Verlossing (v/m)  
Home > Thema's > Kerk zijn > Spiritualiteit > Verlossing (v/m)
Will Verhoef
18/8/08

Verlossing (v/m)

Zonder dogma, zonder openbaring is de hele geloofstraditie - zoals alles wat ons uit het verleden is doorgegeven - geschiedenis. En dus ook onderworpen aan dat waaraan alle geschiedenis onderworpen is: de blik van degene die de gebeurtenissen al interpreterend registreert. Geschiedenis en geschiedschrijving, feiten en interpretatie laten zich niet onderscheiden. Ook niet in de overleveringen aangaande Jezus van Nazaret. Maar is welbeschouwd het dogma ‘waarlijk God en waarlijk mens’ niet eveneens interpretatie, tot stand gekomen in specifieke omstandigheden? Weerspiegelt het niet net zo goed een bepaald gezichtspunt, en doet dit dan niet af aan de waarheid die het zou verkondigen? Dat is zo’n beetje de verlegenheid waarin we ons bevinden, die – zie de eerste bijdrage van Manuela Kalsky in deze serie - velen in verwarring brengt. Wat betekent het inzicht in de historiciteit van de traditie - het inzicht dat deze traditie is opgetrokken uit interpretaties van mensen, waarbij in die interpretatie de specifieke omstandigheden van betrokkenen een rol speelden - voor wat mensen in geloof kunnen aanvaarden? En hoe gaan we met dit inzicht om nu we steeds vaker te maken hebben met mensen uit andere geloofstradities en religie daarom weer op de publieke agenda staat? Is het, met het oog op het interreligieuze gesprek, niet juist heel goed dat genoemde inzichten ons tot bescheidenheid dwingen, waar wellicht eerder sprake was van superioriteitsgevoelens? Onze eigen visie is er immers net zo goed een subjectieve visie, die met onze omstandigheden samenhangt.

Gemankeerde natuur

In de beweging van vrouwen in de kerken - in Nederland vooral in de laatste twee decennia van de twintigste eeuw actief - geldt het inzicht in de historiciteit van de traditie als een stap vooruit. Voordien leek de kerkelijke waarheid onaantastbaar. Veel van wat zich aandiende als theologie die boven de tijd en menselijke omstandigheden verheven was, bleek te berusten op een wereldbeeld waarin de mens een man was, en de vrouw daarvan slechts een zwakke afspiegeling.

“Kan een mannelijke Verlosser de Heiland van vrouwen zijn?” vroeg Rosemary Radford Ruether zich af in haar boek met gelijknamige titel. Haar kritiek was dat de theologie steunde op het vrouwbeeld van Thomas van Aquino die vrouwen een gemankeerde natuur toedichtte en daarom meent dat de incarnatie onlosmakelijk verbonden is met biologische mannelijkheid. Sekse wordt daarmee het eerste onderscheidend kenmerk van de Verlosser. Een visie die de vermeende natuurlijke ondergeschiktheid van vrouwen onderstreept, terwijl het blote gegeven van het man-zijn als kwalificerend voor wijding en leiding in de Kerk geldt.

Dergelijke quasi-theologie liet zien dat het eerste waar vrouwen zich van hadden te bevrijden het wereldbeeld is dat de werkelijkheid ordent en verklaart met behulp van het biologisch onderscheid m/v, en de maatschappelijke verschillen tussen mannen en vrouwen – ongelijkheid in macht, mogelijkheden, invloed - voor lief neemt alsof die daar natuurlijk uit voort zouden vloeien.

Verwante idealen

Feministische theologen stelden vragen bij de maatschappelijke ongelijkheid, een gegeven dat zich lang als vanzelfsprekend aandiende. Ook gelovig: als Jezus Christus ons mensen verlost, hoe kunnen we dat dan als vrouwen verstaan? Is de zonde van vrouwen - in plaats van de hoogmoed die mannelijke theologen gewoonlijk als grootste zonde aanmerken - niet eerder deemoed: passiviteit en het aanvaarden van de ontkenning ten volle mens te zijn? Omhelzen vrouwen niet te zeer het slachtofferschap en verschuilen ze zich daarmee niet voor hun medeverantwoordelijkheid voor de situaties waar ze deel van uitmaken?

Wat in de vertellingen aangaande Jezus Christus wordt uitgedrukt - dat het leven sterker is dan de dood, dat we uitgenodigd worden nieuwe mensen te worden en opnieuw te beginnen, ongeacht wat er achter ons ligt - bemoedigde talloze vrouwen: ook na de pijn en vernedering die hen werd aangedaan, is een voller leven mogelijk. ‘Opstaan’ betekent rechtop te gaan en iemand worden die zich niet bij voorbaat onderwerpt aan de dominante orde. Iemand die medeverantwoordelijkheid neemt voor haar eigen situatie en gaat leven vanuit haar visie op hoe het onder ons eigenlijk zou moeten zijn. Gelovig geďnspireerd beseften veel vrouwen dat hun stap om de identiteit te weigeren die hen werd voorgehouden en niet langer zonder meer te doen wat van hen - alledaags of niet - werd verwacht, veel verder ging dan hun persoonlijke situatie alleen. Het heeft werkelijk iets te maken met dat waartoe wij mensen volgens de christelijke tradities zijn geroepen: nieuwe mensen te zijn in een ‘land’ waar ieder zou willen wonen en kunnen wonen. In de verwantschap tussen het gelovig spreken over het Rijk van God en het politieke ideaal van een maatschappij waarin vrouwen en mannen waardig kunnen leven, waar arbeid en zorg en maatschappelijke invloed over beide seksen verdeeld is, sloten de idealen van het christenfeminisme en de maatschappelijke vrouwenbeweging op elkaar aan. De schetsmatige beelden van de ideale maatschappij die in feministische kringen leefden, leken en lijken op het richtinggevend visioen van de bijbelse traditie zoals die in de messiaanse lijn heropend wordt naar de toekomst, en uitzicht biedt op een waardig leven voor allen. Wat we begrepen, is dat het er gelovig gezien niet op de eerste plaats om ging dat wij mensen Jezus navolgen, maar dat God met ons is in het afleggen van het verleden, in onze inzet voor bevrijding en vermenselijking van de wereld. Dat is wat Jezus volgens de traditie belichaamt.

Veranderde verhouding

En zo is er eigenlijk iets wonderlijks gebeurd. Om zich vrij te maken van de last van het oude, was twijfel aangaande overgeleverde ‘waarheden’ geboden en een kritische opstelling ten opzichte van de kerkelijke en theologische traditie vereist. En tegelijk openbaarde God zich in de strijd om bevrijding als het ware opnieuw als Iemand die zich in de wereld van de wereld onderscheidt, iemand die het opneemt voor de geknechten die geboden en waarheden voorgehouden krijgen met de bedoeling alles bij het oude te laten. Als wij ons inzetten voor die wereld die Jezus ‘Rijk van God’ noemde, handelen we in dezelfde geest. Volgens mij is dat wat de oude formules van de kerk duidelijk willen maken wanneer ze spreekt over God als Vader, Zoon en Geest. ‘Waarlijk God en waarlijk mens’ is een gelovige uitspraak over God en een gelovige uitspraak over de mens. Het gaat om wat we kunnen worden en om wat God al is: mens. Als wij Jezus van Nazaret de Christus noemen, beamen we dat er naar aanleiding van zijn leven en ons verstaan daarvan een definitieve verandering in de verhouding God-mens is gekomen, een verandering die naar we geloven van God is uitgegaan.

Gods visie op ons

Manuela Kalsky spreekt over Jezus als “het grootste projectiescherm aller tijden”. Goed, het laat zich niet ontkennen dat er vele visies op Jezus mogelijk zijn, en dat de ‘feiten’ niet zijn te achterhalen. In gelovige zin schiet deze betiteling mijn inziens op zijn zachtst gezegd tekort. De constatering dat onze betekenisgeving van Jezus van Nazaret samenhangt met onze eigen situatie wil niet zeggen dat, zeg maar, ‘wij’ de zieners zijn en ‘hij’ het projectievlak. Eerder denk ik aan de woorden van de psalm: “in Uw licht zien wij het licht”. Door bepaalde visies als dogma te beschouwen, uitspraken waar niet achter terug wordt gegaan, wordt een onderscheid gemaakt tussen wat de gelovige gemeenschap als ‘onze visies op God’ beschouwt en ‘Gods visies op ons’: op wie God volgens de christelijke visie voor ons wil zijn. De ervaring die in de verhalen aangaande Jezus naar voren komen, is de ervaring gezien te zijn, waarbij de hoop gewekt is dat de redding waarnaar velen uitzagen, van Godswege in gang is gezet. In Jezus Christus hebben we een venster ontvangen waardoor wij onszelf kunnen zien in het licht van Gods geschieden.

We kunnen Jezus van Nazaret niet objectief kennen, zoals we dat ook een ander niet kunnen, zelfs onszelf niet. Net als wij is hij geen object, geen ding dat we kunnen bestuderen alsof het los van ons zelf staat. Hij is net als wij initiatiefnemer en lijdend voorwerp tegelijk, handelend binnen de krachtenvelden van zijn tijd. Sujet noemen de Franse filosofen dat, subject. Volgens het christendom, dat meent iets nieuws te hebben begrepen van hoe God in de geschiedenis aanwezig is: subject van het geschieden van God. Als we nu - al is het stamelend en niet precies wetend hoe of wat – zeggen dat God mens geworden is, dan lijkt het me logisch dat dit éénmalig is. Het gaat om een zelfgave aan de mensheid, een vrije liefdesdaad, eens en voorgoed.

Iemand

Ik hecht aan de visie op God die in de christelijke traditie wordt gekoesterd. Het besef groeit dat het bij religie gaat om een maatschappelijke zaak, om visies op waar het met ons allen naar toe moet. Dit wordt door sommigen met vreugde begroet. Anderen vrezen het publieke karakter van de religie, vanwege de irrationaliteit en machtswellustige willekeur die met het beroep op ‘God’ gepaard kan gaan. Ook mensen die zich als gelovig beschouwen, dienen zich opnieuw te realiseren dat het in ons spreken over God niet enkel gaat om een persoonlijke overtuiging of aanvoelen. Inderdaad kunnen we niet op dezelfde manier als in het verleden van ‘waarheid’ spreken, verwijzend naar het kerkelijk gezag. Maar het interessante - juist in het gesprek met andere religies - vind ik dat de centrale waarheid van het christendom een persoon is. Voor de christelijke traditie is waarheid geen objectief gegeven: het is iemand, iemand die mensenzoon wordt genoemd. En precies dat - dat waarheid verbonden is met een persoon - is iets dat we niet moeten relativeren. Het centrum van de geschiedenis is volgens het christendom niet een goddelijke regel, een ijzeren wet of een rituele levensordening, maar een persoon die uit is op menselijkheid, en die er zijn leven op zet om dat te bevorderen. Ik benadruk dit niet om Jezus als een grote mensenvriend af te zetten tegen zijn context. De boude uitspraak dat deze tragisch aan zijn eind gekomen rabbi, deze machteloze dromer, de verwachte Messias zou zijn, werpt een nieuw licht op de werkelijkheid die we God noemen. In zijn kern verzet het christendom zich daarmee juist tegen alle menselijke projecties, tegen de machtsgreep. Een anti-religie-religie, als het ware. Dat lijkt me in het gesprek over de vraag waar we, zo verschillend als we zijn, met ons allen heen willen, bijzonder waardevol.

Will Verhoef

Will Verhoef is theoloog en werkzaam als pastoraal beleidsmedewerkster bij de Zusters Ursulinen van Bergen. 


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol