Kloosters aan het kruis: op naar een nieuwe orde  
Home > Thema's > Kerk zijn > Spiritualiteit > Kloosters aan het kruis: op naar een nieuwe orde
Drs. Lisette Thooft
29/10/09

            Kloosters aan het kruis: op naar een nieuwe orde

Halen kloosters het jaar 2030?
Of, om het anders te verwoorden: wat verwachten mensen zoals ik van kloosters?

Mensen zoals ik, dat zijn religieus en spiritueel geïnteresseerde leken – die er niet over piekeren om zelf in te treden. Als ik 900 jaar geleden geboren was, en dus een jaar of 25 zou zijn geweest in 1134, was ik vast wel een klooster in gegaan, als ik de kans had gehad. Voor een vrouw zoals ik, met een bepaald I.Q., nieuwsgierig en leergierig, open voor nieuwe ervaringen en spiritueel ambitieus, was het kloosterleven in die tijd een geweldige nieuwe mogelijkheid. Een gouden kans op persoonlijke ontwikkeling, in allerlei opzichten. Als gewone vrouw was je gedoemd tot een leven beheerst door de biologische driften, voortplantingsdrift en overlevingsdrift. Ik zou een heleboel kinderen baren en misschien wel sterven in het kraambed van een van die kinderen, en zo niet dan zou ik mijn tijd uitdienen gekluisterd aan mijn echtelijke plichten, gekooid in de eindeloze tredmolen van een zwaar huishouden en werk op het land of in een of ander slopend handwerk.
Als religieuze werd je natuurlijk ook aan het werk gezet, want de kloosterschoorsteen moest ook roken, maar alle energie van de voortplantingsdrift was beschikbaar voor hogere doelen. Je kon leren lezen en schrijven, miniaturen schilderen, je kon misschien zelfs opklimmen tot abdis en corresponderen met interessante geestverwanten, je kon een mystieke carrière opbouwen en één worden met God.
Ja, ik had het wel geweten. Kloosters waren in die begintijd spannend en nieuw, een window of opportunity zoals dat heet. Ze zetten het raam open voor een ander, beter, hoger ontwikkeld soort bestaan. Een bestaan van een hogere orde.

Hun voortbestaan bedreigd

Zeg klooster en je zegt orde. Kloosters brachten binnen een min of meer afgesloten gemeenschap een bepaalde ordening aan die er daarbuiten niet was. Vanuit de samenleving stroomden excellente mensen de kloosters in, aangetrokken door deze interessante nieuwe ordening, en vanuit de kloosters kon iets van de nieuwe orde uitwaaieren naar de samenleving als geheel. De christelijke cultuur, en dus de Europese samenleving, heeft onmetelijk veel te danken aan de ordening die de kloosters ontwierpen en voorleefden, dat is gevoeglijk bekend.
Nu worden de kloosterorden al een halve eeuw lang ernstig bedreigd in hun voortbestaan. In de jaren zestig trad eenderde van de religieuzen uit en er is nooit meer genoeg aanwas gekomen om de aantallen op peil te houden. De speciale ordening waarop kloosters het patent hebben, lijkt gedoemd te verdwijnen.
Je kunt je afvragen of dat misschien komt omdat ze hun doel bereikt hebben en daardoor hun functie verliezen. Dan is het einde goed en natuurlijk. Elk dynamisch systeem bereikt vroeg of laat een punt waarop het systeem terugzinkt in wanorde – tenzij het op dat kritieke moment kan overgaan naar een hogere orde. Dat is dan een wederopstanding in de geest van het kruis: het oude leven vergaat en er komt een nieuw leven, op een hoger niveau van ordening. Ik heb begrepen dat dit alleen kan gebeuren als er een open verbinding is met de omgeving. Levende systemen zuigen ordening op uit hun omgeving. Als ze daarmee ophouden, gaan ze dood.

Nu ook spiritualiteit buiten de kloosters

Is het nog steeds zo dat kloosters een raam open zetten? Of houden ze juist ramen dicht voor de nieuwe culturele en spirituele ordening die zich aandient buiten de kloostermuren?
In onze tijd kunnen mensen zoals ik zowel een liefdesleven onderhouden en kinderen krijgen, als interessant hooggeschoold werk doen en desgewenst carrière maken, als een spiritueel innerlijk leven leiden en streven naar eenwording met hun goddelijke kern.
Wij leven in een tijd van overvloed in alle opzichten, ook religieus en spiritueel. Buiten de kerken en de kloosters is er zo veel informatie over godsdiensten en spiritualiteit te vinden en zo veel hulp en steun op het spirituele pad, dat wij die instituties daarvoor niet meer nodig hebben. U kunt tegenwerpen dat het geestelijk leven zonder traditie en institutie oppervlakkig wordt, een veelgehoorde tegenwerping, maar het voelt niet oppervlakkig, voor mij en velen met mij. Ik citeer Bruno Paul de Roeck, ooit priester, toen therapeut, nu kunstenaar: “Doordat ze zich in hun denken losmaken van de voorgeschreven opvattingen van de kerk, is de religieuze beleving van veel mensen levendiger geworden. Ze zijn zelf gaan uitmaken wat ze geloven of verwerpen, zodat hun beleving eerlijker is.”
Levendig en eerlijk, dat is hoe het voelt. En vanuit die houding hebben veel mensen zoals ik een zekere neiging tot wantrouwen jegens alles wat institutioneel christelijk is. Wij – en wij zijn met velen, getuige de enorme belangstelling voor buitenkerkelijke spiritualiteit – denken dat de christelijke instituties op bepaalde, zeer essentiële punten niet zo levendig en eerlijk zijn. Of, anders gezegd: dat ze achterlopen op de ontwikkelingen die zich in de cultuur als geheel voltrekken. En dan heb ik het niet eens over de priesterwijding voor vrouwen, of andere hete hangijzers – voorbehoedmiddelen, abortus, homoseksualiteit, echtscheiding, waarin het rooms-katholiek leergezag zeker achterloopt op de cultuur als geheel.
Maar het gaat me hier om elementaire zaken: de individualisering als positieve en spiritueel noodzakelijke impuls; de belangstelling voor persoonlijke geestelijke en emotionele ontwikkeling; en het meenemen van het lichamelijke en het aardse in het streven naar heiliging. De vraag naar de rol van de kloosters in de nabije toekomst komt dus neer op de vraag of er in de kloosters een werkelijke openheid kan zijn voor die elementen. Voor een deel is het antwoord: zeker, die is er al op vele plaatsen, en misschien zijn kloosters er zelfs bij uitstek geschikt voor. Voor een ander deel ligt het lastig.

1. Individualisering

De individualisering wordt in kerkelijk theologische kringen met argusogen bekeken. Woorden als navelstaren en narcisme liggen theologen in de mond bestorven. Maar de individualisering is een God gegeven feit en kan niet meer teruggedraaid worden. Paul Heelas en Linda Woodhead hebben het in hun boek The Spiritual Revolution over subjectivering van de samenleving: het is belangrijk wat ik voel.
Wij zijn collectief geworpen in deze gebroken schepping, maar alleen het individu kan de weg naar heelheid en heiliging gaan, God vinden in zijn of haar eigen hart. Individuatie wordt dat wel genoemd: een innerlijke heelwording. Voor wij naar een ‘nieuw wij’ kunnen komen, een ‘wij’ dat beter werkt dan het vroegere collectief, een ‘wij’ op een hoger niveau van ordening, moeten we allemaal eerst onszelf ontdekken als centrum van een autonoom bestaan. Ik bid niet tot Onze Vader maar tot Mijn Vader, of Mijn Vader/Moeder. Ik vraag Maria te bidden voor mij in het uur van mijn dood. Mijn ego-dood, eigenlijk.
Dat is, denk ik, iets wat in kloosters heel goed begrepen kan worden, dat die individuatie een hogere ordening inhoudt. De keuze voor een leven als religieus is immers altijd een uiterst individuele keuze. Vanuit de stilte en de diepte van het eigen hart komt de liefde voor God en onze naaste die maakt dat we met elkaar kunnen leven in waarachtige trouw en dienstbaarheid. Zonder toegang tot die innerlijke bron, alleen op basis van collectieve regels, normen en sociale controle, is de ordening van het samenleven bros en krampachtig.

2. Persoonlijke ontwikkeling

Ontwikkeling of evolutie is het volgende punt waarop de christelijke instituties dreigen achter te lopen op de spirituele hartenklop van onze cultuur. De behoeftepiramide van Abraham Maslow staat in schoolboeken tegenwoordig, en in de Libelle. Het idee van persoonlijke ontwikkeling is gezonken cultuurgoed. Elk gezond individu ontwikkelt zich via egoïstische behoeftebevrediging tot er een punt bereikt wordt dat het egoïsme kan worden afgelegd. Dóór het ik heen vind ik God, ja, God en het ik zijn zelfs twee kanten van dezelfde medaille. Die medaille kun je omflippen, en dan leef je niet langer vanuit je eigen egoïstische kern, maar vanuit een goddelijke kern. Boeddhisten noemen dat verlichting, hindoes noemen het zelfrealisatie. De weg ernaar toe is een lijdensweg, een kruisweg, want zelfzucht sterft niet makkelijk. Daar hebben we allemaal de nodige ervaring mee. Maar er lopen nogal wat mensen rond tegenwoordig die lichtende voorbeelden zijn en laten zien dat het kan. De hedendaagse Amerikaanse mystica Bernadette Roberts stelt dat eigenlijk elke volwassene zou moeten leven vanuit die goddelijke kern. Dat zou een volgende stap zijn in de menselijke evolutie.
Elke persoonlijke ontwikkeling is onderdeel van een groter geheel, de spirituele evolutie van de mens. Van primitieve knotsdragers die alleen de eigen stamgenoten bezagen als mens en alle andere mensen als onmensen, zijn we geëvolueerd naar een diep besef dat alle mensen onze broeders en zusters zijn, over de hele wereld.
En die spirituele evolutie gaat steeds verder, met periodes van relatieve stabiliteit en groeisprongen. Velen menen dat de tijd rijp is voor een volgende groeisprong. Kunnen kloosters een kweekvijver zijn voor die innerlijke groei? Ja, wel zeker kunnen ze dat. Veel kloosters weten dat ook en hebben prachtige programma’s in de aanbieding voor bewustwording en spirituele groei.

3. Lichamelijkheid

Het derde element is het lastigst: het lichamelijke, het aardse, dat niet langer onderdrukt of genegeerd wil worden, maar meegenomen in onze tocht omhoog naar God. Ook hier is de bewustwording op gang aan het komen, maar zij gaat buiten de kloosters misschien harder dan daarbinnen. Sommige dappere kloosters proberen aan te sluiten bij deze ontwikkeling. Ze doen aan sacrale dans, of zelfs aan lichaamswerk. Voor VolZin schreef ik een reportage over het ‘wellness-klooster’ Arenberg, bij Koblenz in Duitsland. De zusters dominicanessen daar hadden een sanatorium maar dat liep niet meer. Ze hebben toen bedacht dat stress en spanning de grote vijand is van vandaag en hun klooster omgevormd tot wellness-klooster, met sauna’s, baden, massages enzovoort, alles gebaseerd op de ideeën van de negentiende-eeuwse Beierse pastoor Sebastian Kneipp. Hij was van mening dat een mens makkelijker tot God komt als hij gezond is en lekker in zijn vel zit. Zuster Andrea, die masseert, schreef in een boek over het klooster: “De weg naar de ziel gaat over het lichaam. Aan de ene kant wordt het lichaam vaak als een machine beschouwd die eindeloos belastbaar is. Aan de andere kant merk ik dat veel mensen hun eigen lichaam niet voelen, niet waarnemen, en dus voor zichzelf eigenlijk geen gevoel hebben. Ik heb ontdekt: als ik mijzelf waarneem, of als ik een ander aandachtig aanraak, dan wordt ook de ziel weer voelbaar.” Elke verwonding, elke ziekte, zelfs elke spanning die zich in het lichaam aftekent, gelooft ze, vertelt ons iets over ons innerlijk. Het ontcijferen van die boodschap is een belangrijke stap op de weg naar het helen van het innerlijk. Ze heeft het zelfs over Meester Eckhart, haar grote voorbeeld, die de zelfwaarneming als weg zag naar God.
Arenberg is een voorbeeld van een klooster waar iets geprobeerd wordt. Ik ervoer daar echter nog altijd een flinke kloof tussen ideaal en praktijk. De zusters zelf zagen er niet uit of ze lekker in hun vel zaten. Er straalde weinig uit van een hogere orde.
Waarom is het zo lastig, dit aspect? Omdat het lichamelijke het gebied is van het biologische, het dierlijke, de driften, met als belangrijkste de voortplantingsdrift. Dat is de duivel die ons naar beneden trekt, de draak die overwonnen moet worden in ons innerlijk. De kerk heeft er een zekere orde in trachten aan te brengen, met een totaalverbod op driftbeleving voor de geestelijkheid en simpele regels voor de rest van het gelovig volk, u allen welbekend: geen intrinsiek ongeordende seksualiteit en veel plichtsgetrouwe vermenigvuldiging.
Dat werkt niet meer, noch het een, noch het ander.
Maar de wetenschap die de plaats van de kerk wil innemen, heeft ons van de regen in de drup geholpen. Want die ziet de mens als een dier en het lichaam, alle soorten lichamen, als een soort machines. De mens is een ‘nanorobot’ volgens evolutiebioloog Richard Dawkins, een blinde machine geprogrammeerd om zijn genen door te geven. Een machine reageert reflexmatig op prikkels, voelt er niets bij en ontwikkelt zich niet. Er zit geen ziel in. De nieuwe mythische vijand van de mensheid is dan ook de robot, de machine.

Het lichaam op een nieuwe manier beleven

Ik denk dat we op dit gebied pas echt naar een hogere orde kunnen overgaan als we in staat zijn het lichaam op een nieuwe manier te doordenken en te beleven, als we die lichamelijke beleving naar een hogere orde weten te brengen. Ik denk zelfs dat dát de werkelijke grote uitdaging is van onze tijd, en dat de klimaatcrisis en de kredietcrisis er de symptomen van zijn. Omdat we ons niet bewust zijn van het machinale in onszelf, zijn machines ons de baas geworden. De op hol geslagen industrialisatie heeft de klimaatcrisis tot gevolg. En omdat we geloven dat we zielloze machines zijn geregeerd door een biologische programmering, hebben we hebzucht en eigenbelang laten voortwoekeren onder het mom van de vrije markt.
Kunnen kloosters bijdragen aan het herbezielen van het lichaam? Het is voor mij een open vraag. Maar wel een heel belangrijke. Een werkelijk levendige en eerlijke religieuze beleving omvat ook de materiële, de aardse kant van Gods prachtige schepping: het lichaam, de aarde, de natuur, het milieu. We kunnen pas verder evolueren, doorgroeien naar een hoger niveau, als we onszelf accepteren zoals we zijn, met lichaam, ziel en geest. Maar de christelijke traditie schiet hier tekort. De draak was dood, dachten we – die hadden we onder de knie dankzij het verplichte celibaat en de morele regels voor de rest van het volk. Dat de gepantserde ridder die de draak doodde, inmiddels zelf geperverteerd is tot gevoelloze robot, is nog niet doorgedrongen tot het bewustzijn.
De ramen moeten dus open naar de buitenwereld, de oren moeten gespitst, de voelhoorns moeten uit om elk geluidje op te vangen, elk glimp die de richting wijst naar een nieuwe orde. Er hoeft niet direct een oplossing te komen. Het bewust en openlijk zoeken alleen al zal de eerlijkheid en levendigheid van de religieuze beleving oneindig verdiepen.

Op naar een nieuwe orde?

Dit zijn de drie impulsen die ik zie in onze cultuur – individualisering of subjectivering, ontwikkeling en evolutie, en het bezielen van het lichamelijke – die kloosters zouden moeten aanpakken om hun bestaansrecht te bewijzen. Doen ze dit, dan kunnen ze krachtige centra van spiritualiteit zijn en blijven. Lukt het niet, dan zal de maatschappij ze uiteindelijk links laten liggen en zullen ze rudimentaire overblijfselen worden van een achterhaalde subcultuur. Maar zijn kloosters niet altijd op zoek geweest naar de breuklijnen in de samenleving, de fronten waarop het gevecht om culturele vernieuwing wordt gestreden? Waar de oude orde faalt en breekt, verschijnen diep religieuze mannen en vrouwen die hun leven inzetten om een nieuwe orde te creëren. Juist binnen een religieuze gemeenschap, waar aan integriteit en goede wil van de betrokkenen niet getwijfeld hoeft te worden, kunnen de moeilijke, maar zinvolle vragen gesteld worden en zijn de deelnemers waarachtig geroepen om te zoeken naar een diepere inhoud, een meer vervullend leven. Een hogere orde.

Lisette Thooft

Drs. Lisette Thooft, freelance journaliste, auteur en redacteur van opinieblad VolZin, schreef bovenstaande tekst ter gelegenheid van het 875-jarig bestaan van de Abdij van Berne op 3 oktober 2009.

Reacties

Kennelijk spreekt men hier slechts over gemeenschappen die ook ommuurde wooncomplexen zijn. In feite zijn er veel meer mannen en vrouwen lid van een actieve orde of congregatie. Na een aantal jaren besloten noviciaat en studiekloosters wonen en werken de meeste leden als priester of in een ander beroep buiten de abdij-achtige vormen. De nadelen van die besloten vormingstijd moeten hier even blijven rusten. De verbanden van de leden met de orde, veelal een ordesprovincie, zijn uiteraard niet altijd en voor iedereen ideaal. Maar doorgaans heeft men toch een netwerk waarop men kan terugvallen. Vaak werkt men samen. Binnen een grote orde is de groep missionarissen die b.v. in een land als Nieuw-Guinea/Papua werkt of heeft gewerkt een hechte groep.
Jac van Dam - Nijmegen


In 1962 heb ik vlak voor mijn grote professie en priesterwijding de Abdij verlaten. Mijn hele verdere leven heb ik ervaren hoe groot het gelijk van Lisette Thooft is. Hoe voorzichtig zeiden we dit soort zaken toen (en ook veel later nog), terwijl we ze diep in ons hart voelden. Ondertussen -terwijl ik verder een gelukkig leven leidde - hebben we een heel stugge kerk gekregen en zal de weg naar het 'moderne klooster' waarschijnlijk veel gecompliceerder zijn als wij sukkelende gelovigen kunnen bevroeden. Maar de kerkgeschiedenis heeft meer verrassingen opgeleverd!
Joost Tibosch sr - Valkenswaard



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Spiritualiteit" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol