God is ieder ogenblik nieuw  
Home > Thema's > Kerk zijn > Andere onderwerpen "Kerk zijn" > God is ieder ogenblik nieuw
Dr. Erik Borgman
15/1/10

                                  

God is ieder ogenblik nieuw

           Gelezen: Amos 9, 7-9; Johannes 1, 1-22

 

1.

God is ieder ogenblik nieuw. Deze telkens nieuwe God kennen we dankzij de bijbelse en kerkelijke tradities en in het bijzonder dankzij het leven en spreken, het sterven en verrijzen van Jezus van Nazaret. De getuigenis komt uit het verleden, maar de God van Jezus is en blijft ieder ogenblik nieuw. Steeds wordt afgebroken wat wij aan religieus handgeld en aan theologische koopwaar in bezit denken te hebben – het verhaal van de tempelreiniging. Maar juist zo krijgen wij deel aan het ware feest dat het leven bedoelt te zijn – het verhaal van de bruiloft van Kana. Misschien is het, zusters en broeders, niet helemaal vreemd aan de geest van Edward Schillebeeckx om op deze plaats zo nadrukkelijk theologisch in te zetten. Minder vreemd in ieder geval, dan om zijn ideeën steeds maar weer te verbinden met de kerkpolitieke conflicten die zij opriepen, zoals ook de laatste dagen weer gebeurd is – tot in de Osservatore Romano. Het is waar, de visies en vergezichten die Edward in artikelen en boeken ontwikkelde, riepen binnen de kerk tegenspraak en conflict op. Dat was en is pijnlijk, allereerst omdat elk diep conflict pijnlijk is en zeker een conflict met vertegenwoordigers van de gemeenschap in verbondenheid waarmee en in dienst waarvan je denkt, spreekt en werkt – want dat was de kerk voor Edward. Maar de kerkelijke conflicten rond Edwards denkbeelden waren vooral zo pijnlijk, omdat hij er nu juist op uit was het belang van een strijd tussen binnenkerkelijke posities te relativeren. Het moest voor hem gaan om God: God, die zijn schepping geeft als ruimte voor goed leven, die in de geschiedenis met ons meetrekt en voorgaat naar dat goede leven, het goede leven dat God uiteindelijk zelf is. De kerk, niet alleen de kerk van paus en bisschoppen, maar juist ook de telkens lokale en concrete geloofsgemeenschap – de kerk is er nooit omwille van zichzelf, schreef hij in ‘Mensen als verhaal van God’. Zij moet zich telkens opnieuw laten gezeggen, door de God van wie Jezus de ikoon is, maar die ieder ogenblik nieuw is en steeds weer op ongekende wijze bevrijdt.

2.

Deze voortdurende nieuwheid van God maakte de theologie voor Edward zo spannend. Daarom bleef hij werken ‘met koortsachtige aandrang’, en had hij niet de neiging voldaan terug te kijken op wat hij allemaal al bereikt had – al die eredoctoraten en onderscheidingen. De belangrijkste tekst was altijd de tekst die hij aan het schrijven was. In 2000 was ik getuige van het enthousiasme waarmee hij sprak over het laatste boek dat hij nog wilde schrijven, over christelijke sacramenten en rituelen. Omdat hij hiermee het onderwerp zou hernemen van zijn eerste boek uit 1952, ‘De sacramentele heilseconomie’, zou dit zijn theologische levenscyclus mooi rond maken. Vijfentachtig jaar oud en dan zo vol van wat er nog moet komen! Het zat er uiteindelijk toch niet meer in, moest hij enkele jaren geleden toegeven. Betekent dit nu dat, na een leven lang buitensporig hard werken en onmatig veel schrijven, zijn theologisch oeuvre onvoltooid is gebleven?

Je moet denk ik zeggen dat Edward heel goed wist dat de definitieve theologischetekst niet te schrijven is. Hij, die decennia lang letterlijk vrijwel al zijn dagen en nachten aan de theologie gaf, die naar het scheen bijna alles op theologisch gebied zeer intensief las, gezien de wirwar van strepen en notities in zijn vele boeken, en die dan bovendien meestal nog de radio aan had staan, om ook van de woelingen van de tijdgeest zo weinig mogelijk te missen; dezelfde Edward die zich in een artikel spiegelde aan Thomas van Aquino die ooit de viering van Witte Donderdag gemist zou hebben om aan de teksten voor Sacramentsdag te kunnen werken, zo aangevend dat de theologie voor hem een vorm van eredienst was – deze zelfde Edward kon de theologie vergaand relativeren. In de inleiding van wat waarschijnlijk wereldwijd zijn meest gelezen boek is, ‘Jezus, het verhaal van een levende’, zegt hij er zich heel goed van bewust te zijn dat de wetenschappelijk-kritische benadering van zijn theologie slechts één van vele mogelijkheden is. Meer dan zeshonderd bladzijden verder, tegen het einde, schrijft hij dat het uiteindelijk gaat om het vertrouwen in de persoon van Jezus, en hoe het vertrouwen in een persoon tot stand komt, dat blijft een mysterie. Theologie is er niet omwille van zichzelf, zoals ook de bijbelse geschriften er niet zijn omwille van zichzelf. “Elk afzonderlijk nieuwtestamentisch geschrift, evangelie of brief”, zo schreef Edward in ‘Gerechtigheid en liefde’, “heeft het over het in en door Jezus ervaren heil”, en nodigt uit tot een vergelijkbare ervaring bij de lezers. Altijd in nieuwe, door iedere generatie steeds zelf te exploreren omstandigheden.

3.

Theologie was voor Edward zoveel als een hulpwetenschap voor het gelovige mens-zijn, omdat Gods eer volgens hem niet lag in het ware spreken, maar in het opbloeien van de ware menselijkheid: gloria Dei vivens homo, de glorie van God is de levende mens, omdat God een Deus humanissimus is, een bij uitstek op menselijkheid bedachte God. Een dergelijke God wordt geëerd door een bij uitstek menselijk theoloog – met ook zijn kleinmenselijke onhebbelijkheidjes, zeker, maar vooral zijn haast militante gewoonheid. Toen hij wereldberoemd was en velen naar zijn geleerdheid opkeken, leek hij vooral op te leven van persoonlijke warmte. Hij kon met grote innigheid spreken over zijn familie en zijn ouderlijk huis, over zijn vader van wie hij het altijd harde werken geërfd dacht te hebben, en over zijn moeder, die hem geloof had bijgebracht – een geloof dat zo sterk was dat het alle stormen van zijn leven doorstond. De kamergeleerde die in het Albertinumklooster enigszins aan de rand van de communiteit leek te staan, kon zich mateloos kwaad maken als hij onrecht meende te zien. De beroemde en wat wereldvreemde professor spande zich zozeer in voor een Duitse studente die hulp nodig had, dat zij van het contrast met wat zij eerder in Duitsland had ervaren, nu nog steeds onder de indruk is. Met emeritaat en verhuisd naar een kleine communiteit in Berg en Dal, ontpopte Edward zich tot een betrokken huisgenoot die in alle bescheidenheid zijn bijdrage leverde aan het gemeenschapsleven. En weer later, in de Hugo de Grootstraat, bleek Edward een grote kindervriend. Tot het laatst toe raakte hij mensen. Op de website van de Stichting Edward Schillebeeckx staat een bericht van Geurt Broens, die niet lang voor diens dood midden in de nacht enig noodzakelijk onderhoud verrichte aan Edwards ziekenhuisbed, en uit dankbaarheid een boekje van hem kreeg. Hij kwam om half twee thuis en begon te lezen, zo noteert hij op de website, en ‘ik geloof dat ik om drie uur maar eens gestopt ben, omdat de volgende dag, gewoon weer een werkdag was. De indrukwekkende mens Edward Schillebeeckx zal ik niet meer vergeten’.

Misschien mede omdat hij zo ontwapend kon zijn, waren er ook altijd mensen die zich voor Edward inspanden: die zijn ellenlange zinnen inkortten, die zijn correspondentie voerden en zijn materiaal archiveerden, die zijn chaotische agenda organiseerden en die de ondankbare taak op zich namen zijn dubbele afspraken af  te zeggen als hij weer eens geen nee had durven zeggen. Mensen, en met name één mens, Hadewych die hem tot het laatst toe en met een niet aflatende toewijding hielp bij wat hij niet langer zelf kon – en dat werd tegen het einde steeds meer. Wie zou zich kunnen inbeelden, schreef Domien Vaganée, Edwards Vlaamse provinciaal, een jaar geleden al, dat die vele geleerde boeken werden geschreven door deze breekbare man.

De laatste keer dat ik bij Edward was, gaf hij me een kaart. In zijn nog altijd karakteristieke, maar wel erg bibberig geworden handschrift riep hij mij uit tot de fakkeldrager van zijn theologische erfenis, maar schreef mij bovendien toe dat ik hem  in menig opzicht als theoloog voorbij zou zijn. Ik kende gelukkig zijn neiging tot overdrijven, want hoe zou je anders onder zo’n boodschap niet bezwijken? Ik heb die kaart heel lang stil in de binnenzak van mijn jasje gehouden, tot hij daaruit, bij nota bene de enige inbraak die wij in ons huis ooit meemaakten, werd gestolen. Ik vond het heel erg, maar misschien is ook dit wel een heilzame relativering.

4.

Van Dominicus, met wiens orde Edwards levensverhaal zo onlosmakelijk verbonden was, gaat het verhaal dat hij ooit als student zijn boeken verkocht om zo de  slachtoffers van een hongersnood te kunnen voeden. “Ik kan geen dode  perkamenten bestuderen”, zei hij, “als levende mensen omkomen van de honger”. Ik ben er nog lang niet aan toe de boeken van Edward weg te doen of dicht te laten. Zij moeten dankbaar worden gekoesterd, juist omdat zij zo indringend wegwijzen van zichzelf, van de kerk, en van de cultuur en de samenleving zoals deze dagelijks in de media verschijnen. Edwards werk is erop uit te laten zien hoe door dit alles heen de aanwezigheid oplicht van de God die zijn gelaat getoond heeft in Jezus, die onze geordende wereld steeds weer dooreen schudt, maar die juist zo ware, onversneden bruiloftswijn aanbiedt.

“Ik zie de hemel als de genezing, de voltooiing van deze gebroken, aardse wereld”, zei Edward Schillebeeckx eind jaren tachtig in een televisie-interview; het fragment is afgelopen zondag herhaald. Hoewel hij steeds zei “een gelukkig theoloog” te zijn en tot het laatst toe vooral dankbaar was, is er, als we nu terugkijken op zijn leven, nog wel iets te helen. Edwards zieke, verzwakte lichaam. De kwetsuren die hij in zijn kerkelijke en theologische leven heeft opgelopen. De pijn van hoop, kerkelijk en maatschappelijk, die de bodem werd ingeslagen. Maar er bleef voor Edward altijd God: pure positiviteit, nooit zomaar voor het grijpen, maar ons rakelings nabij. De Levende die Jezus uit de doden deed opstaan, zal zijn, zal ons vertrouwen niet beschamen.

Dat het zo mag zijn.

Erik Borgman

Dr. Erik Borgman, lekendominicaan, hield bovenstaande overweging bij de uitvaart van pater Edward Schillebeeckx o.p. (1914-2009) in Nijmegen, 31 december 2009.


Reactie plaatsen

Reglement

  • Alle reacties worden vóór publicatie door de redactie beoordeeld. Wij behouden ons het recht voor reacties te weigeren of in te korten zonder opgaaf van redenen.
  • Een inzending mag maximaal 1000 tekens bevatten en moet goed leesbaar zijn.
  • Lees andere inzendingen zodat u in uw reactie niet in herhaling vervalt maar nieuwe argumenten geeft. De reactie moet inhoudelijk zijn en iets waardevols toevoegen aan het artikel. Dus bijvoorbeeld geen agressief taalgebruik.
Naam  
E-mailadres  
Plaats  
Uw reactie  
Gebruik maximaal 1000 tekens. U hebt nog 1000 tekens tekens.
Captcha  
   

Terug naar "Andere onderwerpen "Kerk zijn"" | Naar boven

Disclaimer
EnglishDeutschFrancaisEspanol