Herdenking van pater Edward Schillebeeckx o.p.  
Home > Thema's > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > Herdenking van pater Edward Schillebeeckx o.p.

Herdenking van pater Edward Schillebeeckx o.p.

 

 

Geachte familie Schillebeeckx en andere broeders en zusters in de Heer,

De ontstoken Paaskaars, symbool voor het ‘verhaal van een Levende’, staat heel kort bij de overleden Edward Schillebeeckx, ons familielid en confrater. Edward zou het niet anders gewild hebben.

Kunnen we beter doen dan een rondleiding hebben in de retrospectieve van zijn leven?       Een retrospectieve die zowat alles omvat: foto’s, uitgehouwen beelden, ideeën die in hardsteen zijn gebeiteld, gesproken woord en zelfs muziek.

Boven de ingang van die retrospectieve hangt zijn devies: “Mijn scilt ende vertrouwen syt Gij, myn God”. Alles in die retrospectieve ademt duidelijk die geest. Bij de ingang een grote vergeelde foto van de familie Schillebeeckx: 14 kinderen waarvan Edward, de zesde, geboren is te Antwerpen, tijdens de vlucht voor oorlogsgeweld, op 12 november 1914. Wie weet of die vlucht niet de aversie voor alle geweld, toen reeds, in Edward heeft doen geboren worden. Een paar stappen verder zien we hem op een wit-zwarte foto in ernstig gesprek met een pater Jezuïet van het college in Turnhout in België waar hij met glans zijn humaniorastudies deed. Is het de te ernstige ernst van die pater die Edward heeft doen besluiten toch maar bij de Dominicanen in te treden? In ieder geval, met een ietwat zelfverzekerd maar beteuterd gelaat heeft een schilder hem afgebeeld als hij op 20 september 1934 de novitiaatspoort te Gent achter zich dicht trekt. Twee stappen verder: een soort langgerekte Picassotekening aan de hand waarvan men raden kan hoe Edward zijn studentaatsjaren te Leuven heeft doorgebracht: vol inzet en met zoveel succes dat hij naar het Dominicaanse studiehuis Le Saulchoir wordt gezonden om een doctoraat in de theologie te maken. Je hebt de indruk dat je op een los blad op de hoek van de studietafel reeds woorden ziet staan als ‘Sacramentele heilseconomie’. Want later zou zijn doctoraat in dàt boek duidelijker gestalte krijgen. Confraters als Pater Chenu en Congar wakkeren zijn interesse voor een ‘God midden in de wereld’ duidelijk aan. Hij keert terug naar het Leuvense studiehuis: het is een prachtige foto van Edward die aan een schrijftafel hopen witte bladen volschrijft voor cursussen en voor maandelijkse conferenties aan de fraters studenten. Je kan het hem aanzien dat hij wat vermoeid lijkt: je zou voor minder afgepeigerd zijn.

Een paar stappen verder is er de combinatie van een houtskooltekening en een geluidsfragment: als magister van de studenten zit hij in de recreatie en, geloven of niet: hij speelt er op zijn klarinet. Niet op het niveau van onze Vlaamse Walter Boeykens, maar toch! En dan rinkelt de bel aan de toen nog steeds gesloten studentaatsdeur. Edward zélf gaat open doen en moet de reclamaties van een oudere pater in ontvangst nemen voor “al dat muzieklawaai daarboven”. Waarop Edward doodgemoederd zegt: ‘Ik zal het hem zeggen’. Het klarinetgeluid is dan stilgevallen maar nog heel lang hoort men de Bourgondische lach van de jonge confraters.

Langsheen boeken en artikelen krijgt Edward vrij vlug vermaardheid. Eén jaar geeft hij les aan de KULeuven (Hoger Instituut voor Godsdienstwetenschappen) en dan staan we in de retrospectieve voor een trio van drie mannen, in klei uitgebeeld, met als datum er boven:  1958. Het zijn Prof. Grossouw, Pater Camerlynck, de toenmalige provinciaal, en Edward zelf. Het verklarend opschrift luidt: “Oranje Boven?” Het is de uitbeelding van het ultieme gesprek waarin beslist werd dat Edward naar de universiteit van Nijmegen zou gaan om er dogmatische theologie te doceren. ‘Inderdaad dus: ‘Oranje boven’! Hij verlaat Leuven in 1958.  Bij ons in Vlaanderen blijft er een beetje ‘de krop in de keel’ zitten.

Dan heeft iemand hem geschetst als een koortsachtig lezer en bewogen schrijver die steeds meer doordrongen wordt van de overtuiging ‘dat de mens staat te midden van de schepping van een bij uitstek op menselijk heil bedachte God’. 1962:  Edward wordt door de Nederlandse bisschoppen gevraagd mee te denken over het komende Concilie: Hij schrijft een prima tekst die zelfs vertaald wordt maar op een onhandige schets kan je merken hoe men in Italië met eerder gefronste wenkbrauwen de tekst met argwaan leest.

Dan heb je het grote beeld van Vaticanum  II: een panoramisch schilderij. Waarop Edward zelf niet te zien is. Slechts op een tekening ernaast merk je hoe hij in de avonduren voor gretig luisterende bisschoppen zijn ideeën verwoordt. 2009 is eigenlijk nog veel te kort bij 1962 om het resultaat van Vaticanum II duidelijk te proeven. Maar in de tussentijd heeft Edward toch enkele Romeinse vragen moeten beantwoorden. Een paparazzischilder heeft gauw een rode figuur geschetst met tegenover hem een Edward die hem met blauwe ogen van verbazing aankijkt. Maar het loopt goed af.

Plotseling staan we voor een vierkantig doek, ingelijst in een ovalen kader, waar meer verf op het kader zit dan op het doek. Met figuren die op niets lijken. Het is een weergave van zijn kleinmenselijke kanten want ook die had hij zéér zeker: gelukkig. Op het verklarend plaatje staat: “Zonder dit was Edward Edward niet”.

Dan een beeld dat alles schijnt samen te vatten: een impressionistisch doek met Edward, schrijvend, en vele boekenruggen waarop je lezen kan, ‘Jezus, het verhaal van een levende,’Gerechtigheid en liefde’, ‘Mensen als verhaal van God’. Met nog vele andere boeken waarop de titel nauwelijks leesbaar is omdat ze als lichte verfstreepjes op het doek verkleinen.

Plotseling staan we buiten: het is 16 januari 2004. Edward stuikt in mekaar en vecht in het Radboudziekenhuis voor zijn leven. Zeer kundige en lieve zachte handen schenken hem nog een vijftal jaren. Ik beeld me in dat de Lieve Heer monkelend toegekeken heeft en Zijn Handje toegestoken heeft. In die jaren is de geleerde Edward even spits en geleerd maar komen de Vlaamse trekken naar boven: de ‘roots’ zegt men nu. Hij wordt goede maatjes met de buren en ook de kinderen lopen al eens aan bij Ome Edward : want zo noemen de kinderen de Professor, doctor, magister, hem. Lezen en bidden blijft hij doen. Ook schrijven. De uitstekend zorgende zuster dominicanes leidt alles in goede banen. 23 december: iets na middernacht drinkt Edward nog een kleine heerlijke teug Franse rode wijn. ‘Met veel dank aan allen’, zegt hij bijna lispelend. In de vroege namiddag zegt hij: “Ik heb het gevoelen dat ik nù geroepen wordt”. Een tijd later: “Ik zie heel véél licht”. En dan zijn zachte laatste woorden, lispelend: ”God róépt mij nu” …17.15 u: een laatste adem die het afgeven van zijn leven is De professor, doctor, magister, ome Edward, is bij zijn ‘op menselijk heil bedachte God’. voorgoed aangekomen. En daarom zullen we nu, rouwend, toch heel zeker ook vieren!

Domien (A.D.) Vaganée o.p.

Pater Domien Vaganée, provinciaal van de Vlaamse provincie van de Orde van de Dominicanen, heeft op 31 december 2009 bij het begin van de uitvaart van pater Edward Schillebeeckx bovenstaande herinnering uitgesproken. 

 

 

 

 



Op dit moment zijn er nog geen bijdragen voor dit thema.

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol