Belijdenis van Petrus  
Home > Thema's > Kerk zijn > Bijbel > Belijdenis van Petrus
Dr. Wim Hendriks
18/8/08

Belijdenis van Petrus

21e zondag door het jaar, 23-24 augustus
schriftlezingen: Js 22,19-23 en Rom 11,33-36 en Mt 16,13-20

De tweede helft van Jesaja 22 bestaat uit een profetie tegen een zekere Somna (ook Sobna of Sebna gespeld), een hofmaarschalk, iemand die het paleis bestuurt (en meer dan dat: onderkoning is). Het tweede deel van deze profetie vormt de eerste lezing van deze zondag (de verzen 19-23). "Ik verdrijf je uit je ambt – zo horen we – ik vaag je weg van je plaats." Blijkbaar heeft Somna zijn werk (onderhandelen met Sanherib?) niet goed gedaan. In zijn plaats wordt El-jaqim (de allerhoogste moge oprichten), zoon van Chilkia, aangesteld. "Ik trek hem je ambts­gewaad aan, ik doe hem je gordel om, hem bekleed ik met jouw macht." Als reden voor deze 'machtswisseling' wordt gegeven: "Hij zal tot een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem en voor het huis van Juda (de inwoners van het joodse land)." Dan volgt het woord over de sleutel van het huis van David (vergelijk de bekende o-antifoon o clavis): "De sleutel van het huis van David leg ik hem op de schouders: wat hij opent, kan niemand sluiten, wat hij sluit kan niemand openen." De vraag is hier wat met sleutel bedoeld wordt. Roland de Vaux denkt aan Jozef aan het hof van Farao (Gn 41). De instructies voor de egyptische onderkoning luiden: iedere morgen zal hij de poorten van het paleis openen om allen die binnen moeten, binnen te laten, om allen die naar buiten moeten, naar buiten te laten. De hofmaarschalk aan het hof van Juda had gelijksoortige functies: opent hij, niemand sluit, sluit hij, niemand opent.' Het gaat om de hoogste functie aan het hof, direct onder de koning. Een vrij letterlijke inter­pretatie van het woord sleutel dus. De septuaginta para­fraseert: en ik zal het aanzien van David aan hem geven.

De evangelielezing van deze zondag is ontleend aan Matteüs 16. De kern daarvan, waar het in eerste instantie om gaat, kan als volgt weergegeven worden. "Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen ... 'Jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?' Simon Petrus antwoordde: 'Jij bent de messias, de zoon van de levende God.' ... Toen ver­bood hij de leerlingen aan iemand te zeggen dat hij de messias was." Of volgens een oudere lezing: toen verzocht hij dringend niemand te zeggen dat hij de messias was (vergelijk Mc 8,30 en Lc 9,21).

Daar tussenin speelt een kleine discussie: wie zeggen de mensen dat ik ben (jongere tekst: dat de mensenzoon is)? zij zeiden: sommigen (zeggen) 'Johannes de doper', anderen 'Elia', weer anderen 'Jeremia' of 'een van de profeten'. Tot zover bieden Marcus en Lucas hetzelfde ver­haal.

Eigen aan Matteüs is een passage met een antwoord van Jezus op de belijdenis van Petrus. Allereerst een zaligspreking: welvarend, jij, of gelukkig, jij. Met naam en toenaam genoemd: Simon Bar­jona. De officiële griekse uitgaven hebben hier twee hoofdletters, twee namen dus. Mooi is dat! Barjona is een leenwoord uit het akkadisch, en betekent Terrorist. In de apostellijsten komt ook een Simon de Zeloot voor, ook Simon de IJveraar genoemd, dat wel. Maar beter lijkt het mij te lezen: Simon bar Jona, Simon zoon van Jona. In Joh 21,15-19 heet het dan Simon (zoon) van Johannes.

Waarom wordt Simon gelukkig geprezen? "Niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn vader in de hemel." Geen mens heeft hem dat geopenbaard. Vergelijk Gal 1,15‑16: toen het God behaagd had zijn zoon in mij te openbaren, ben ik terecht niet bij mensen te rade gegaan.

Jezus voegt eraan toe: "Jij bent Petrus, en op deze petra zal ik mijn gemeenschap bouwen." In het aramees is de zinspeling nog directer: "Jij Kefa, en op deze kefa zal ik mijn gemeen­schap bouwen." Rots staat voor geloof, vertrouwen. Kerk wordt op geloof gebouwd (let wel: niet op dogma’s, laat staan op orthodoxie).

In Js 28,16 zegt de Enige: "In Sion leg ik een steenblok als fundament, een steen van graniet, een kostbare hoeksteen als een hecht fundament. Wie daarop vertrouwt, hoeft niet bang te zijn." Met een beroep op deze tekst noemt 1 Pt 2,4‑8 Jezus Christus de levende steen. Poorten van een dodenrijk zullen de door God bijeengeroepen gemeenschap, die steunt op geloof in Christus, er niet onder krijgen.

Tot slot wordt gesproken over de sleutels van het koninkrijk der hemelen. Sleutels kunnen openen en sluiten (Jesaja), binden en ontbinden (Mt 16,19 en 18,18), vergeven en vast­houden (Joh 20,23). In het misjna-traktaat Demai (6,11) heet het: een mond die bindt is (ook) een mond die ontbindt. Verder passen de rabbijnse tradities het binden en ontbinden toe op het verschillende oordeel van verschillende rabbijnen: Rabbena ontbindt, Rav Ada bindt, of ook: de school van Sjammaj bindt, die van Hillel ontbindt (Jezus was qua gedachtengoed met Hillel verwant). Zij nog opgemerkt dat Mt 18,18 en Joh 20,23 tot alle leerlingen (dus ook tot ons) gericht is.

Paulus besluit het hoofddeel van zijn brief aan de Romeinen met de volgende lofprijzing: "O onpeilbare rijkdom van Gods wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beslis­singen, hoe onnaspeurlijk zijn wegen! ... Want uit hem en door hem en voor hem zijn alle dingen. Hem de glorie in eeuwigheid. Amen!

Psalm 62,2-3+6-9 (NBV)

Alleen bij God vindt mijn ziel haar rust,
van hem komt mijn redding.
Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, nooit zal ik wankelen.

Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen,
van hem blijf ik alles verwachten.
Hij alleen is mijn rots en mijn redding,
mijn burcht, ik zal niet wankelen.

Bij God is mijn redding en eer,
mijn machtige rots, mijn schuilplaats is God.
Vertrouw op hem, mijn volk, te allen tijde,
open voor hem uw hart, God is onze schuilplaats.

Wim Hendriks

Reacties

"Jij bent Petrus, en op deze petra zal ik mijn gemeenschap bouwen", is vast gebaseerd op Numeri 20, de passage over de Twistwateren, waar Mozes voor de ogen van de gemeente ('ekklesia') op de rots sloeg i.p.v. er tegen te spreken, reden waarom hij de gemeente niet het beloofde land binnen kon brengen. Van op de rots slaan was al eerder sprake, nl. in Exodus 17. Exodus 17,7: "En hij noemde de naam dier plaats Massa en Meriba, vanwege de twist van de kinderen Israels, en vanwege het feit dat zij God verzocht hadden door te zeggen: "Is God in ons midden, of niet?" Het antwoord op deze vraag: "God is met ons" = Emanuel = de geheime naam van Jezus in het Matteus-evangelie (vervulling van Jesaja 7,14). "Zie ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld". (Er is meer over te zeggen, maar ik heb hier niet genoeg ruimte). Op het moment dat Mirjam stierf was er geen water meer (Numeri 20,1-2: En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. En er was geen water...).
Geert van den Bos - Enschede



Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Bijbel" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol