Reacties op Antwoord Magister  
Home > Thema's > Kerk zijn > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > Reacties op Antwoord Magister
Vertalingen: Nederlands English Deutsch Français Español 
N.N.
11/2/08

Oproep tot commentaar
(onder verantwoordelijkheid van Kerk Hardop)

De Nederlandse Dominicanen hebben, augustus 2007, de brochure Kerk & Ambt, Onderweg naar een kerk met toekomst, gepubliceerd en aan alle parochies in Nederland gestuurd “als bijdrage tot een vernieuwde en verdiepte discussie” over kerk en ambt.

De Magister van de Orde der Dominicanen in Rome heeft van zijn afwijzing op inhoudelijke en procedurele gronden blijk gegeven en heeft nu, januari 2008, opdracht gegeven zijn Antwoord naar alle parochies in Nederland te zenden, hetgeen gebeurd is. De Magister staat open voor alle reacties op zijn Antwoord, ook die welke niet – geheel – ermee instemmen.

Omdat de brochure van de Nederlandse Dominicanen een wereldwijde verspreiding heeft gekregen door internet, wil deze website rk-kerkplein.org ook het Antwoord van de Magister wereldwijd verspreiden. Want het is onze overtuiging dat in de discussie over twee zo belangrijke zaken als kerk en ambt heel het Volk van God moet worden betrokken.

Daarom wordt eenieder die deze oproep leest, uitdrukkelijk uitgenodigd:

  • kennis te nemen van bovengenoemde brochure en antwoord,
  • een commentaar hierop te formuleren, alleen of in groepsverband, in de eigen taal.
  • en dit commentaar te zenden naar de Magister van de Orde der Dominicanen (email: magister@curia.op.org) met kopieën aan het Provincialaat van de Nederlandse Dominicanen (email: provincialaat.op@wxs.nl) en aan deze website (email: contact@rk-kerkplein.org).

Tenslotte wordt eenieder uitdrukkelijk verzocht deze Oproep naar andere lijsten en personen door te zenden die toekomst wensen voor hun kerk. Voor nadere informatie kunt u zich richten tot: contact@rk-kerkplein.org.

De Redactie van de website rk-kerkplein.org

* * * * *

Reacties op Antwoord Magister
 

(Bovenaan doorklikken naar reacties in andere talen)

* * * * *

(23 mei 2008)
Gérard Fourez sj schreef: Gemeenschappen, liturgie vierend in hoop.

* * * * *

(9 maart 2008)
Geachte Magister,
Hierbij willen wij onze instemming betuigen met de brief van dr. Hermann Häring van 11 februari 2008 over kerk&ambt.

Met vriendelijke groet,
Louis en Toiset Pietersen de Koning, leden van de Dominicusgemeente te Amsterdam

* * * * *

(28 februari 2008)
Geachte Magister,

Graag wil ook ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn steun te betuigen aan de actie van uw Nederlandse medebroeders m.b.t. de problematiek rond Kerk en ambt in Nederland. Ik bewonder hun moed om op deze wijze een buitengewoon precair, maar voor onze kerkgemeenschap zo wezenlijk onderwerp ter sprake te brengen. Zij tonen hiermee werkelijk begaan te zijn met de barre situatie waarin de katholieke gelovigen in Nederland terecht zijn gekomen. Dit geeft mij weer nieuwe moed te geloven dat het met de Kerk in Nederland nog ooit weer goed kan komen. Ik schaar mij dan ook met volle overtuiging achter de opmerkingen en steunbetuigingen van eerdere briefschrijvers, waarbij ik m.n. noem dr. Hermann Häring en de besturen van de Religieuze Instituten in Nederland. Het zijn zeer kritische geluiden aan het adres van onze kerkleiders, maar ze tonen ook een grote bewogenheid, een intense liefde voor de Nederlandse Kerkprovincie en een hartverwarmend godsvertrouwen. Ik zou waarachtig wensen dat ik dat in onze kerkleiders kon herkennen.

De kloof tussen de Nederlandse bisschoppen en de overige gelovigen is inmiddels zo groot geworden dat onze dominicaanse broeders hun/het heil moesten zoeken in een onorthodoxe methode van communiceren. Dit acht ik hier volkomen gerechtvaardigd, omdat zij hiermee een groter menselijk en kerkelijk belang dienen. Maar opnieuw worden wij in ons land geconfronteerd met een reactiepatroon dat al vele jaren gangbaar is in onze Kerk: machtsuitoefening. Meer dan ooit is tijdens en na het Tweede Vaticaans Concilie aan het licht getreden hoezeer onze Kerk wordt beheerst door machtsspel, niet alleen tussen bisschoppen en hun kerkvolk, maar zelfs tussen bisschoppen onderling. De beruchte ‘zwarte week’ van het Concilie in november 1964 (o.m. met zijn nota praevia) is daarvan een droevig voorbeeld. Hans Küng, de Duits-Zwitserse theoloog die zo nauw bij het Concilie betrokken is geweest, memoreert daarover in zijn boek ‘Bevochten vrijheid’ de meest ongehoorde handelwijzen. Hij spreekt daar over een “centralistisch-absolutistische bestuurs- en rechtsstructuur, die volkomen in strijd is met een bijbels georiënteerde kerkopvatting en die de Kerk enorm schaadt bij de vervulling van haar opdracht”. Hij meende toen al dat “het de hoogste tijd is voor een meer op de apostolische Kerk gerichte, broederlijk-solidaire kerkelijke leiding, die zoals in het eerste millennium de eigen betekenis van de afzonderlijke lokale en particuliere kerken in een open katholicisme respecteert”. Maar ook toen al had hij redenen om eraan te twijfelen of dit gerealiseerd zou worden: ”Maar of de paus, de absolutistische kerkvorst, bereid is om macht, minstens in de geest van een ‘constitutionele monarchie’ af te staan?” (Küng p.460). Het ontlokte in 1985 aan bisschop Bluyssen nog de mistroostige opmerking:”Soms ben je geneigd te zeggen dat er meer barrières worden opgeworpen dan dat er uitvoering wordt gegeven aan het Concilie”.

Ook de bisschopsbenoemingen in Nederland in de periode na het Concilie kunnen in dit licht worden bezien. De euforie in Nederland over de nieuwe geest die het Concilie ondanks alles de wereld had ingestuurd, had naar de zin van Rome kennelijk teveel ruimte gekregen van onze toenmalige bisschoppen. Daarmee is in Nederland een geestdodend proces in gang gezet. Bisschoppen zijn machthebbers geworden, bewakers van de oude kerkopvattingen en -structuren.

Juist t.a.v. de hier aan de orde zijnde onderwerpen, Kerk en ambt, heeft het in Nederland zo bejubelde Tweede Vaticaans Concilie een nieuw geluid willen laten horen. De positie van de lekengelovigen is daar op uitdrukkelijke wens van de grote meerderheid van de bisschoppen sterk opgewaardeerd, zoals in de constitutie Lumen gentium werd vastgelegd. Het gemeenschapskarakter van de Kerk is daarin sterk benadrukt evenals het algemeen priesterschap, terwijl de hiërarchie wordt gezien als dienstbaar aan het ‘Volk Gods’. Juist die dienstbaarheid van bisschoppen is destijds door bisschop Möller zo onder de aandacht gebracht in zijn voordracht over ‘macht en leiding als dienst in de Kerk’ (1987). Hij zegt o.m. in dat verband:”De Christelijke leer moet door de bisschoppen gebracht worden op een wijze die aangepast is aan de eigentijdse behoeften en daarom beantwoordt aan de moeilijkheden en de vragen welke de mensen het meest beangstigen…… Omdat de Kerk tot taak heeft in gesprek te komen met de menselijke gemeenschap temidden waarvan zij leeft, zijn het allereerst de bisschoppen die naar de mensen toe moeten gaan om in gesprek met hen te komen en dit gesprek op gang te brengen. Willen in deze gesprekken de waarheid en het inzicht steeds verbonden zijn met de liefde, dan zullen zij zo gevoerd moeten worden dat duidelijkheid van zegging erin samengaat met nederigheid en zachtmoedigheid. Ook zullen zij moeten geschieden met gepaste voorzichtigheid die gepaard gaat met vertrouwen”. Hierbij kan ik alleen maar verzuchten:”als dat toch eens waar mocht worden!”.

In afwachting van uw antwoord wens ik u vrede en alle goeds,
Hans van der Horst, geestelijk begeleider, Vianen.

* * * * *

(27 februari 2008)
Ik ben van mening dat het niet verantwoord is om de kerken zo leeg te laten stromen, doordat  veel mensen weinig op hebben met de ge- en verboden van de curie/en paus(oude mannen die zich krampachtig vasthouden aan het leergezag). De wereld ontwikkelt zich  maar de kerk blijft rigide in de leer dus erg statisch. Ook democratie is nauwelijks aanwezig in een horizontale institutie; is eigenlijk achterhaalde vorm in onze tijd. Niet verwonderlijk dat duizenden mensen geen binding meer hebben in genoemde vorm.

Het is dan ook heel goed dat de dominicanen verder kijken en denken aan de toekomst; en zij verdienen daarbij alle respect, vaak tegen de bestaande stroom in. Ze zijn niet tegen de kerk maar willen graag meedenken aan oplossingen naar de toekomst, wat erg nobel en dapper is, volgens mij.

Als er niets gedaan wordt zal er weinig anders overblijven dan een handvol oude vromen mensen die alles voor zoete koek aannemen.

Ik zou dringend willen oproepen dat bij alle katholieken die de kerk een goed hart toedragen, zij veel gehoor zullen vinden. Het perspectief ziet er anders heel somber uit.

Gaarne Uw reactie.
Hoogachtend,
M. Schoots, lid Mariënburgvereniging

* * * * *

(25 februari 2008)
Aan de Hoogeerwaarde heer Carlos A. Azpiroz Costa, magister van de orde der predikbroeders.

Hoogeerwaarde heer,
Te uwer informatie doe ik u in de bijlage een artikel toekomen dat ik schreef voor het maandblad van onze parochie Maria Virgo Regina in Bennekom, Nederland.

In het parochieblad en op de website van de parochie heb ik de parochianen uitvoerig bericht over de brochure "Kerk en Ambt" en van commentaren en dergelijke die naar aanleiding daarvan zijn geschreven.

In artikelen die aan het bijgaande artikel zijn voorafgegaan heb ik uitdrukking gegeven aan de hoop en de verwachting die Kerk en Ambt aan mij en aan velen bood op een open en vruchtbaar gesprek met de leiding van de Kerk. Helaas heb ik in bijgaand artikel van mijn teleurstelling moeten laten blijken dat u, door het commentaar van professor Hervé Legrand te doen verspreiden, geen bijdrage aan onze hoopvolle verwachtingen hebt gegeven.

Met u hoop ik er nochtans op te mogen blijven vertrouwen dat het kleinst sprankje kan opvlammen tot een laaiend vuur.

Met de meeste hoogachting,
Timo M. Harmsen

* * *

Hoop vervlogen? Een vervolg

Toen ik mijn vorige artikel Hoop vervlogen?, in verband met de deadline voor het inleveren van de kopij afsloot, had ik nog maar vluchtig kunnen kennis nemen van het commentaar van pater Hervé Legrand o.p., theoloog en ereprofessor aan het Institut Catholique de Paris. Legrand schreef zijn commentaar op verzoek van de magister, generaal overste, van de orde der dominicanen. In een brief maakte de magister het commentaar van Legrand tot het officiële standpunt van de orde en zond het aan het Nederlandse episcopaat en aan alle Nederlandse parochies. Vanwege de aard en de inhoud van dat stuk moet dat ernstig worden betreurd. Het geschrift van Legrand ervaar ik als een uiterst onvriendelijke en onbroederlijke bejegening van zijn ordegenoten, aan wie hij zelfs de bevoegdheid ontzegt te spreken tot ons, de gelovigen aan de basis van de kerk. Zijn commentaar is daardoor evenzeer een affront jegens ons. De basis is onbekwaam om zich in deze zaken te mengen. Alleen al daardoor geeft Legrand blijk van een volstrekt onbegrip van de Nederlandse situatie waarom het in deze gaat. Daardoor is het stuk van Legrand, vergeleken met het heldere, goed leesbare en voor ieder verstaanbare betoog van de brochure, volstrekt ongeschikt om aan de parochies voor te leggen. Het geschrift van Legrand mist nu juist die kenmerken die het zou moeten hebben om met de mensen, voor wie het is bedoeld, te communiceren. Dit maakt het des te onbegrijpelijker dat de magister van de dominicanen ertoe is overgegaan het geschrift van Legrand tot het zijne te maken en aan de parochies toe te zenden.

Het is niet mogelijk, niet mijn bedoeling en ook niet mijn competentie om op het commentaar van Legrand in al zijn theologische en kerkdisciplinaire aspecten in te gaan. Maar het zou u wel mogen aansporen om de stukken1 zelf ter hand te nemen en te lezen en er met elkaar over te spreken. Want het gaat ons aan. Ja ons, wij die de Kerk vormen. Wij die elke week samen komen om te vieren dat wij kerk zijn van Jezus Christus en ons met Hem en met elkaar verbinden. Wij samen met de hiërarchie. En als Legrand vindt dat de brochure Kerk en Ambt polariseert, stemming maakt tegen de hiërarchie van de kerk, begrijpt hij de grondtoon niet. Kwesties als het verplichte celibaat, de vrouw in het ambt, de decentralisering van het bestuur van de kerk worden al vele jaren aan de orde gesteld. Door de basis – die van Legrand niet spreken mag – maar ook door vele individuele bisschoppen en priesters. Maar de kerk, de hiërarchie gaat daar niet op in, argumenteert niet of reageert alleen met een machtswoord2, zoals Johannes Paulus II die de vrouw in het ambt voor altijd onbespreekbaar maakte (1994)3.

Het is ronduit pijnlijk te moeten lezen dat Legrand spreekt van aansporen tot schismatiek handelen. Hij doelt daarbij in het bijzonder op de volgende passage in de brochure: Wij pleiten er met klem voor dat onze kerkelijke gemeenten, de parochies, in de huidige noodsituatie van het tekort aan gewijde celibataire priesters creatief de theologisch verantwoorde vrijheid nemen – en krijgen – om uit hun midden hun eigen voorganger resp. team van voorgangers te kiezen. 

Op grond van de voorrangspositie van het ‘volk Gods’ boven de hiërarchie – uitdrukkelijk tijdens het Tweede Vaticaans Concilie uitgesproken – mag van de diocesane bisschop worden verwacht deze keuze in goed overleg te bevestigen door zijn handoplegging. Mocht de bisschop de wijding of inordening weigeren op grond van argumenten die niet het wezen van de eucharistie raken, zoals de celibaatsverplichting, dan mogen de parochies erop vertrouwen, dat zij toch echt en waarachtig eucharistie vieren wanneer zij biddend brood en wijn delen. En – als ik dan maar, net als Legrand, de spijkers op het lage water zoek – ‘pleiten voor’ is geen ‘oproepen of aansporen tot’, zoals Legrand kennelijk leest. Wie echter de situatie hier kent en bijvoorbeeld op 10 november 2007 de studiedag in de Amsterdamse Dominicuskerk heeft meegemaakt, waar 550 mensen uit het hele land bijeen waren – een menigte als op de pinksterdag uit de Handelingen – en vooral ook de gevoelens van de parochies kent, weet dat niemand een schisma wil. Het is juist een zoeken van hoe kunnen we in deze voor de kerk benarde tijd in onze contreien de kerk bijeen en overeind houden, zodat er niet nog meer kerken gesloten behoeven te worden en plaatselijke geloofsgemeenschappen uit elkaar vallen.

Intussen houden wij het merendeel van onze zondagvieringen als een noodoplossing in de vorm van woord- en communievieringen, die velen – ook al berust deze constatering niet op een representatieve enquête – toch als een eucharistieviering ervaren. En ook de van tijd tot tijd te houden zogenaamde agapè-vieringen ontmoeten in onze parochie veel enthousiasme. Van de bisschoppen is in deze geen bevrijdend woord te verwachten. We zullen dus zelf op de weg moeten voortgaan die het geweten ons wijst, (overigens geheel in de geest van de brochure ‘Kerk en Ambt’, die – over het kiezen van voorgangers – stelt: “wij pleiten ervoor, dat parochies hierin met meer zelfvertrouwen en durf zullen handelen”)4.

Timo Harmsen, webmaster van de parochie Maria Virgo Regina te Bennekom

___________

1 De brochure Kerk en Ambt, het hier bedoelde commentaar van Legrand, een reactie daarop van Dr. Hermann Häring, idem van Erik Jurgens, een verslag van een debat met hulpbisschop de Korte: deze stukken zijn te vinden op www.katholieknederland.nl, www.dominicanen.nl, www.rk-kerkplein.org. En als u er mij om vraagt wil ik ze u graag toezenden, eventueel tegen een kleine onkostenvergoeding.
2 Vergelijk hier wat Bluyssen en Rooyakkers in hun boek (2002) “God verborgen en nabij” op bladz. 353 zeggen over de (on)afhankelijkheid van de gelovige van het kerkelijke gezag en het democratisch functioneren van een eenhoofdige leiding.
3 Zie: http://www.womenpriests.org/nl/church/ordinati.asp alsmede: http://www.rkkerkbennekom.nl/vrouwelijke_priester_ingekort.htm.

4 De onmiddellijk na het verschijnen van de brochure in augustus 2007 door de bisschoppen toegezegde meer inhoudelijke reactie is, voor zover mij bekend, nog niet verschenen. Zie ook Van de priesternood een deugd maken van drs. Kees Kok. 

* * * * *

(24 februari 2008)
Open brief aan Carlos A. Azpiroz Costa, o.p. magister
en generale curie van de predikbroeders.

Hierbij stuur ik u een antwoord op uw brief d.d. 7 januari 2008 “Vanwege de magister en generale curie van de orde van de predikbroeders”. Wat betreft de ecclesiologische lezing opgesteld door Hervé Legrand o.p. verwijs ik graag naar het antwoord van Dr. Hermann Häring waarin ik mij van harte herken.

Reactie op uw meeleven en toezegging
Het is verkwikkend te lezen dat u, als magister en generale curie, schrijft: ”Terwijl wij meeleven met de zorg voor het tekort aan gewijde priesters voor de dienst aan het volk van God…” U verbindt daaraan een toezegging: “wij zijn bereid om na te denken over alternatieve oplossingen voor de zware problemen waarmee Nederland en andere delen van de kerk te maken hebben”.

Dit is de eerste keer sinds decennia dat een hoge kerkelijke instantie laat weten onze zorgen te delen, en serieus te nemen wat wij als zware problemen ervaren. Uw brief aan de katholieken in Nederland versta ik dan ook als een uitnodiging aan individuen en groepen om onze zorgen en problemen aan u toe te vertrouwen. Ik stimuleer mensen om dat te doen.

Uw toezegging tot bereidheid om te denken over alternatieve oplossingen, klinkt mij als muziek in de oren. Uit uw brief maak ik op dat u daarbij een brugfunctie wilt vervullen. Enerzijds contacten opbouwen waardoor u en wij in Nederland (q.q. in andere landen) met elkaar mee kunnen denken. Anderzijds verwacht ik dat u contacten opbouwt met de instanties – zoals u schrijft – “die hiervoor de eigen en gewone macht zowel binnen de orde als binnen de kerk hebben”. Het door u toegezegde “nadenken over alternatieve oplossingen” zal dan kunnen leiden tot oplossingen die aan de nood een einde kunnen maken.

Pleidooi voor een open manier van theologiseren
U stelt vervolgens dat “een zoeken naar een oplossing dient te gebeuren binnen het geloof van de kerk…” Ten aanzien van de oplossing die uw broeders voorstellen bent u van mening dat deze niet overeenstemt “met de constante en authentische traditie van de katholieke kerk”. (Is die traditie overigens zo constant? Is er wellicht ook sprake van meerdere authentieke traditiestromen?) U gaat volgens mij uit van de kerk zoals die zichzelf ziet. Theologiseren is dan het zoeken in Schrift en traditie naar uitspraken die dit zelfbeeld bevestigen. De Ecclesiologische lezing van Hervé Legrand zie ik als een schoolvoorbeeld van deze wijze van theologiseren, die ik als een gesloten systeem kan kwalificeren.

Daarnaast is een open manier van theologiseren mogelijk. Deze durft vragen te stellen bij de manier waarop de kerk zichzelf ziet door enerzijds Schrift en traditie in hun eigen context te verstaan en anderzijds te zoeken naar de tekenen van de tijd waarin we zelf leven. Naar mijn mening is Kerk en Ambt een schoolvoorbeeld van een pastorale brochure die in alle zorgvuldigheid gefundeerd is op deze open manier van theologiseren, die in Nederland – en elders - onder kritische katholieken een gangbare manier van gelovige communicatie vormt.

In de eerste christelijke gemeenten vinden we beide manieren van theologiseren. Een bekend voorbeeld is Jakobus die de door Jezus begonnen traditie onveranderd wil handhaven. Hij verzet zich tegen Petrus die de reinheidsvoorschriften overtreedt door bij de heidense honderdman Cornelius thuis te eten. Hij voert oppositie tegen Paulus die de doop ziet als initiatie in plaats van de besnijdenis. Uiteindelijk herkent de gemeente in de nieuwe ontwikkelingen de tekenen van de tijd en het werken van de Geest van de verrezen Heer. In de lijn van dit geloof in de levende Heer die zijn gemeente vernieuwt, hebben we het Tweede Vaticaans Concilie ervaren. In deze lijn beantwoordt de brochure Kerk en Ambt volgens mij uitstekend aan wat u stelt in uw brief dat “de oplossing dient te gebeuren binnen het geloof van de kerk”.

Eucharistie zonder priester mogelijk
In de nieuwtestamentische gemeenten is sprake van meerdere ambten, maar het ambt van hiëreus, ‘priester’ wordt nergens genoemd. Zo publiceerde Bas van Iersel in Schrift (nr. 10, augustus 1970): “Priesters in de sacrale betekenis van het woord zijn er in de nieuwtestamentische periode niet. Ja sterker: het valt aan te nemen, dat men de ambtsdragers met opzet niet met dergelijke sacrale benamingen heeft aangeduid”. Zijn conclusie luidt dan ook: “de Schrift geeft ruimte. De staf van een gemeente of van de kerk kan op diverse manieren georganiseerd worden, mits deze organisatie dienstig is voor wat de kerk moet doen: voortzetten wat Jezus begonnen is.”

Er is dus een periode geweest waarin er in de kerk geen gewijde priesters waren die als middelaars tussen God en het volk optraden. Dat gewijde priesters nodig zijn voor een geldige eucharistieviering is in de kerk dus geen constante traditie. Er is immers in die eerste eeuw door christenen aan de opdracht van Jezus voldaan om het brood te breken en de beker te delen als gedachtenis aan hem. Wat in den beginne was, is ook mogelijk voor de toekomst.

Al is het ontstaan van de gewijde priester een latere kerkelijke ontwikkeling, toch zou ik die wel authentiek willen noemen. Zowel in de orthodoxe kerken als in de catholica heeft het oude papieren. Het is een eerbiedwaardige traditie die kenmerkend is voor deze kerken. Daarbij plaats ik twee opmerkingen. Ten eerste is het één traditie naast een andere authentieke traditie die we bijvoorbeeld in de reformatie vinden waar men geen gewijd priesterschap kent. En ten tweede: ook het kerkelijk priesterschap kent een grens. Wanneer de plaatselijke gemeenten onvoldoende priesters hebben om voor te gaan in de eucharistie, zullen zij maatregelen moeten nemen om te zorgen dat de opdracht “Doet dit tot mijn gedachtenis” wordt nagekomen. Kerk en Ambt wijst hiervoor volgens mij op heel prudente wijze een weg.

Wat kunnen we van de Dominicanen verwachten?
U ziet in Kerk en Ambt een oproep tot “een pastorale actie die ingaat tegen de praktijk van de kerk”. Voor mij geeft u daarmee heel duidelijk de doelstelling weer van de brochure. U voegt daaraan de mening toe dat het niet tot hun verantwoordelijkheid hoort een dergelijke oproep te doen.

Ik begrijp deze uitspraak zo dat u – als orde van de predikbroeders – niet kunt medewerken aan deze pastorale actie die uit nood is geboren. Maar kunnen Dominicanen volgens u wel in vrijheid nadenken over de onderliggende theologische vragen die het wezen raken van de kerk zoals die zichzelf ziet? Ik noem er enkele. Kan je eucharistie vieren zonder gewijde priester? Wanneer gaat de kerk in tegen haar evangelische opdracht door vast te houden aan eigen kerkelijke tradities? Wanneer heeft het volk Gods het recht en de plicht om de trouw aan het evangelie – de opdracht van de Heer: “Doet dit tot mijn gedachtenis” - te stellen boven gehoorzaamheid aan de kerkelijke leiding?

Uit uw toezegging om met alle betrokkenen mee te zoeken naar oplossingen voor het probleem blijkt dat Dominicanen zich wel kunnen inzetten om een verandering te bereiken. Het gaat dan om zaken als: het herstellen van het recht van de gemeente om hun eigen (team van) voorgangers voor te dragen; - volgens Legrand “een frequente praxis in de Germaanse landen en Italië tot aan de Reformatie en zelfs daarna”. Maar ook om het verplichte priestercelibaat los te laten en ‘viri probati’ – voortreffelijke, eerzame mannen – de handen op te leggen.

De kerkelijke nood die Kerk en Ambt signaleert is slechts het topje van een ijsberg. Vanuit de bijbelse oorsprong én een open analyse van de nieuwe mogelijkheden, uitdagingen en noden in de huidige wereld zal heel de traditie van de kerk in al haar aspecten doorgelicht en onderzocht moeten worden. Gaandeweg zal zo een blauwdruk ontstaan – theoretisch en praktisch uitgewerkt – voor de kerk in de 21ste eeuw. Een kerk die zout voor de aarde en licht voor de wereld is. Gelukkig zijn er – hier in Nederland en daarbuiten – voldoende mensen die zeer kerkbetrokken en deskundig zijn en tegelijk onafhankelijk zodat zij in vrijheid en vrijmoedigheid aan deze opgave kunnen werken. Ik begrijp van u dat we daarbij wat u betreft niet op de Dominicanen hoeven te rekenen. Het zij zo.

Wel breng ik in herinnering uw toezegging om mee te zoeken naar oplossingen voor problemen die in Kerk en Ambt worden genoemd. In nood leer je je vrienden kennen is een Nederlandse uitdrukking waarvan ik hoop dat die in uw en ons geval van toepassing zal zijn. Daarom zou ik graag van u vernemen hoe groot de speelruimte is die u als magister en curie ziet in dezen. Kunnen we verwachten dat u werkelijk actief mee zoekt naar oplossingen en door zult gaan tot onze kerk kiest voor een beleid waardoor aan de pastorale noodsituatie een einde komt. Ik hoop het van harte.

In afwachting van uw antwoord,
Ton van den Ende

* * * * *

(19 februari 2008)
Aan Magister van de Orde der Dominicanen,

Hierbij betuig ik mijn respect en waardering voor de brochure: Kerk en Ambt, en de auteurs, die op een eerlijke en open wijze diverse problemen aan de orde en ter discussie stellen.

Toch waren er in mijn woonplaats enige personen (waaronder een priester), die dit document kapittelden….zonder dit te hebben gelezen. Er staat echtergeen onvertogen woord in.

Vanaf 12/1 tot 3/4 vertoeven mijn echtgenote Alicia en ik in Chili en dank zij mijn laptop en Kerkplein + Nieuwsbrieven kan ik alle interessante stukken en reacties lezen.

Ik heb genoten van de reacties van Prof. H. Häring en Erik Jurgens  (+ Harrie Smeets) op de hovaardige en liefdeloze brief van Prof. Legrand, die als een groot-inquisiteur vanuit een ivoren toren meent zijn medebroeders de les te moeten lezen en hen min of meer als onnozele afgedwaalden typeert in plaats van pastoraal en eigentijdse deskundigen, die de moed hebben een aanzet te geven voor een open en eerlijke discussie.

Tijdens een bespreking van het bestuur van de Marienburg Vereniging,afd.Twente, met Kardinaal Simonis in zijn paleis stelde hij dat er nimmer sprake zou kunnen zijn van benoeming van vrouwen tot priester met het valse argument dat Christus alleen mannen en geen vrouwen had uitgekozen tot apostel, waarop ik repliceerde…maar ook geen Pool.

Het is te hopen dat de brochure wereldwijd erkenning en steun ondervindt.

Hier in Chili is dit document nog onbekend, maar ik breng het wel ter sprake.

Met hoogachting,
Mr. M.J.A. van Kerkhoff

* * * * *

(16 februari 2008)
Geachte Pater Magister, 

De brief van Pater Legrand riep in mij gevoelens op van verdriet, teleurstelling en verontwaardiging. De Nederlandse Dominicanen hebben hun brochure geschreven, omdat zij bezorgd waren over het probleem van een tekort aan priesters. Het kritische antwoord van Professor Legrand deed totaal geen recht aan de intentie van de schrijvers. Ook las ik er geen uitnodiging tot gesprek in, om gezamenlijk te zoeken naar mogelijkheden om het probleem op te lossen.

In een commentaar las ik: “… de brief is een intellectualistisch antwoord op een pastoraal bewogen betoog” en: “…een antwoord vanuit het verleden, niet vanuit het nu”…

We worden om de oren geslagen met kerkwetten en met wat mensen in het verleden gezegd hebben, maar krijgen geen antwoord op de vraag hoe in de toekomst mensen Eucharistie kunnen vieren. Ik ben maar een eenvoudige gelovige, maar ben ik op een verkeerd spoor als ik denk dat wetten die eeuwen na de dood van Christus door de Kerk gemaakt zijn, ook weer door diezelfde Kerk veranderd kunnen worden?

Vorige week vroegen mensen mij; “Waarom maak je je nog druk om wat de Hiërarchie zegt, je bent lid van een levende kerk die probeert te leven en te doen wat Christus deed en zei ’Doe dit tot mijn gedachtenis’.” Ik realiseer me dat God groter is dan de Kerk en Hem dien ik. Maar toch maak ik me zorgen om het feit dat die Kerk zoveel mensen niets meer zegt, dat zij ervan vervreemd zijn. Weten bestuurders wel wat er aan de basis leeft?

Soms vraag ik me af of de Heilige Geest zo - op een voor ons onbegrijpelijke manier - werkt, om alle religies te transformeren tot een: ‘mogen allen één zijn’…

In de brief van Dr. Häring vind ik veel van mijn gedachten en gevoelens terug. Ik denk ook dat menig gelovige er mee in zal stemmen. Van harte hoop ik dat u een werkgroep in zult stellen die de brief van Dr. Häring serieus bestudeert.

Ik bid de Heilige Geest dat Hij u tot gids mag zijn.

Met vriendelijke groet,
(Mrs.) Chris de Leeuw, Zaandam

* * * * *

(14 februari 2008)
Hubert Michiels van Kessenich stuurt in een brief aan de Magister van de Orde der Dominicanen zijn reactie met commentaar op de tekst van prof. H. Legrand. 

* * * * *

(13 februari 2008)
Beste Pater Magister van de Dominicaner Orde,

Het eerste bijbelse getuigenis over ‘de Maaltijd des Heren’ vinden wij in de brief van Paulus aan de parochiegemeenschap van Korinthe, waartoe rijke reders maar ook hongerige slaven behoorden. Hij schrijft de rijken, dat zij zich een dodelijk oordeel eten en drinken, omdat zij het Lichaam van de Heer niet erkennen. Aldus maakt Paulus ons, ook in samenhang met de volgende hoofdstukken, tot en met 13, het hooglied van de liefde, het wezenlijke duidelijk aangaande het ‘breken van het brood’.

Het erkennen van het Lichaam van de Heer hangt voor de apostel niet af van een al of niet sacraal gewijde voorganger, maar van de saamhorige beleving van de tafelgenoten, als zijnde één lichaam, met verscheiden organen en ledematen. Samen bezield door de helende kracht van Jezus’  Geest.

In twee of drie, en in velen samen, in dat volk van God onderweg (Vaticanum II) is Jezus Messias tastbaar levend present, in de onderling van harte verbonden gemeenschap. Zijn opdracht ‘Doet dit om mij levend bij U te ervaren’ is naar mijn en veler oprechte geloofservaring, geen sacrale liturgische opdracht, maar een oproep gericht aan heel de gemeenschap, om samen het brood en de beker van het eigen leven te delen.

Voor de huidige bestaande kerk betekent die wijze van geloven echter een volledige ommekeer. Want aldus de eucharistie beleven ondergraaft de grondvesten van de bestaande kerk, die immers is gefundeerd op de sacrale wijdingsmacht over het geestelijk heil, van bisschop op bisschop vanaf de apostelen in een eindeloze stamboom aan gewijde priesters doorgegeven.

Zoals ooit de tempel van Jeruzalem, waarvan Jezus de vernietiging voorspelde, zal vanuit deze geloofsvisie in feite ook van het beeld van de koepel in Rome geen steen op de ander blijven. Tot heil overigens, vertrouw ik, van alle mensenkinderen, niet alleen van de rooms katholieken. De Joodse tempel is in feite verwoest en in elkaar gestort. Maar het Joodse volk, zelfs dwars door alle pogroms en concentratiekampen heen, bestaat nog steeds. En hoe! Zo’n klein aantal en zulk een heilzame gelovige  inbreng!

Waarom kan ook het volk van onze kerk dat Jezus als Messias beleeft, niet vol vertrouwen heilzamer dan ooit dóór leven wanneer de kerk van de Sint Pieter met zijn gesacraliseerde piramidale structuur in elkaar zou storten en er aldus volop ruimte komt voor de tafel waar eindeloos veel mensen zich als wat brood, als een teug wijn, de een voor de ander, zich te verliezen geven? Is er groter geloof te vinden?

En getuigt de oproep van de Nederlandse predikbroeders niet juist van dat vertrouwvolle geloof? Zeg eens eerlijk, pater Generaal …

In zusterbroederlijke verbondenheid,
Fred Keesen 

* * * * *

(10 februari 2008)
Kerk en ambt – een debat met mgr. G. de Korte 

Dr. André Lascaris, dominicaan en medeauteur van Kerk & Ambt, hield een inleiding op het debat dat de Geert Grote Universiteit organiseerde op 10 februari 2008 in Deventer. 

* * * * *

(4 februari 2008)
Aan de Orde der Predikbroeders in Rome en het Provincialaat in Nederland,
"...tot mijn gedachtenis". Maar als er geen eucharistie meer is, mogen wij Hem dan toch vergeten? Ik blijf hopen dat hoe dan ook "eucharistie" wekelijks kan doorgaan.
Met achting,
Wim Raes, Vlaanderen

* * * * *

(2 februari 2008)
Commentaar KERK EN AMBT discussie
Kern van de zaak lijkt me het bijgelovige geloof  van de officiële r.-k. kerk

  • dat Jezus de kerk zoals die nu feitelijk bestaat gesticht heeft;
  • dat Jezus een ongeloofwaardig ingreep zou hebben gedaan om het wezen van brood te veranderen in zijn eigen lichaam met de opdracht dit te eten;
  • dat Jezus bij het laatste avondmaal die wondermacht – zonder handoplegging – zou hebben verleend aan de aanwezige apostelen;
  • dat deze wondermacht middels handoplegging zou zijn doorgegeven aan de priesters die door bisschoppen zijn gewijd;
  • dat priesters die met goedkeuring van de kerk een geldig huwelijk sluiten  niet meer het wonder mogen voltrekken.

Met de meeste hoogachting
Harrie Smeets, Arnhem

* * * * *

 (2 februari 2008)
Geachte broeders in Jezus Messias,
Naar aanleiding van de brochure van de Nederlandse Dominicanen over Kerk en Ambt, organiseerden we in Vlaanderen een open denkdag om die brochure te bestuderen, kritisch te bekijken en naar onze eigen Vlaamse kerksituatie te actualiseren.
Deze denkdag had plaats op zaterdag 19 januari 2008 en er kwamen meer dan 130 mensen op af, die zich grotendeels in de brochure herkenden.
In bijlage zend ik u het uitgebreid verslag van die denkdag, aangevuld met enkele andere teksten.

Hopend dat deze bijdrage vanuit de basis van de Vlaamse kerk mag meeklinken in het debat.
Met hartelijke groeten,
Paul De Witte, Woordvoerder Basisbeweging voor Democratie in Samenleving en Kerken

* * * * *

(2 februari 2008)
Reactie op het Antwoord van de Magister der Predikheren.
Hier staat de reactie van de hand van Dr. Erik Jurgens.

* * * * *

(2 februari 2008)
Spreekverbod
Vrijheid van mening, en dus van spreken en publiceren  is een fundamenteel recht van de Nederlandse grondwet.
Door het verbod van de Magister van de Orde der Dominicanen in Rome, opgelegd aan het algemeen bestuur van de Nederlandse orde van de dominicanen vernedert de Magister de Nederlandse orde van de Dominicanen,  laat daarmee hun medebroeders vallen en handelt bovendien tegen de geest van de Nederlandse grondwet.
Dit bevestigt de mening van velen (ook van katholieken), dat  fundamentele waarden eerder buiten dan binnen de huidige kerkvorm gezocht moeten worden.
Deze houding bevordert daarmee de grote kerkverlating.
Het optreden van de Magister sluit meer aan bij de houding van Dominicanen tijdens de middeleeuwse Inquisitie dan bij een bijbelse Christus.
Wim van der Velden

* * * * *

(31 januari 2008)
Veelzeggend zwijgen

De dominicanen hebben  op 30 januari j.l. via hun webpagina www.dominicanen.nl te kennen gegeven dat ze op verzoek van de magister van de orde niet meer als pleitbezorger van de brochure “kerk en ambt” op zullen treden noch zullen reageren op de reactie van pater Hervé Legrand o.p. We vatten dit op als een veelzeggend zwijgen. 

In de brochure “kerk en ambt” is door de auteurs namens de orde van dominicanen een bezorgdheid uitgesproken die velen in Nederland met hen delen, waaronder het oecumenische IWFT Vrouwennetwerk Theologie. Ook wij zijn bezorgd om de toekomst van de kerk en waarderen de moed om misstanden bij de naam te noemen en uit te dagen tot verdergaande reflectie in de binnen de dominicanenorde gebruikelijke geest van “broederlijkheid en scherpe inhoudelijke discussies”. 

Als IWFT Vrouwennetwerk Theologie richt onze aandacht zich vooral op vragen die met de positie van vrouwen in de kerk en met de rol van gender te maken hebben. We achten het van groot belang dat de vraag naar de wijding van vrouwen en gehuwden tot priester op de agenda van het theologisch gesprek blijft en de discussie in alle zusterlijkheid en broederlijkheid gevoerd wordt. 

Prof. Dr. Angela Berlis, namens het Bestuur IWFT Vrouwennetwerk Theologie


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol