Het einde van het katholicisme zoals wij het kenden  
Home > Thema's > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > Het einde van het katholicisme zoals wij het kende

Het einde van het katholicisme zoals wij het kenden

De titel van deze korte bijdrage is een variatie op een boek van de Duitse politieke wetenschappers Claus Leggewie en Harald Welzer. Het heet: Das Ende der Welt, wie wir sie kannten en houdt zich vooral met ecologische vraagstukken bezig. De stelling van deze verontrustende studie luidt dat de wereld een grens heeft overschreden – een ecologische grens – die een terugkeer naar de ons vertrouwde wereld van weleer onmogelijk maakt. Er is geen terugkeer denkbaar naar een tijdperk waarin de ecologische bedreiging nog niet bestond.

Een vergelijkbare stelling zou ik over het katholicisme willen verdedigen. De voorbije jaren zijn er schokgolven geweest die het in zijn grondvesten heeft doen beven: de rel naar aanleiding van het Pius X Broederschap, de beangstigende dimensie van seksuele geweldpleging op kinderen (en het onvermogen van de kerk op een passende manier te reageren), de versnelde ontkerkelijking en de groeiende de-christianisering van Europa. Op het eerste zicht zou men kunnen repliceren dat deze crisis weliswaar meer dan slechts oppervlakkig is, maar dat het katholicisme in zijn geschiedenis al wel door meerdere dalen is gegaan zonder zijn religieuze substantie uiteindelijk te verliezen. Echter, mijn stelling is niet dat het katholicisme verdwijnt maar dat het einde van het katholicisme “zoals wij het kenden” nabij is, om het in een eschatologisch getinte zinsnede uit te drukken. Hoe zag dat ons bekende katholicisme er uit?

De bekende Franse religiewetenschapper Olivier Roy, hoogleraar aan het Robert Schuman Centrum in Florence, publiceerde twee jaar geleden een studie over La sainte ignorance. Le temps de la religion sans culture. Waaruit bestaat deze ‘heilige simpelheid’? Roy laat op een indrukwekkende (empirische) manier zien dat wij momenteel wereldwijd met een specifieke vorm van religie worden geconfronteerd, dus met een fenomeen dat in nagenoeg alle religies aan de orde is. Hij noemt dit fenomeen ‘zuivere religie’: “God spreekt zonder context.” Bedoeld is het feit dat overal ter wereld een indrukwekkende groei van persoonlijke en verinnerlijkte religie te constateren valt. Wat telt is het geloof als dusdanig, de eigen religieuze overtuiging, de radicale overgave. Deze vorm van religie zou men als een globale opkomst van Evangelicalisme kunnen omschrijven, met dien verstande echter dat dit in niet-christelijke religies een ‘Evangelicalisme zonder Evangelie’ betekent. Typisch voor deze vorm van religie zijn de persoonlijke bekeringen, de conversie wordt de draaispil van de hele beweging. Men bekeert zich echter niet slechts tot een geradicaliseerde persoonlijke versie van de eigen religie (zoals in het klassieke christelijke Evangelicalisme) maar met een zeker gemak ook tot andere religies. Het aantal bekeerlingen dat van religie wisselt is bijzonder groot. Olivier Roy beschrijft in zijn verhandeling uitvoerig en overtuigend hoe deze nieuwe vorm van religie een resultaat is van de globalisering. Ik kan dit hier niet verder uitwerken. Als centraal moeten wij echter de nu volgende these in overweging nemen: religie is vandaag ‘cultureel ontwortelde religie’. Zij heeft haar culturele inbedding verloren. Zij is in toenemende mate ‘gedeterritorialiseerd’ (zij is dus niet territoriaal gebonden) en heeft haar cultureel profiel ingeboet. Wie zich vandaag bekeert, hoeft de cultuur van de nieuwe religie niet te accepteren. Culturen hadden altijd een ruimtelijke index en tot ver in de vorige eeuw gold deze vaststelling ook voor religies. Zij hadden een culturele en territoriale signatuur. De globalisering heeft hier een eind aan gemaakt.

Het ons nog bekende katholicisme had ongetwijfeld een diepe Westerse signatuur. Het was verweven met bijna alle domeinen van deze cultuur. Wanneer men in Nederland over het ‘Rijke Roomse Leven’ spreekt waarvan de invloed reikt tot in het begin van de tweede helft van de vorige eeuw, is dit dus niet slechts een nostalgische constructie vanuit het heden. Sedertdien onttrekken zich bijna alle culturele en maatschappelijke processen (inclusief de politiek) aan de voogdij resp. aan de invloed van het verkerkelijkte christendom. De bindingen tussen religie en cultuur zijn in toenemende mate toevallig geworden. Hoe kunnen wij deze toevalligheid wat nauwkeuriger beschrijven? Volgens Roy bestaan er drie types van verhoudingen tussen religie en de omgevende culturen. Religies noemen de cultuur waarin zij zich bevinden profaan, seculier of heidens. Een cultuur wordt vanuit het religieuze perspectief ‘profaan’ genoemd wanneer zij als de buitenkant wordt opgevat, als dat wat er niet toe doet omdat het niet doordrongen is van het religieuze. De cultuur is dan in zekere mate onverschillig of indifferent. Een cultuur wordt vanuit het religieuze perspectief  ‘seculier’ genoemd wanneer zij als autonoom wordt beschouwd, als weliswaar voormalig religieus maar sindsdien als binnen bepaalde perken legitiem niet-religieus. De cultuur is dan interessant want haar postreligieuze uitzien herinnert nog steeds aan haar religieuze afkomst. Een cultuur wordt vanuit het religieuze perspectief echter ‘heidens’ genoemd wanneer zij als de opponent of zelfs als de vijand van de religie wordt gezien. De relatie tussen cultuur en religie is dan polemisch geworden. De zuiverheid van de religie uit zich in de afstand die zij inneemt ten opzichte van de cultuur.

Het behoeft niet veel fantasie om de situatie van het katholicisme vandaag als oppositioneel tegenover haar voormalige culturele omgevingen op te vatten. Deze oppositie heeft tegelijkertijd iets tragisch, want de global player, die het katholicisme wil zijn, dwingt het zich te confronteren met het feit dat de culturele tegenstander in de geglobaliseerde wereld nauwelijks te vatten is. De confrontatie op het niveau van de cultuur wordt bijna fictioneel en daarom verkiest men de complete moralisering van het conflict. Heidens is de cultuur omdat zij zich niet confirmeert aan de hardvochtige morele canon van het katholicisme betreffende de persoonlijke stijl van leven. Kenmerkend is bijvoorbeeld het nu volgende citaat van de bekende Duiste journalist Gustav Seibt van de Süddeutsche-Zeitung uit een korte bijdrage waarin hij de ‘eenzame paus’ voorzichtig verdedigt: “In de katholieke traditie hangt alles met alles samen, en wie bepaalde vorderingen stelt – over abortus, over het celibaat, over het gebruik van condooms, over de acceptatie van homoseksualiteit – raakt aan onverhandelbare fundamentele vragen omtrent de beschermwaardigheid van het leven, omtrent het taboe van het leven en de dood.” Twee dingen vallen in dit citaat op: de katholieke traditie bestaat blijkbaar niet zozeer uit religieuze dan wel uit morele geloofswaarheden. En deze vertonen bovendien een dusdanige onderlinge samenhang dat iedere modificatie en détail tot een vernietiging van het hele systeem aanleiding geeft. ‘Homoseksualiteit’ raakt dan blijkbaar aan het ‘taboe van het leven en de dood’ en via deze constructie liggen kerk en religie reeds onder vuur wanneer men het beleid omtrent de voorbehoedmiddelen wat wil liberaliseren.

Het hedendaagse katholicisme is in zeker opzicht terug bij het begin: de cultuur is heidens en de tegenstander daarom (uiteindelijk) ten dode opgeschreven. Zonder enige moeite zou deze zin met talrijke citaten van Johannes Paulus II en Benedictus XVI kunnen worden gestaafd. Maar bij gebrek aan een simpel te identificeren cultuur wordt alles met een morele saus toegedekt en trekt men zich terug in het harnas van de institutionele structuren. Hier voelt men zich nog enigszins veilig. Kijkend naar de ontwikkelingen in het katholicisme sinds Vaticanum II kunnen wij namelijk verrassende parallellen tussen de typologie van Roy enerzijds en de machtsverhoudingen en debatten in de kerk anderzijds vaststellen. De kerk kende in heel die periode drie groepen: de tradioneel-conservatieve vleugel, de liberaal-hervormingsgezinde vleugel en een (kleine) vleugel van traditionalistische en fundamentalistische katholieken. Ikzelf en de meeste lezers van deze bijdrage zullen zich bij de tweede vleugel rekenen of hebben gerekend. Zij voerden het debat met de conservatieve vleugel over institutionele en morele hervormingen. Deze tweede vleugel – wij dus – hebben de strijd vanuit een binnenkerkelijke invalshoek compleet verloren. Het binnenkerkelijke debat – of beter zelfs – de confrontatie vindt vandaag plaats tussen de traditionele en de traditionalistische vleugel, tussen de conservatieve en de fundamentalistische vleugel, die inmiddels het Vaticaan in de greep heeft en iedere nog zo kleine hervorming torpedeert. Voor de liberale vleugel was de cultuur in de tweede helft van de vorige eeuw op een aangename manier ‘seculier’ geworden. Voor de conservatieve vleugel was zij op een ergerlijke manier ‘profaan’ geworden. Maar voor de traditionalisten is zij slechts nog ‘heidens’. Inmiddels blijkt zelfs deze ‘heidense’ cultuur te zijn verdwenen.

Jean-Pierre Wils

Dr. Jean-Pierre Wils is hoogleraar Cultuurtheorie van de moraal, in het bijzonder in relatie tot religie aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol