niettemin begint hij aan een betoog dat zo langdradig is dat God er met donder en bliksem een eind aan moet maken. Die jonge Elihu kan onwijs kletsen. Maar opmerkelijk genoeg staan ook de vergrijsde makkers van Job als dummies te kijk.
Hoeveel oude mensen kent u eigenlijk die wijs zijn? Je kunt niet zestig, zeventig jaar worden zonder een heleboel kennis te vergaren: zoals diploma’s om je brood te verdienen, de gebruiksaanwijzing van de schoonfamilie, met welke ovenknoppen de kalkoen bruin wordt. Toch mopperen veel oude mensen op de wereld, praten almaar over wat ze niet meer kunnen, en begrijpen hun kinderen niet. Ik vermoed dat het komt door angst. Dan kun je niet wijs worden. Wie bang is, blijft in zijn eigen wereldje en durft geen echte aandacht op te brengen voor wat daarbuiten gebeurt. Die heeft geen oog voor wat nieuw en anders is.
Die wijzen uit het oosten – die op dat moment nog niet wijs waren maar op weg het te worden – waren echter niet bang. Ze waren moedig. Dat stelde hen in staat om met aandacht te leven, zodat ze in de zee van sterren aan de hemel dat ene nieuwe lichtje opmerkten. Vervolgens hadden ze de moed om op zoek te gaan naar het kerstkind. Ze verlieten hun paleis met ’de zijden meisjes die sorbetjes serveren’, zegt T.S. Eliot in zijn gedicht The Journey of the Magi. Hij kan het weten, want dichters weten alles.
De wijzen die nog niet wijs waren begonnen aan een reis die door degenen die veilig thuis bleven als dwaas werd beschouwd. Na een lange tocht door vijandige steden met vloekende kameeldrijvers, the ways deep and the weather sharp waarbij ze met weemoed aan de zijden meisjes dan wel hun sorbetjes terugdachten, klopten ze bij koning Herodes aan. Dat was niet wijs, beste wijzen. Herodes vreest onmiddellijk er een rivaal bij te krijgen. Want het kerstkind is een omlaag gevallen koning. Dat voorspelt voor heersers weinig goeds.
Eindelijk komen ze dan toch in Bethlehem aan. Ze huldigen à la het Nobelprijscomité het kerstkind dat, hoe kan het anders, op stro ligt in een stal, compleet met os en ezel. Zijn goddelijkheid hangt aan een haakje.
Moed en aandacht is de weg naar wijsheid. Vanaf nu zijn die wijzen echt wijs. Hebben zij, zo vragen zij zich volgens Eliot later af, in Bethlehem nu een geboorte of een dood gezien? Een geboorte, dat zeker. Maar tegelijk hun eigen sterven.
Langs ’een andere weg’ gaan ze terug naar huis. Hoewel? De dingen waar de thuisblijvers warm voor lopen zijn ineens voor hen als stro. Na een week sturen ze de zijden meisjes weg, balkend van al die sorbetjes. Zelfs de ontdekking van een collega die de weersvoorspelling spectaculair weet te verbeteren door naast ingewanden ook wolken te bekijken, horen ze gelaten als ossen aan.
Thuis is vreemd geworden en het vreemde thuis. Want kennis is macht, maar wijsheid is vrijheid. De hemel is voor de wijzen voortaan niet alleen maar een object van studie, iets om naar je toe te halen, te begrijpen en te beheersen. Er heeft een radicale verandering plaatsgevonden. Niet zij kijken naar de hemel; het wijde, ongrijpbare uitspansel ziet hén. De sterren huiveren, de planeten zingen, de wolken sneeuwen vrede. De hemel is hun thuis geworden.
Aan het haakje van de maansikkel bengelt hun oude, overzichtelijke bestaantje.
Jean-Jacques Suurmond
Dr. Jean-Jacques Suurmond is psychotherapeut, predikant en columnist van Trouw. In dit dagblad (www.trouw.nl) schreef hij op dinsdag 22 december 2009 bovenstaande in zijn wekelijkse column. Zie ook www.jean-jacquessuurmond.nl
Reacties
Hardnekkig blijft men van 'drie wijzen uit het Oosten' spreken. Inderdaad, Joost Tilbosch, de joodse Matteüs zet ons op een ander spoor, van Abraham, die niet Isaäk en Ismaël, maar wel zijn overige zes (!) zonen naar het Oosten zendt, mét geschenken (Genesis 25,5v): de (voorlopige) scheiding tussen Israël/Ismaël en de volkerenwereld (gojjiem). Dát nu verandert met Jezus' geboorte. De 'heidenen' keren terug uit het Oosten, hebben de sterren leren lezen en komen dankzij de Schriften (Micha) waar zij wezen moeten, in Betlehem (in een huis, Matteüs weet niets van een stal). Hun geschenken hebben ze keurig bewaard, om die aan 'de koning der Joden' aan te bieden! Theologisch gezegd: de volkeren doen weer mee. Ze komen via Jeruzalem, ze gaan langs een andere weg terug. Dat lijkt mij de zin van deze diepzinnige en veelzeggende misdrasj van Matteüs, de meest joodse evangelist van alle. Ik schreef hierover uitvoeriger in 'Al deze woorden', Den Haag 1991, 37-40 en 41-44.
Niek Schuman - Duivendrecht
Ondanks fraaie bespiegelingen rond het verhaal blijft het jammer dat we het oorspronkelijke verhaal van de magiërs (Mt 2,1-13), als niet-joden, niet goed meer kunnen begrijpen. Op de hun gebruikelijke manier maken joodse christenen lang na de dood van Jezus een oud joods verhaal actueel en geven ermee de betekenis van Jezus aan. De niet joodse Bileam zegent het joodse volk bij de intocht in Kanaän: "Uit Jakob zal een ster opgaan en uit Israel een scepter oprijzen.. het land van de vijand verovert hij, het land van Edom.." (Numeri 24). Deze tekst wordt op Jezus toegepast: hij is de nieuwe Jacob, het nieuwe Israel (= hij geeft de eigenlijke zin van het jodendom weer). Bovendien: Herodes was een Edomiet, door joden gehaat, hij bracht zijn eigen kinderen om(keizer Augustus: "Je kunt beter het varken(sus) van Herodes zijn dan zijn zoon [hus]"). In het joodse denken verwijst Bileam met name naar David met zijn Davidsster. Met onze recente geschiedenis krijgt dit verhaal dan een enorme diepgang.
Joost Tibosch sr - Valkenswaard
Reactie plaatsen
Reglement
- Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
- Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
- Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.