Jezus de Nazarener: hem deed God opstaan  
Home > Thema's > Kerk zijn > Bijbel > Jezus de Nazarener: hem deed God opstaan
Dr. Wim Hendriks
2/4/08

Jezus de Nazarener: hem deed God opstaan

Derde zondag van pasen, 5-6 april, schriftlezingen: Hnd 2,14+22-32 en 1 Pe 1,17-21 en Lc 24,13-35.

Het boek Handelingen van apostelen (het staat er zonder lidwoord) bevat een groot aantal oude tradities die teruggaan op de christengemeente van Jeruzalem van voor het jaar 70. Een aantal daarvan brengt uitdrukkelijk onder woorden dat God Jezus van Nazaret deed opstaan (Hnd 2,22+24). Vaak wordt eraan toegevoegd: ek nekrôn, letterlijk uit doden, beter gezegd bij lijken vandaan. Luister naar Lc 24,5-6: “wat zoeken jullie de levende bij de doden? hij is niet hier, hij is tot leven gewekt.” Het tegendeel staat te lezen in Tobit 5,10: levend ben ik te midden van lijken. Het is God de vader die Jezus deed opstaan, daarvan zijn de leer­lingen getuigen. “Verhoogd aan Gods rechterhand,” zo staat er. Of zoals het heet in Ef 1,20: “de kracht die hij betoonde in de Christus, toen hij hem opwekte uit doden en hem plaatste aan zijn rechterhand.” De in de kruisdood geknechte mens is nu hoog verheven, voor het oog van de wereld staat hij recht overeind.

Daarom kan Paulus in Rom 1,1-4 ook spreken over het evangelie van God in woorden als: “de boodschap die hij tevoren aangekondigd had door zijn profeten aangaande zijn zoon – geboren uit zaad van David, als je het lijfelijk bekijkt – aangewezen als zoon van God in kracht, als je het vanuit heilige geest bekijkt” (ook hier zonder lidwoord). En dat op basis van opstanding van doden: dat God doden doet opstaan, omdat mensen voor hem levende wezens zijn. Mc 12,27: “Hij is geen god van doden maar van levenden.”

Jezus Messias is ons voorgegaan. Door hem, zo zegt 1 Petrus in 1,21, geloven wij in God “die hem bij doden vandaan omhoog hief en hem aanzien gaf.”

Het evangelie volgens Lucas vertelt in hoofdstuk 24 het verhaal van twee leerlingen op weg naar Emmaus. Zij bespraken met elkaar de samenloop van alle dingen. “Dat met Jezus de Nazarener, die man was een profeet, machtig in daad en woord … maar onze hogepriesters en vooraanstaanden hebben hem overgeleverd zodat hij ter dood veroordeeld werd, en hebben hem gekruisigd.” Dit is het vertrekpunt van het verhaal, een verhaal dat laat zien hoe dingen zich kunnen ontwikkelen. Aan iemand die hen inhaalde en met hen mee verder ging, vertellen ze van hun teleurstelling: “En wij maar hopen: hij is het die Israël vrijkopen zal.” De reisgenoot sprak tot hen: “O jullie die van niets weten, slome harten, die geen vertrouwen schenken aan alles wat de profeten hebben gesproken.” De verteller laat die reisgenoot dus zeggen dat ze, heel joods, de schriften moeten doorzoeken, om daar antwoord te vinden op hun vragen. “Moest de messias dit niet lijden en zijn heerlijkheid binnengaan?” Vaak wordt gezegd dat hier sprake is van een goddelijk moeten. Het is eerder een schriftuurlijk moeten, iets dat gaandeweg de lezing van de schrift duidelijk wordt. “En te beginnen bij Mozes en bij alle profeten verklaarde hij hun wat in al de geschriften over hem staat.”

In Hnd 8,26-39 komt ook zo’n verhaal voor. Een Ethiopiër op terugreis van een pelgrimstocht naar Jeruzalem zat in zijn reiswagen de profeet Jesaja te lezen: “Als een schaap werd hij ter slachting geleid.” Hij treft Filippus en vraagt hem van wie de profeet dit zegt. Filippus geeft antwoord, doopt hem dan, en is ineens weg. Jesaja lezen, in het licht van de kruisdood van Jezus, leidt haast noodzakelijk tot een antwoord. Zo kan Paulus in 1 Kor 15 zeggen: “dat Christus gestorven is voor onze zonden, volgens de schriften, en dat hij begraven is, en op­gestaan op de derde dag, volgens de schriften.”

“Eenmaal met hen aan tafel nam hij (de reisgenoot) het brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun.” Het breken van het brood doet denken aan het avondmaal dat verwijst naar het breken van het lichaam van de messias: moest hij schriftuurlijk gezien dit niet lijden om zijn heerlijkheid binnen te gaan? Het verhaal is bijna rond: “Toen werden hun ogen geopend en zij herkenden hem. En hij werd onzichtbaar voor hen.”

Hierop zeiden ze tegen elkaar: “Was ons hart niet als een brand in ons toen hij met ons sprak op de weg toen hij de schriften voor ons opende?” Ja, de schriften voor elkaar openen!

Twee van hen: Niet van de elf, maar van, naar het schijnt, de grote kring leerlingen, mannen en vrouwen. Denk aan Lc 10,1: “Na dit alles wees de heer nog tweeënzeventig anderen aan en zond ze twee aan twee voor hem uit.” Zie ook 24,9.

Emmaus: Flavius Josephus noemt in De joodse oorlog VII 6,6 een Emmaus op dertig stadiën (5.5 km) van Jeruzalem. De tekst van Josephus spreekt echter van een stad Ammaus of Amassa dat overeenkomt met Hammosa van de Talmoed. Een dorp Emmaus op zestig stadiën (11 km) van Jeru­zalem is (wat sommige mensen ook beweren) niet te identificeren. Maar misschien is Emmaus in Lc 24,13 een verbastering van Olam Luz (‘vroeger Luz’). Codex Bezae D.05 leest in Lc ulammaus. Zie Ri 1,23: “Ze stuurden verkenners naar Betel, dat vroeger Luz heette.” Dan zouden die twee leerlingen naar ‘Bet-El’ (huis van God) gaan: daar vindt openbaring plaats.

Brak het en gaf het hun: In de rabbijnse traditie is brood breken beeld voor thora uitleggen (het brood breken = het woord breken).

Als een schaap ter slachting geleid: Zie Js 53,7. Zinsnede uit een van de vier liederen over een ‘dienaar des Heren’: Js 42,1-4 en 49,1-6 en 50,4-11 en 52,13-53,12.

Aanbevolen: Huub Oosterhuis en Alex van Heusden, Het evangelie van Lukas, Skandalon, Vught 2007.

Psalm 118,22-29 (NBV)

De steen die de bouwers afkeurden
is een hoeksteen geworden.
Dit is het werk van de Heer,
een wonder in onze ogen.

Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt,
laten wij juichen en ons verheugen.
Heer, geef ons de overwinning,
Heer geef ons voorspoed.

Gezegend wie komt met de naam van de Heer.
Wij zegenen u vanuit het huis van de Heer.
De Heer is God, hij heeft ons licht gebracht.
Vier feest en ga met groene twijgen
tot aan de horens van het altaar.
U bent mijn God, u zal ik loven,
hoog zal ik u prijzen, mijn God.

Loof de Heer, want hij is goed,
eeuwig duurt zijn trouw.

Wim Hendriks


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Bijbel" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol